Basisvaardigheden PMT
Houding en gedrag
Als begeleider ben je gericht op twee basisbehoeften als een deelnemer gedragsproblemen heeft,
namelijk het willen hebben van invloed op anderen en hun omgeving en geaccepteerd willen worden
door anderen. Vanuit deze twee basisbehoeften is het assenstelsel van de Roos van Leary gemaakt.
Bij boven heb je veel invloed en bij onder heb je niet tot nauwelijks invloed. De horizontale as geeft
de mate van acceptatie aan. Bij samen is er veel acceptatie en bij tegen is er weinig acceptatie.
Actie reactie:
- Boven roept onder gedrag op
- Onder roept boven gedrag op
- Samen roept samen gedrag op
- Tegen roept tegen gedrag op
Een voorbeeld is als een begeleider wil dat de deelnemer zich leidend gaat vertonen, zal hij of zij
zichzelf volgend moeten opstellen.
Comfortzone
Als oud gedrag niet goed werkt, moet de begeleider opzoek gaan naar nieuw gedrag. Op deze manier
kan een begeleider invloed krijgen op de situatie. Het uitproberen van nieuw gedrag betekent dat je
uit je comfortzone stapt. Door uit je comfortzone te stappen leer je meer zelfvertrouwen te krijgen
en ontwikkel je meer aanpassingsvermogen in moeilijke situaties.
Comfortzone mentale beeld van dat wat een begeleider denkt dat hij wel en
niet kan en dat waar hij of zij zich prettig bij voelt
, Met flexibility of behaviour kun je invloed uitoefenen op het systeem en de omgeving. Het systeem
is gericht op deelnemers, familie en beïnvloeders. De omgeving is gericht op fysieke en letterlijke
omgeving.
Er zijn verschillende attitudes die een goede begeleider moet beheersen namelijk: Laisser faire
(deelnemers krijgen alle ruimte), directief, volgend/leidend, begeleidend, begrijpend,
enthousiast/stimulerend, rustig/afwachtend, militaristische opdracht, zorgend, op afstand, dichtbij
met veel lichamelijk contact.
De uitleg van een activiteit gaat als volgt: plaatje, praatje, daadje. Veel deelnemers zijn namelijk
visueel ingesteld.
Om te analyseren of de gestelde doelen behaald zijn maak je gebruik van loopt het, lukt het (kunnen
de deelnemers het uitvoeren), leeft het en leert het.
Het is belangrijk dat deelnemers zelf verantwoordelijkheden krijgen en succeservaringen op laat
doen. Om dit te realiseren is het nodig dat je de beweegsituatie doet vanuit:
- De relatie
- Werken in een herkenbare en betrouwbare omgeving
- Geven van autonomie. De deelnemer mag dan ook mee beslissen
Stappenplan tijdens een conflict waarbij sprake is van moeilijk verstaanbaar gedrag:
1. Blijf rustig
2. Analyseer wat er is voorgevallen
3. Blijf in contact met de deelnemer (let hierbij op oogcontact, neem de tijd, luister, herhaal,
geef eenvoudige boodschappen en let op non-verbale communicatie, geef aan wat je ziet,
humor kan helpen, kijk uit voor agressie)
4. Geef duidelijk aan wat je van de deelnemer verwacht
Houding en gedrag
Als begeleider ben je gericht op twee basisbehoeften als een deelnemer gedragsproblemen heeft,
namelijk het willen hebben van invloed op anderen en hun omgeving en geaccepteerd willen worden
door anderen. Vanuit deze twee basisbehoeften is het assenstelsel van de Roos van Leary gemaakt.
Bij boven heb je veel invloed en bij onder heb je niet tot nauwelijks invloed. De horizontale as geeft
de mate van acceptatie aan. Bij samen is er veel acceptatie en bij tegen is er weinig acceptatie.
Actie reactie:
- Boven roept onder gedrag op
- Onder roept boven gedrag op
- Samen roept samen gedrag op
- Tegen roept tegen gedrag op
Een voorbeeld is als een begeleider wil dat de deelnemer zich leidend gaat vertonen, zal hij of zij
zichzelf volgend moeten opstellen.
Comfortzone
Als oud gedrag niet goed werkt, moet de begeleider opzoek gaan naar nieuw gedrag. Op deze manier
kan een begeleider invloed krijgen op de situatie. Het uitproberen van nieuw gedrag betekent dat je
uit je comfortzone stapt. Door uit je comfortzone te stappen leer je meer zelfvertrouwen te krijgen
en ontwikkel je meer aanpassingsvermogen in moeilijke situaties.
Comfortzone mentale beeld van dat wat een begeleider denkt dat hij wel en
niet kan en dat waar hij of zij zich prettig bij voelt
, Met flexibility of behaviour kun je invloed uitoefenen op het systeem en de omgeving. Het systeem
is gericht op deelnemers, familie en beïnvloeders. De omgeving is gericht op fysieke en letterlijke
omgeving.
Er zijn verschillende attitudes die een goede begeleider moet beheersen namelijk: Laisser faire
(deelnemers krijgen alle ruimte), directief, volgend/leidend, begeleidend, begrijpend,
enthousiast/stimulerend, rustig/afwachtend, militaristische opdracht, zorgend, op afstand, dichtbij
met veel lichamelijk contact.
De uitleg van een activiteit gaat als volgt: plaatje, praatje, daadje. Veel deelnemers zijn namelijk
visueel ingesteld.
Om te analyseren of de gestelde doelen behaald zijn maak je gebruik van loopt het, lukt het (kunnen
de deelnemers het uitvoeren), leeft het en leert het.
Het is belangrijk dat deelnemers zelf verantwoordelijkheden krijgen en succeservaringen op laat
doen. Om dit te realiseren is het nodig dat je de beweegsituatie doet vanuit:
- De relatie
- Werken in een herkenbare en betrouwbare omgeving
- Geven van autonomie. De deelnemer mag dan ook mee beslissen
Stappenplan tijdens een conflict waarbij sprake is van moeilijk verstaanbaar gedrag:
1. Blijf rustig
2. Analyseer wat er is voorgevallen
3. Blijf in contact met de deelnemer (let hierbij op oogcontact, neem de tijd, luister, herhaal,
geef eenvoudige boodschappen en let op non-verbale communicatie, geef aan wat je ziet,
humor kan helpen, kijk uit voor agressie)
4. Geef duidelijk aan wat je van de deelnemer verwacht