Samenvatting Onderwijspedagogiek B1
Meer dan onderwijs hoofdstuk 3.6
Door hen met elkaar te laten samenwerken kan de leraar hen meer verantwoordelijk
maken voor hun eigen leerproces. Leerlingen kunnen onder begeleiding sociale
vaardigheden oefenen.
Vier (leer) psychologische stromingen
1. Behaviorisme
2. Russische leerpsychologie
3. Humanistische psychologie
4. Sociaal constructivisme
Behaviorisme (behavior = gedrag) is de stroming die psychologie beschouwt als de
wetenschap van het zintuiglijk waarneembare.
- Voornamelijk bezig met de besturing van het bewustzijn.
Concentratie speelt een rol in het leerproces.
Leren wordt in de bewustzijnspsychologie gezien als het leggen van
verbanden tussen bewustzijnsinhouden.
Behavioristen omschrijven leerdrag als het geven van een reactie op een prikkel
zonder het innerlijke proces erbij te betrekken.
Thorndike en Skinner zijn de belangrijkste van de leertheorie die S-R koppeling tot
uitgangspunten neemt.
- S Stimulans, R Response
Connectionistische leerpsychologie --> gaat ervan uit dat het gedrag van de
mens altijd een reactie (response) is op een prikkel (stimulus) en als de band
(connectie) tussen stimulus en response wordt versterkt.
Pavlov klassiek conditioneren, wordt een verband gelegd tussen een nieuwe
stimulus en een bestaande response, zo komt de mens aan nieuwe mogelijkheden,
zo leert de mens.
Behaviorisme ziet alle gedrag als aangeleerd.
Skinner destilleerde uit de conditioneringsmodel vier typen leerpsychologie beginsels
die ook op de beïnvloeding van menselijk gedrag toepasbaar zijn:
1. Het aan te leren gedrag moet worden opgesplitst in kleine stappen
2. Het dier/ de mens participeert actief in de proefsituatie
3. De gewenste reactie moet je direct versterken (belonen); een ongewenste
reactie moet je negeren (uitdoven).
4. Het aan te leren gedrag moet geleidelijk worden opgebouwd.
Het behaviorisme gebaseerde connectionistische leerpsychologie is de grondslag
geweest voor de geprogrammeerde instructie
- De leerstof is opgedeeld in stappen, variërend van enkele woorden tot enkele
zinnen.
- Elke schakel eindigt met een vraag, waarop de leerling het antwoord moet
geven (actieve participatie)
, - Na de beantwoording van de vraag krijgt de leerling meteen het goede
antwoord (onmiddellijke versterking)
- De schakels sluiten goed op elkaar aan, zodaning dat de leerling bijna geen
fouten kan maken. Een programma is pas goed als de leerling 100% goede
antwoorden geeft.
Het lineaire programma
Vraag -> antwoord -> controle -> vraag -> antwoord -> controle
Het vertakte programma
Vraag -> antwoord -> controle -> programma (geen fout) -> controle -> vraag
Hulpprogramma (een fout)
Hulpprogramma 2 (twee fout)
Russische leerpsychologie
Ziet de ontwikkeling van de individuele mens als afhankelijk van:
- Menselijk soort als geheel
- Opvoeding en onderwijs waardoor de ontwikkelde cultuur overgedragen wordt
Dat de inhoud en de wijze van iemands denken en leren niet het gevolg is van
allerlei aangeboren, innerlijke factoren. Het denken wordt bepaald door
sociale context of cultuur waarin we leven.
Twee belangrijke principes:
1. Het activiteit of handelingsprincipe --> de mens is een actief handelend
wezen.
2. Ontwikkelingsprincipe --> elk individu groeit op in een maatschappij en maakt
zich in de omgang met anderen de maatschappelijke ervaringen eigen.
Vygotsky en Gal’perin --> cultuurhistorische school binnen de Russische
wetenschap.
- De verhouding tussen de ontwikkeling van het kind en het onderwijs
1. De ontwikkeling van het kind verloopt onafhankelijk van het onderwijs, het
onderwijs loopt daarmee achter de ontwikkeling aan (Piaget).
2. Onderwijs en de ontwikkeling van het kind vallen als het ware samen.
3. De ontwikkeling van het kind is een gevolg van onderwijs en rijping. (gestalt-
theorie) (biologische factoren -> rijping, nieuwe structuren -> gestalten, nieuwe
terreinen in de ontwikkeling -> transfer).
- De zone van de naaste ontwikkeling (vygotsky) een leerling sturen in de
richting van het verwerven van een opdracht die het zelfstandig nog niet kan
hanteren.
1. Je geeft het kind alleen hulp wanneer het nodig is --> Scaffolding; je bouwt als
het ware een steiger om het kind heen om hem te steunen wanneer dat nodig
is.
, - De verinnerlijking van materiele. Handelingen en van sociale tekensystemen.
1. Veel betekenissen zijn al door mensen gevonden en toegekend: een kind
hoeft niet alle betekenissen opnieuw uit te vinden, maar moet ingeleid worden
in de wereld van betekenissen die de mensheid heeft ontwikkeld.
Natuurlijke ontwikkeling -> directe of onmiddellijke omgang met de wereld.
Culturele ontwikkeling -> middellijke omgang met de wereld,
Het leren via middelen toeneemt; taal, klank, beeld en beweging --> sociale
tekensystemen.
Leerfasen van Gal’perin
a. De kinderen ontdekken dat het vergelijken van hoeveelheden niet altijd op het
oog kan plaatsvinden.
(Rijen maken om te kunnen bepalen welke figureren er meer zijn)
b. De kinderen leren twee voorwerpen met behulp van een derde te vergelijken.
(De lengte van twee figuren opgeplakt, een strook knippen om de maat van een fles
te meten)
c. De kinderen leren een maateenheid te gebruiken
(Het aantal fiche geeft de lengte aan)
d. De kinderen leren verschillende eigenschappen van voorwerpen te
analyseren.
(Ze meten de lengte met een strookje papier, volume met maatglas, gewicht met
blokjes).
e. De kinderen voeren de mentale handeling uit.
(In fase a t/m d staat de materiële handeling, fase e verbale handeling en f de
mentale handeling).
Parreren en Carpay de belangrijkste uitgangspunten:
1. Leren voltrekt zich door handelen
2. Mentale handelingen worden geleerd op basis van materiële handelingen
3. Het leren door handelingen leidt alleen tot optimale resultaten als er geen
handelingen in het onderwijs worden overgeslagen
4. Er is een wezenlijk verband tussen leren en cognitieve ontwikkeling en tussen
de cognitieve en persoonlijkheidsontwikkeling
5. De ontwikkelingsmogelijkheden van het kind zijn niet biologisch vastgelegd.
Humanistische psychologie
Staat het kind met zijn belevings- en ervaringswereld centraal, niet het algemene
kind, maar het individuele kind.
Zelfverwerkelijking -> de mens streeft naar een stabiele eenheid waarin alle aspecten
van de persoonlijkheid zijn ontwikkeld.
Door reductie tot een reflexmatig (behaviorisme) het authenieke mens achter
de horizon verdwijnt: liefde, haat, leven en dood, vreugde en smart, evenwicht
en verandering, creativiteit en aanpassing, verantwoordelijk en
afhankelijkheid.
Meer dan onderwijs hoofdstuk 3.6
Door hen met elkaar te laten samenwerken kan de leraar hen meer verantwoordelijk
maken voor hun eigen leerproces. Leerlingen kunnen onder begeleiding sociale
vaardigheden oefenen.
Vier (leer) psychologische stromingen
1. Behaviorisme
2. Russische leerpsychologie
3. Humanistische psychologie
4. Sociaal constructivisme
Behaviorisme (behavior = gedrag) is de stroming die psychologie beschouwt als de
wetenschap van het zintuiglijk waarneembare.
- Voornamelijk bezig met de besturing van het bewustzijn.
Concentratie speelt een rol in het leerproces.
Leren wordt in de bewustzijnspsychologie gezien als het leggen van
verbanden tussen bewustzijnsinhouden.
Behavioristen omschrijven leerdrag als het geven van een reactie op een prikkel
zonder het innerlijke proces erbij te betrekken.
Thorndike en Skinner zijn de belangrijkste van de leertheorie die S-R koppeling tot
uitgangspunten neemt.
- S Stimulans, R Response
Connectionistische leerpsychologie --> gaat ervan uit dat het gedrag van de
mens altijd een reactie (response) is op een prikkel (stimulus) en als de band
(connectie) tussen stimulus en response wordt versterkt.
Pavlov klassiek conditioneren, wordt een verband gelegd tussen een nieuwe
stimulus en een bestaande response, zo komt de mens aan nieuwe mogelijkheden,
zo leert de mens.
Behaviorisme ziet alle gedrag als aangeleerd.
Skinner destilleerde uit de conditioneringsmodel vier typen leerpsychologie beginsels
die ook op de beïnvloeding van menselijk gedrag toepasbaar zijn:
1. Het aan te leren gedrag moet worden opgesplitst in kleine stappen
2. Het dier/ de mens participeert actief in de proefsituatie
3. De gewenste reactie moet je direct versterken (belonen); een ongewenste
reactie moet je negeren (uitdoven).
4. Het aan te leren gedrag moet geleidelijk worden opgebouwd.
Het behaviorisme gebaseerde connectionistische leerpsychologie is de grondslag
geweest voor de geprogrammeerde instructie
- De leerstof is opgedeeld in stappen, variërend van enkele woorden tot enkele
zinnen.
- Elke schakel eindigt met een vraag, waarop de leerling het antwoord moet
geven (actieve participatie)
, - Na de beantwoording van de vraag krijgt de leerling meteen het goede
antwoord (onmiddellijke versterking)
- De schakels sluiten goed op elkaar aan, zodaning dat de leerling bijna geen
fouten kan maken. Een programma is pas goed als de leerling 100% goede
antwoorden geeft.
Het lineaire programma
Vraag -> antwoord -> controle -> vraag -> antwoord -> controle
Het vertakte programma
Vraag -> antwoord -> controle -> programma (geen fout) -> controle -> vraag
Hulpprogramma (een fout)
Hulpprogramma 2 (twee fout)
Russische leerpsychologie
Ziet de ontwikkeling van de individuele mens als afhankelijk van:
- Menselijk soort als geheel
- Opvoeding en onderwijs waardoor de ontwikkelde cultuur overgedragen wordt
Dat de inhoud en de wijze van iemands denken en leren niet het gevolg is van
allerlei aangeboren, innerlijke factoren. Het denken wordt bepaald door
sociale context of cultuur waarin we leven.
Twee belangrijke principes:
1. Het activiteit of handelingsprincipe --> de mens is een actief handelend
wezen.
2. Ontwikkelingsprincipe --> elk individu groeit op in een maatschappij en maakt
zich in de omgang met anderen de maatschappelijke ervaringen eigen.
Vygotsky en Gal’perin --> cultuurhistorische school binnen de Russische
wetenschap.
- De verhouding tussen de ontwikkeling van het kind en het onderwijs
1. De ontwikkeling van het kind verloopt onafhankelijk van het onderwijs, het
onderwijs loopt daarmee achter de ontwikkeling aan (Piaget).
2. Onderwijs en de ontwikkeling van het kind vallen als het ware samen.
3. De ontwikkeling van het kind is een gevolg van onderwijs en rijping. (gestalt-
theorie) (biologische factoren -> rijping, nieuwe structuren -> gestalten, nieuwe
terreinen in de ontwikkeling -> transfer).
- De zone van de naaste ontwikkeling (vygotsky) een leerling sturen in de
richting van het verwerven van een opdracht die het zelfstandig nog niet kan
hanteren.
1. Je geeft het kind alleen hulp wanneer het nodig is --> Scaffolding; je bouwt als
het ware een steiger om het kind heen om hem te steunen wanneer dat nodig
is.
, - De verinnerlijking van materiele. Handelingen en van sociale tekensystemen.
1. Veel betekenissen zijn al door mensen gevonden en toegekend: een kind
hoeft niet alle betekenissen opnieuw uit te vinden, maar moet ingeleid worden
in de wereld van betekenissen die de mensheid heeft ontwikkeld.
Natuurlijke ontwikkeling -> directe of onmiddellijke omgang met de wereld.
Culturele ontwikkeling -> middellijke omgang met de wereld,
Het leren via middelen toeneemt; taal, klank, beeld en beweging --> sociale
tekensystemen.
Leerfasen van Gal’perin
a. De kinderen ontdekken dat het vergelijken van hoeveelheden niet altijd op het
oog kan plaatsvinden.
(Rijen maken om te kunnen bepalen welke figureren er meer zijn)
b. De kinderen leren twee voorwerpen met behulp van een derde te vergelijken.
(De lengte van twee figuren opgeplakt, een strook knippen om de maat van een fles
te meten)
c. De kinderen leren een maateenheid te gebruiken
(Het aantal fiche geeft de lengte aan)
d. De kinderen leren verschillende eigenschappen van voorwerpen te
analyseren.
(Ze meten de lengte met een strookje papier, volume met maatglas, gewicht met
blokjes).
e. De kinderen voeren de mentale handeling uit.
(In fase a t/m d staat de materiële handeling, fase e verbale handeling en f de
mentale handeling).
Parreren en Carpay de belangrijkste uitgangspunten:
1. Leren voltrekt zich door handelen
2. Mentale handelingen worden geleerd op basis van materiële handelingen
3. Het leren door handelingen leidt alleen tot optimale resultaten als er geen
handelingen in het onderwijs worden overgeslagen
4. Er is een wezenlijk verband tussen leren en cognitieve ontwikkeling en tussen
de cognitieve en persoonlijkheidsontwikkeling
5. De ontwikkelingsmogelijkheden van het kind zijn niet biologisch vastgelegd.
Humanistische psychologie
Staat het kind met zijn belevings- en ervaringswereld centraal, niet het algemene
kind, maar het individuele kind.
Zelfverwerkelijking -> de mens streeft naar een stabiele eenheid waarin alle aspecten
van de persoonlijkheid zijn ontwikkeld.
Door reductie tot een reflexmatig (behaviorisme) het authenieke mens achter
de horizon verdwijnt: liefde, haat, leven en dood, vreugde en smart, evenwicht
en verandering, creativiteit en aanpassing, verantwoordelijk en
afhankelijkheid.