Bezwaarschrift
Isa van den Brink
Wibautstraat 1A
1091GH Amsterdam
Gemeente Amsterdam
T.a.v. College van burgemeester en wethouders
Postbus 2752
1000CT Amsterdam
Amsterdam, 4 maart 2020
Betreft: bezwaar tegen besluit 201803279/1/A3
Geacht college,
Op 5 februari 2020 heeft u een besluit genomen over de kaaswinkel op het Damrak 45 in
Amsterdam, namelijk dat deze vanaf 12 februari 2020 onder bestuursdwang gesloten moet worden
gehouden. Meneer Putjes, hierna te noemen client, is de eigenaar van deze kaaswinkel. Namens
client maak ik bezwaar tegen het besluit.
Volgens uw primair besluit valt de kaaswinkel onder de 1 e categorie van het nieuwe beleid, dit
betreft winkels en voorzieningen waarvan kan worden vastgesteld dat ze zich richten op toeristen.
De 2e categorie betreft specifiek het product dat wordt aangeboden, namelijk etenswaren voor
directe consumptie. Tevens betreft de 3 e categorie mengformules bij winkels die voedsel verkopen,
namelijk de verkoop van etenswaren combineren met enkele tafeltjes om daaraan deze te nuttigen.
De beperking geldt ten slotte voor het postcodegebied 1012 en circa 40 winkelstraten die aan dit
gebied grenzen. U heeft opgenomen dat de intentie van mijn client om ook de deuren te openen
voor de lokale bevolking niets aan deze kwestie veranderd.
U heeft mijn client op grond van artikel 5:21 van de Algemene Wet Bestuursrecht een last onder
bestuursdwang opgelegd. U geeft aan dat het een maatregel is gericht op het beëindigen van een
overtreding en het herstellen van de situatie. Uit uw motivatie blijkt dat de kaaswinkel valt onder de
beleidsregel die de toename van toeristenwinkels wil terugdringen. Als mijn client de kaaswinkel niet
gesloten houdt na 12 februari 2020, zullen de volledige kosten van de toepassing van de last onder
bestuursdwang op grond van artikel 5:25 Algemene Wet Bestuursrecht op mijn client worden
verhaald.
Ten eerste bestrijd ik uw argument ten aanzien van het moment van de invoering van het beleid. Het
beleid is van kracht gegaan in oktober 2017, mijn client heeft voor oktober 2017 al een langdurig
huurcontract afgesloten voor het pand waar de winkel is gevestigd. Tevens heeft hij een architect
verbouwingsplannen laten schetsen en een flinke kaasvoorraad besteld. Deze handelingen betreffen
Isa van den Brink
Wibautstraat 1A
1091GH Amsterdam
Gemeente Amsterdam
T.a.v. College van burgemeester en wethouders
Postbus 2752
1000CT Amsterdam
Amsterdam, 4 maart 2020
Betreft: bezwaar tegen besluit 201803279/1/A3
Geacht college,
Op 5 februari 2020 heeft u een besluit genomen over de kaaswinkel op het Damrak 45 in
Amsterdam, namelijk dat deze vanaf 12 februari 2020 onder bestuursdwang gesloten moet worden
gehouden. Meneer Putjes, hierna te noemen client, is de eigenaar van deze kaaswinkel. Namens
client maak ik bezwaar tegen het besluit.
Volgens uw primair besluit valt de kaaswinkel onder de 1 e categorie van het nieuwe beleid, dit
betreft winkels en voorzieningen waarvan kan worden vastgesteld dat ze zich richten op toeristen.
De 2e categorie betreft specifiek het product dat wordt aangeboden, namelijk etenswaren voor
directe consumptie. Tevens betreft de 3 e categorie mengformules bij winkels die voedsel verkopen,
namelijk de verkoop van etenswaren combineren met enkele tafeltjes om daaraan deze te nuttigen.
De beperking geldt ten slotte voor het postcodegebied 1012 en circa 40 winkelstraten die aan dit
gebied grenzen. U heeft opgenomen dat de intentie van mijn client om ook de deuren te openen
voor de lokale bevolking niets aan deze kwestie veranderd.
U heeft mijn client op grond van artikel 5:21 van de Algemene Wet Bestuursrecht een last onder
bestuursdwang opgelegd. U geeft aan dat het een maatregel is gericht op het beëindigen van een
overtreding en het herstellen van de situatie. Uit uw motivatie blijkt dat de kaaswinkel valt onder de
beleidsregel die de toename van toeristenwinkels wil terugdringen. Als mijn client de kaaswinkel niet
gesloten houdt na 12 februari 2020, zullen de volledige kosten van de toepassing van de last onder
bestuursdwang op grond van artikel 5:25 Algemene Wet Bestuursrecht op mijn client worden
verhaald.
Ten eerste bestrijd ik uw argument ten aanzien van het moment van de invoering van het beleid. Het
beleid is van kracht gegaan in oktober 2017, mijn client heeft voor oktober 2017 al een langdurig
huurcontract afgesloten voor het pand waar de winkel is gevestigd. Tevens heeft hij een architect
verbouwingsplannen laten schetsen en een flinke kaasvoorraad besteld. Deze handelingen betreffen