Nederlands
CAMPUS 6
DEEL 1
Les 2: Gelijk en toch anders – over taalverwantschap
Composi=onaliteit: de betekenis van een zin is de optelsom van de betekenissen van de afzonderlijke
woorden = basisprincipe zinsseman8ek (betekenisleer van de zin / zinsbetekenis)
Betekenis zin bepaald door woordvolgorde
Het meisje met het hondje vergat de bril
Het meisje met de bril vergat het hondje
® zinnen beva@en soms zelfde woorden, maar hebben andere betekenis
Opdracht 2
Valse vrienden: woorden die op een woord uit een andere taal lijken, maar niet dezelfde betekenis hebben
® Kunnen leiden tot verwarring + soms humoris8sch effect
Bv. Duits: schlimm ≠ slim à erg
Bellen ≠ bellen à blaffen
Bv. Engels: slim ≠ slim à slank
Gang ≠ gang à bende
Opdracht 3
Naamvallen zijn niet meer nodig omdat we een vaste woordvolgorde hebben
DL - NL: SVO in hoofdzin, SOV in bijzin
Engels: SVO in hoofdzin en bijzijn
Enkele overblijfselen in NL: ’s morgens < “des” morgens
NL, Duits en Engels hebben een gemeenschappelijke brontaal
® Men gaat eigen varianten verzinnen en er ontstaat een nieuwe taal = zustertaal
® Veel gelijkenissen & een paar verschillen
Opdracht 4
Nederlands en La8jn hebben gemeenschappelijke bron/stamtaal:
• Proto-Indo-Europees
• Grondlegger: William Jones
• Brons8jd, 3 500 v.C.
Gramma8ca reconstrueren: oudste taalbronnen vergelijken + klanken reconstrueren
Mogelijks niet correct: aantrekkelijker gemaakt + vereenvoudigd
Opdracht 5 + 6
Men gebruikt erfwoordenschat / centrale woordenschat
• Basiswoorden (vader, moeder, drie, nieuw)
• Meest betrouwbaar om verwantschappen aan te tonen
• Kans op ontlening is klein
Taalverwantschap: overeenkomsten in klank en vorm tussen erfwoordenschat van twee talen
1
CAMPUS 6
DEEL 1
Les 2: Gelijk en toch anders – over taalverwantschap
Composi=onaliteit: de betekenis van een zin is de optelsom van de betekenissen van de afzonderlijke
woorden = basisprincipe zinsseman8ek (betekenisleer van de zin / zinsbetekenis)
Betekenis zin bepaald door woordvolgorde
Het meisje met het hondje vergat de bril
Het meisje met de bril vergat het hondje
® zinnen beva@en soms zelfde woorden, maar hebben andere betekenis
Opdracht 2
Valse vrienden: woorden die op een woord uit een andere taal lijken, maar niet dezelfde betekenis hebben
® Kunnen leiden tot verwarring + soms humoris8sch effect
Bv. Duits: schlimm ≠ slim à erg
Bellen ≠ bellen à blaffen
Bv. Engels: slim ≠ slim à slank
Gang ≠ gang à bende
Opdracht 3
Naamvallen zijn niet meer nodig omdat we een vaste woordvolgorde hebben
DL - NL: SVO in hoofdzin, SOV in bijzin
Engels: SVO in hoofdzin en bijzijn
Enkele overblijfselen in NL: ’s morgens < “des” morgens
NL, Duits en Engels hebben een gemeenschappelijke brontaal
® Men gaat eigen varianten verzinnen en er ontstaat een nieuwe taal = zustertaal
® Veel gelijkenissen & een paar verschillen
Opdracht 4
Nederlands en La8jn hebben gemeenschappelijke bron/stamtaal:
• Proto-Indo-Europees
• Grondlegger: William Jones
• Brons8jd, 3 500 v.C.
Gramma8ca reconstrueren: oudste taalbronnen vergelijken + klanken reconstrueren
Mogelijks niet correct: aantrekkelijker gemaakt + vereenvoudigd
Opdracht 5 + 6
Men gebruikt erfwoordenschat / centrale woordenschat
• Basiswoorden (vader, moeder, drie, nieuw)
• Meest betrouwbaar om verwantschappen aan te tonen
• Kans op ontlening is klein
Taalverwantschap: overeenkomsten in klank en vorm tussen erfwoordenschat van twee talen
1