CAMPUS 6
DEEL 1
Les 2: Gelijk en toch anders – over taalverwantschap
Composi=onaliteit: de betekenis van een zin is de optelsom van de betekenissen van de afzonderlijke
woorden = basisprincipe zinsseman8ek (betekenisleer van de zin / zinsbetekenis)
Betekenis zin bepaald door woordvolgorde
Het meisje met het hondje vergat de bril
Het meisje met de bril vergat het hondje
® zinnen beva@en soms zelfde woorden, maar hebben andere betekenis
Opdracht 2
Valse vrienden: woorden die op een woord uit een andere taal lijken, maar niet dezelfde betekenis hebben
® Kunnen leiden tot verwarring + soms humoris8sch effect
Bv. Duits: schlimm ≠ slim à erg
Bellen ≠ bellen à blaffen
Bv. Engels: slim ≠ slim à slank
Gang ≠ gang à bende
Opdracht 3
Naamvallen zijn niet meer nodig omdat we een vaste woordvolgorde hebben
DL - NL: SVO in hoofdzin, SOV in bijzin
Engels: SVO in hoofdzin en bijzijn
Enkele overblijfselen in NL: ’s morgens < “des” morgens
NL, Duits en Engels hebben een gemeenschappelijke brontaal
® Men gaat eigen varianten verzinnen en er ontstaat een nieuwe taal = zustertaal
® Veel gelijkenissen & een paar verschillen
Opdracht 4
Nederlands en La8jn hebben gemeenschappelijke bron/stamtaal:
• Proto-Indo-Europees
• Grondlegger: William Jones
• Brons8jd, 3 500 v.C.
Gramma8ca reconstrueren: oudste taalbronnen vergelijken + klanken reconstrueren
Mogelijks niet correct: aantrekkelijker gemaakt + vereenvoudigd
Opdracht 5 + 6
Men gebruikt erfwoordenschat / centrale woordenschat
• Basiswoorden (vader, moeder, drie, nieuw)
• Meest betrouwbaar om verwantschappen aan te tonen
• Kans op ontlening is klein
Taalverwantschap: overeenkomsten in klank en vorm tussen erfwoordenschat van twee talen
1
,Indo-Europese taalfamilie is grootste ter wereld
® Kentumtalen
o Kel8sch
o Germaanse talen
o Grieks
o Italisch (Romaanse talen)
® Satemtalen
o Bal8sche talen (Lets, Litouws)
o Slavische talen (Russisch, Bulgaars, Pools, Sloveens, Tsjechisch)
o Indische talen (Hindi, Punjab)
o Iraanse talen (Perzisch, Koerdisch)
o Armeens & Albanees
Ook niet Indo-Europese groepen:
® Fins-Oegrische groep (Baskisch, Fins, Hongaars, Laps, Ests)
® Afro-Azia8sche groep (Arabisch, Hebreeuws)
® Altaïsche groep (Turks)
* Baskisch = aparte talengroep (Noord-Spanje) = ISOLAAT
Hoogduitse klankverschuiving
• 500
• Tweede of Hoogduitse klankverschuiving
• Alpengebied en Zuid-Duitsland
• NL en Duits niet mee -> oorzaak uit elkaar groeien (divergeren) eigen taal
* diachronisch = doorheen de .jd
2
,Opdracht 7
Evolu8e Germaanse klanken in Duits:
/p/ -> /pf/
-> /ff/ peper -> pfeffer
/t/ -> /ts/ kat -> katze
-> /s/ eten -> essen
/k/ -> /x/ (chi) boek -> buch
Opdracht 8
Oudnederlands
Heldere klinkers à onbeklemtoonde le@ergrepen: bv. lopan -> lopen
Verdoffing van le@ergrepen: bv. gripan -> grijpen
Opdracht 9
Fragment uit De Bourgondiërs
Bourgondische levenss8jl = rijkelijk wat eten en drinken betrei
Auteur: Bart Van Loo = francofiel (iemand die van FR houdt)
De 4 leden: toenmalige economische elite (Gent, Brugge, Ieper)
• Geen nood aan standaardtaal -> binnen dezelfde gemeenschap verstond iedereen elkaar
• Diets = overkoepelende term Middelnederlandse streektalen
Iemand iets Diets maken = iemand iets wijs maken
• Jan zonder Vrees: onderdanen in eigen taal toespreken -> sympathie (doordacht beleid)
• M-NL invloed op domeinen
o Economisch: Diets was taal tussen handelaars
o Cultureel: literatuur -> Jacob van Maerlandt + Hendrik Van Veldeke
o Poli8ek: FR vorsten proberen M-NL te spreken
Opdracht 10
Nieuwe verschijnselen
• Onderschikkend voegwoord dat wordt weggelaten
• Wensende wijs wordt gemaakt met beter
• Bezi@elijk voornaamwoord mijn vervangen door bepaald lidwoord
• Bezi@elijk voornaamwoord ons aan het ontwikkelen (enige bez. vnw. dat verbuiging kent)
Evolu8e van het Nederlands
• Oudnederlands: einde 9e eeuw
• Middelnederlands: 1150 – 1500
• Nieuwnederlands: 16de eeuw (Val van Antwerpen 1585)
• ABN -> AN: 20e eeuw
3
, Les 3: Samen sterk – over de probleemoplossende discussie
Fase 1: Beeldvorming en oriënta=e
waar heb je het eigenlijk over?
• Compleet beeld schetsen (wie, wat, waar, wanneer, waarom)
• Duidelijke vraagstelling (ABC-formule)
A. Gegeven situa8e
B. Hieruit ontstaat probleem
C. Probleem om te lossen? Hoe?
• Adhv probleemstelling centrale vraag vormen
Fase 2: Oordeelvorming en verdieping
hoe krijg je het probleem de wereld uit
• Hoe-vraag als hoofdvraag
• Deelvragen (wat zijn de gevolgen, wat zijn de oorzaken, kunnen we die wegenemen, …)
Fase 3: Besluitvorming en knopen doorhakken
wat ga je doen? wie doet wat, en wanneer?
• Oplossingen en ideeën naast elkaar leggen + proberen tot overeenstemming te komen
• Knoop doorhakken of beslissing uitstellen
Les 4: Gedragingen – over rela=es in hedendaagse literatuur
Moeilijke woorden uit de teksten
Archipel eilandengroep
Frêle kwetsbaar, slank
Arcadisch Idyllisch, landelijk
Rendez-voushuis bordeel
Pu@o gebeeldhouwd engeltje, meestal mannelijk
eitle Kurzweil müßiger mens -> ijdel vermaak voor papperige mens (ijdel zijn levert niets op)
Tirza van Arnon Grunberg
In dit fragment
- staat een rela8e onder druk
- is er een verboden rela8e
- is er een vader-dochterrela8e
• Auctoriële verteller
• Hofmeester
o Wereldvreemd: weet niet wat eetstoornis is, kan niet over normale onderwerpen praten
o Licht gestoord: dwangma8ge handelingen (8kken met vingers, friemelen aan tas) + slaagt er
niet in gewoon te communiceren met dochter
o Grappig: aktetas valt open, vergelijkt borsten met trein die vertraging heei
• Dochter toont verzet, vader veeleisend, moeder afwezig -> kind voelt zich niet goed en mist moeder
• Destruc=eve rela=e
4