Week 1
Rigide grondwet →Om de Nederlandse grondwet te wijzigen zijn er twee lezingen vereist.
Bij de tweede stemming is minimaal twee derde van de stemmen van de eerste en tweede
kamer nodig, en is er de verplichting van de tweede kamer om te ontbinden voordat de
tweede stemming plaatsvindt.
➔ De ontbinding ziet op de bescherming van de minderheidsbelangen van waarborging
van de grondwettelijke stabiliteit, daarbij komt de gedachte dat de burger door middel
van verkiezingen nog invloed kan uitoefenen.
Rigid constitution →Als er sprake is van een verzwaarde procedure voor de wijziging van
de Grondwet.
Formeel rigide → Grondwet kan simpelweg moeilijk worden gewijzigd, dus een lange
ingewikkelde procedure.
Materieel rigide →Grondwet is moeilijk te wijzigen op het gebied van inhoud in de
toepassing en praktijk van interpretatie.
➢ Vooral in landen waar de rechter de exclusieve bevoegdheid heeft om de Grondwet
te interpreteren, kan de inhoud weldegelijk aan veranderingen onderhevig zijn.
Flexibele grondwet →Juridisch relatief eenvoudige procedure. Wijzigingsprocedure is gelijk
aan gewone wetgeving.
Scheiding der machten
● Uitvoerende macht →regering; koning + ministers
● Wetgevende macht →Staten-Generaal; EK + TK
● Rechtsprekende macht →rechtspraak
Memorie van Toelichting bij algemene bepaling Grondwet: kamerstuk II 2015
Volgens de regering moet er worden voldaan aan vier kenmerken om te kunnen spreken van
een rechtsstaat:
I. Grondrechten → Dit zijn specifieke rechten die wij hebben, bedoeld om sferen van
ons te beschermen waar de overheid zich niet in mag mengen. De beperking moet
aan specifieke voorwaarden voldoen.
II. Scheiding der machten → Evenwicht binnen de trias politica. Er is in Nederland
sprake van een systeem van checks and balances, waarin diverse machtsbronnen
worden gecreëerd om ervoor te zorgen dat geen van hen te machtig of
ondergeschikt is.
III. Legaliteitsbeginsel → Al het overheidsoptreden moet zijn gebaseerd op een
wettelijke grondslag.
IV. Onafhankelijke rechtsspraak → Onafhankelijke rechterlijke macht is ontwikkeld tot
een democratische rechtsstaat.
➔ Nederland voldeed aan de eisen voor de toevoeging van de algemene bepaling,
maar het is later vastgelegd als interpretatiekader voor rechters.
➔ Duitsland heeft een gelijke bepaling, maar deze valt niet te wijzigen binnen een
democratie en in Nederland kan het wel worden gewijzigd.
1
,Hoe verhoudt de algemene bepaling zich tot de overige bepalingen van de Grondwet?
- De algemene bepaling geeft de contouren aan waarbinnen onze Grondwet dient te
worden gelezen en begrepen. Het is een interpretatiekader voor de overige
bepalingen van de Grondwet en is een hulpmiddel bij twijfel over de uitleg.
Gewoonterecht of ongeschreven staatsrecht
- Recht dat bestaat uit gebruiken die worden aanvaard als wettelijke vereisten of
verplichte gedragsregels. Het wordt door de gemeenschap erkend als een
staatsrechtelijke regel.
➢ Een voorbeeld is de vertrouwensregel: de verplichting van het Kabinet om
vertrouwen te hebben in de Tweede Kamer en het homogeniteitsregel op
grond waarvan ministers naar buiten een eenheid dienen te vormen en aan
ingenomen regeringsstandpunten zijn gebonden.
● Het is niet bewust tot stand gekomen en niet uitgevaardigd door een
expliciet daartoe bevoegd orgaan.
● Probleem is dat er in het huidige Nederlandse recht geen orgaan is
dat dwingend kan bepalen of zo een rechtsovertuiging bestaat.
Toetsingsverbod artikel 120 Gw / artikel 94 Gw
- Een rechter mag in beginsel wetten in formele zin niet toetsen aan de Grondwet,
Statuut en rechtsbeginselen (zie artikel 120 Gw jo. Harmonisatiewet-arrest).
- Een rechter mag ook geen nationale bepalingen toetsen aan een niet ieder
verbindende verdragsbepaling (zie artikel 94 Gw).
Enkele elementen van de democratische rechtsstaat die we herkennen in het
toetsingsverbod:
- Democratische legitimatie: het laatste woord ligt bij de wetgever, waardoor de macht
wordt beperkt en het dezelfde functie als de grondrechten heeft. Het impliceert dat de
meerderheid regeert.
- De machtenscheiding: de onafhankelijke rechterlijke macht herken je erin. De rechter
mag niet op de stoel van de wetgever zitten. De rechter mag eventueel wel toetsen
aan verdragen zoals EVRM.
Ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden
Zowel 1579 als 1581 kan worden gezien als het ontstaan van de Republiek der Verenigde
Nederlanden:
- In 1579 is de Unie van Utrecht opgericht als reactie op de Unie van Atrecht.
➔ De Unie van Atrecht was een pacht die werd gesloten tussen de Zuidelijke
Nederlanden en de Spaanse heerser Filips II, waarbij goedkeuring gaven
voor alles wat de heerser deed, er werd godsdienstige ruimte gegeven,
belasting werd verlaagd en er kwam flexibiliteit in ruil voor het stopzetten van
de protesten.
➔ De Unie van Utrecht was een soort bondgenootschap tegen de Unie van
Atrecht en kan worden gezien als een opstand van de Noordelijke
Nederlanden (--> Holland, Zeeland, Utrecht, Groningen en delen van
Gelderland). Zij gaven aan dat zij zich gingen verenigen in een
verdedigingspact. Zo bepaalden ze dat ze onafhankelijke gewesten werden
die samen optreden als het op buitenlandse oorlogvoering aankwam (-->
confederatie).
2
, - In 1581 werd het Plakkaat van Verlatinghe getekend.
➔ Er werd bepaald dat de Noordelijke Nederlanden niet meer bij Filips II
hoorden, dus hij werd afgezet en de gewesten namen zelf de soevereiniteit in
handen. Ze gingen zelf op zoek naar iemand om de soeverein van de
Nederlanden namens God te worden.
➢ Willem van Oranje was een van de kandidaten en werd drie jaar later
vermoord.
➔ De gewesten ofwel provincies besloten uiteindelijk om gezamenlijk de
soevereiniteit in handen te nemen. Dit was revolutionair, omdat het nergens
op de wereld gebeurde. Het werd wel bestuurd door de rijkste (aristocratie).
Dit werd gezien als het begin van onafhankelijkheid.
● Let op! Republiek is geen koning.
● Let op! Bij de Republiek der Verenigde Nederlanden waren de zeven
gewesten/provincies autonoom. Het was een confederatie waarin de gewesten elk
een eigen bestuursinrichting en eigen wetgeving hadden (autonoom). De
bovenklasse had het voor het zeggen en er was geen centrale overheid
(aristocratie).
● Belangrijkste orgaan in de provincies waren de Staten.
Vertegenwoordigers/afgevaardigden van de Staten kwamen bijeen in de
Staten-Generaal. Ze namen besluiten over zaken die de hele republiek aangingen.
Ook hadden ze mandaat, wat betekende dat zij mochten onderhandelen over
bepaalde zaken. Als het buiten de mandaat viel, dan moesten ze ruggespraak
houden. Dan moesten ze weer opnieuw overleggen, waardoor de
besluitvorming traag en lastig is. Ook moesten ze unaniem zijn over de besluiten.
Als één iemand niet meedeed, dan ging het al niet door. Ze namen belangrijke
beslissingen over oorlog, sluiten van vrede en bondgenootschappen. Het
buitenlandse beleid en de defensie werd door de Raad van State besloten en daar
besloten de gewesten zelf over. Provincies hadden zelf nog de macht.
➢ Er was sprake van mandaat, de vertegenwoordigers mochten alleen besluiten
maken over de dingen waar zij mandaat op hadden, anders ruggespraak →
Last.
Bataafse Republiek → Er was geen sprake van autonomie, maar een centrale overheid
(eenheidsstaat). De Republiek werd ‘’ondeelbaar’’ en er werd ingezet op centralisme.
- Door de Franse Revolutie werd de scheiding der machten ingevoerd; principes van
de Verlichting die van invloed waren op de Bataafse Republiek:
I. Volkssoevereiniteit → Het volk stond centraal en is de hoogste macht. Het
kwam voort uit de revolutie waar het volk de macht greep.
II. Grondrechten → Stemrecht, gelijkheid. Deze grondrechten lijken op de
Verlichtingsideeën.
III. Scheiding der machten → Volk is de wetgevende macht, het centraal bestuur
is de uitvoerende macht en er is een onafhankelijke rechter.
3
, Vergelijking wetgevende macht in huidig Nederland en wetgevende macht onder de
Bataafse Republiek
➔ Zowel de huidige wetgeving in Nederland als tijdens de Bataafse Republiek kent de
trias politica. Hedendaags is de Staten-Generaal de vertegenwoordigende macht en
de regering de uitvoerende macht. Tijdens de Bataafse Republiek was er ook een
scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht.
Grondwet 1814
Deze Grondwet had een aantal bepalingen opgenomen om de breuk met het verleden - met
name de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden - te markeren.
- Artikel 50 Gw → De Staten-Generaal vertegenwoordigt het gehele Nederlandse
volk, destijds was dat niet zo.
● De gewesten hadden hun eigen macht en eigen gezag. Iedereen was tijdens
de vergadering van de Staten-Generaal alleen maar aan het kijken naar het
beste voor de mensen van hun gewesten en niet voor alle mensen die
destijds in Nederland woonden.
- Artikel 67 lid 3 Gw → De leden van de Eerste en Tweede Kamer stemmen zonder
last, dus eenieder mag stemmen hoe hij of zij wil.
● Echter in de praktijk moet je wel mee met de fractie. In de Republiek kwamen
de onderhandelaars met last. Zij mochten onderhandelen over een bepaald
onderwerp/ grens en daarna stopte het.
Statuut
Het Statuut is vastgesteld op 15 december 1954. In 1975 werd Suriname onafhankelijk. In
1986 stapte Aruba uit het Koninkrijk, een zelfstandig land geworden. In 2010 was de
ontmanteling van de Nederlandse Antillen. Curaçao en Sint-Maarten kregen een
vergelijkbare status als Aruba, waardoor ze autonome landen werden. De BES-eilanden
(Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) sloten zich aan bij Nederland als openbare lichamen
of bijzondere gemeenten ex artikel 132a Gw.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
- In de Grondwet van 1814 werd de wetgevende macht toegekend aan de koning en
de Staten-Generaal gezamenlijk. Dit is een vorm van spreiding van de machten: dit
betekent dat er een systeem van checks and balances is. De wetgevende macht is
niet toegekend aan een enkel orgaan, maar aan de kamers en de Staten-Generaal
samen, waardoor zij elkaar controleren en in balans houden. Dit vormt een waarborg
tegen machtsmisbruik door een enkel orgaan.
- De regeling in de Grondwet van 1814 verschilt van de toekenning van de
wetgevende macht in de Bataafse Staatsregeling (BSr), omdat in de BSr de
wetgevende macht. Het werd toegekend aan een enkel orgaan, de
volksvertegenwoordiging.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
❖ De andere machten, uitvoerende en rechtsprekende macht, waren duidelijk
gescheiden van elkaar en van de wetgevende macht. Daardoor is hier sprake van
een vorm van machtenscheiding.
4
Rigide grondwet →Om de Nederlandse grondwet te wijzigen zijn er twee lezingen vereist.
Bij de tweede stemming is minimaal twee derde van de stemmen van de eerste en tweede
kamer nodig, en is er de verplichting van de tweede kamer om te ontbinden voordat de
tweede stemming plaatsvindt.
➔ De ontbinding ziet op de bescherming van de minderheidsbelangen van waarborging
van de grondwettelijke stabiliteit, daarbij komt de gedachte dat de burger door middel
van verkiezingen nog invloed kan uitoefenen.
Rigid constitution →Als er sprake is van een verzwaarde procedure voor de wijziging van
de Grondwet.
Formeel rigide → Grondwet kan simpelweg moeilijk worden gewijzigd, dus een lange
ingewikkelde procedure.
Materieel rigide →Grondwet is moeilijk te wijzigen op het gebied van inhoud in de
toepassing en praktijk van interpretatie.
➢ Vooral in landen waar de rechter de exclusieve bevoegdheid heeft om de Grondwet
te interpreteren, kan de inhoud weldegelijk aan veranderingen onderhevig zijn.
Flexibele grondwet →Juridisch relatief eenvoudige procedure. Wijzigingsprocedure is gelijk
aan gewone wetgeving.
Scheiding der machten
● Uitvoerende macht →regering; koning + ministers
● Wetgevende macht →Staten-Generaal; EK + TK
● Rechtsprekende macht →rechtspraak
Memorie van Toelichting bij algemene bepaling Grondwet: kamerstuk II 2015
Volgens de regering moet er worden voldaan aan vier kenmerken om te kunnen spreken van
een rechtsstaat:
I. Grondrechten → Dit zijn specifieke rechten die wij hebben, bedoeld om sferen van
ons te beschermen waar de overheid zich niet in mag mengen. De beperking moet
aan specifieke voorwaarden voldoen.
II. Scheiding der machten → Evenwicht binnen de trias politica. Er is in Nederland
sprake van een systeem van checks and balances, waarin diverse machtsbronnen
worden gecreëerd om ervoor te zorgen dat geen van hen te machtig of
ondergeschikt is.
III. Legaliteitsbeginsel → Al het overheidsoptreden moet zijn gebaseerd op een
wettelijke grondslag.
IV. Onafhankelijke rechtsspraak → Onafhankelijke rechterlijke macht is ontwikkeld tot
een democratische rechtsstaat.
➔ Nederland voldeed aan de eisen voor de toevoeging van de algemene bepaling,
maar het is later vastgelegd als interpretatiekader voor rechters.
➔ Duitsland heeft een gelijke bepaling, maar deze valt niet te wijzigen binnen een
democratie en in Nederland kan het wel worden gewijzigd.
1
,Hoe verhoudt de algemene bepaling zich tot de overige bepalingen van de Grondwet?
- De algemene bepaling geeft de contouren aan waarbinnen onze Grondwet dient te
worden gelezen en begrepen. Het is een interpretatiekader voor de overige
bepalingen van de Grondwet en is een hulpmiddel bij twijfel over de uitleg.
Gewoonterecht of ongeschreven staatsrecht
- Recht dat bestaat uit gebruiken die worden aanvaard als wettelijke vereisten of
verplichte gedragsregels. Het wordt door de gemeenschap erkend als een
staatsrechtelijke regel.
➢ Een voorbeeld is de vertrouwensregel: de verplichting van het Kabinet om
vertrouwen te hebben in de Tweede Kamer en het homogeniteitsregel op
grond waarvan ministers naar buiten een eenheid dienen te vormen en aan
ingenomen regeringsstandpunten zijn gebonden.
● Het is niet bewust tot stand gekomen en niet uitgevaardigd door een
expliciet daartoe bevoegd orgaan.
● Probleem is dat er in het huidige Nederlandse recht geen orgaan is
dat dwingend kan bepalen of zo een rechtsovertuiging bestaat.
Toetsingsverbod artikel 120 Gw / artikel 94 Gw
- Een rechter mag in beginsel wetten in formele zin niet toetsen aan de Grondwet,
Statuut en rechtsbeginselen (zie artikel 120 Gw jo. Harmonisatiewet-arrest).
- Een rechter mag ook geen nationale bepalingen toetsen aan een niet ieder
verbindende verdragsbepaling (zie artikel 94 Gw).
Enkele elementen van de democratische rechtsstaat die we herkennen in het
toetsingsverbod:
- Democratische legitimatie: het laatste woord ligt bij de wetgever, waardoor de macht
wordt beperkt en het dezelfde functie als de grondrechten heeft. Het impliceert dat de
meerderheid regeert.
- De machtenscheiding: de onafhankelijke rechterlijke macht herken je erin. De rechter
mag niet op de stoel van de wetgever zitten. De rechter mag eventueel wel toetsen
aan verdragen zoals EVRM.
Ontstaan van de Republiek der Verenigde Nederlanden
Zowel 1579 als 1581 kan worden gezien als het ontstaan van de Republiek der Verenigde
Nederlanden:
- In 1579 is de Unie van Utrecht opgericht als reactie op de Unie van Atrecht.
➔ De Unie van Atrecht was een pacht die werd gesloten tussen de Zuidelijke
Nederlanden en de Spaanse heerser Filips II, waarbij goedkeuring gaven
voor alles wat de heerser deed, er werd godsdienstige ruimte gegeven,
belasting werd verlaagd en er kwam flexibiliteit in ruil voor het stopzetten van
de protesten.
➔ De Unie van Utrecht was een soort bondgenootschap tegen de Unie van
Atrecht en kan worden gezien als een opstand van de Noordelijke
Nederlanden (--> Holland, Zeeland, Utrecht, Groningen en delen van
Gelderland). Zij gaven aan dat zij zich gingen verenigen in een
verdedigingspact. Zo bepaalden ze dat ze onafhankelijke gewesten werden
die samen optreden als het op buitenlandse oorlogvoering aankwam (-->
confederatie).
2
, - In 1581 werd het Plakkaat van Verlatinghe getekend.
➔ Er werd bepaald dat de Noordelijke Nederlanden niet meer bij Filips II
hoorden, dus hij werd afgezet en de gewesten namen zelf de soevereiniteit in
handen. Ze gingen zelf op zoek naar iemand om de soeverein van de
Nederlanden namens God te worden.
➢ Willem van Oranje was een van de kandidaten en werd drie jaar later
vermoord.
➔ De gewesten ofwel provincies besloten uiteindelijk om gezamenlijk de
soevereiniteit in handen te nemen. Dit was revolutionair, omdat het nergens
op de wereld gebeurde. Het werd wel bestuurd door de rijkste (aristocratie).
Dit werd gezien als het begin van onafhankelijkheid.
● Let op! Republiek is geen koning.
● Let op! Bij de Republiek der Verenigde Nederlanden waren de zeven
gewesten/provincies autonoom. Het was een confederatie waarin de gewesten elk
een eigen bestuursinrichting en eigen wetgeving hadden (autonoom). De
bovenklasse had het voor het zeggen en er was geen centrale overheid
(aristocratie).
● Belangrijkste orgaan in de provincies waren de Staten.
Vertegenwoordigers/afgevaardigden van de Staten kwamen bijeen in de
Staten-Generaal. Ze namen besluiten over zaken die de hele republiek aangingen.
Ook hadden ze mandaat, wat betekende dat zij mochten onderhandelen over
bepaalde zaken. Als het buiten de mandaat viel, dan moesten ze ruggespraak
houden. Dan moesten ze weer opnieuw overleggen, waardoor de
besluitvorming traag en lastig is. Ook moesten ze unaniem zijn over de besluiten.
Als één iemand niet meedeed, dan ging het al niet door. Ze namen belangrijke
beslissingen over oorlog, sluiten van vrede en bondgenootschappen. Het
buitenlandse beleid en de defensie werd door de Raad van State besloten en daar
besloten de gewesten zelf over. Provincies hadden zelf nog de macht.
➢ Er was sprake van mandaat, de vertegenwoordigers mochten alleen besluiten
maken over de dingen waar zij mandaat op hadden, anders ruggespraak →
Last.
Bataafse Republiek → Er was geen sprake van autonomie, maar een centrale overheid
(eenheidsstaat). De Republiek werd ‘’ondeelbaar’’ en er werd ingezet op centralisme.
- Door de Franse Revolutie werd de scheiding der machten ingevoerd; principes van
de Verlichting die van invloed waren op de Bataafse Republiek:
I. Volkssoevereiniteit → Het volk stond centraal en is de hoogste macht. Het
kwam voort uit de revolutie waar het volk de macht greep.
II. Grondrechten → Stemrecht, gelijkheid. Deze grondrechten lijken op de
Verlichtingsideeën.
III. Scheiding der machten → Volk is de wetgevende macht, het centraal bestuur
is de uitvoerende macht en er is een onafhankelijke rechter.
3
, Vergelijking wetgevende macht in huidig Nederland en wetgevende macht onder de
Bataafse Republiek
➔ Zowel de huidige wetgeving in Nederland als tijdens de Bataafse Republiek kent de
trias politica. Hedendaags is de Staten-Generaal de vertegenwoordigende macht en
de regering de uitvoerende macht. Tijdens de Bataafse Republiek was er ook een
scheiding tussen de wetgevende en de uitvoerende macht.
Grondwet 1814
Deze Grondwet had een aantal bepalingen opgenomen om de breuk met het verleden - met
name de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden - te markeren.
- Artikel 50 Gw → De Staten-Generaal vertegenwoordigt het gehele Nederlandse
volk, destijds was dat niet zo.
● De gewesten hadden hun eigen macht en eigen gezag. Iedereen was tijdens
de vergadering van de Staten-Generaal alleen maar aan het kijken naar het
beste voor de mensen van hun gewesten en niet voor alle mensen die
destijds in Nederland woonden.
- Artikel 67 lid 3 Gw → De leden van de Eerste en Tweede Kamer stemmen zonder
last, dus eenieder mag stemmen hoe hij of zij wil.
● Echter in de praktijk moet je wel mee met de fractie. In de Republiek kwamen
de onderhandelaars met last. Zij mochten onderhandelen over een bepaald
onderwerp/ grens en daarna stopte het.
Statuut
Het Statuut is vastgesteld op 15 december 1954. In 1975 werd Suriname onafhankelijk. In
1986 stapte Aruba uit het Koninkrijk, een zelfstandig land geworden. In 2010 was de
ontmanteling van de Nederlandse Antillen. Curaçao en Sint-Maarten kregen een
vergelijkbare status als Aruba, waardoor ze autonome landen werden. De BES-eilanden
(Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) sloten zich aan bij Nederland als openbare lichamen
of bijzondere gemeenten ex artikel 132a Gw.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
- In de Grondwet van 1814 werd de wetgevende macht toegekend aan de koning en
de Staten-Generaal gezamenlijk. Dit is een vorm van spreiding van de machten: dit
betekent dat er een systeem van checks and balances is. De wetgevende macht is
niet toegekend aan een enkel orgaan, maar aan de kamers en de Staten-Generaal
samen, waardoor zij elkaar controleren en in balans houden. Dit vormt een waarborg
tegen machtsmisbruik door een enkel orgaan.
- De regeling in de Grondwet van 1814 verschilt van de toekenning van de
wetgevende macht in de Bataafse Staatsregeling (BSr), omdat in de BSr de
wetgevende macht. Het werd toegekend aan een enkel orgaan, de
volksvertegenwoordiging.
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
❖ De andere machten, uitvoerende en rechtsprekende macht, waren duidelijk
gescheiden van elkaar en van de wetgevende macht. Daardoor is hier sprake van
een vorm van machtenscheiding.
4