Begrippenlijst psychologie
Hoofdstuk 4
Receptorcellen = een neuron verantwoordelijk voor het omzetten van fysische
energie in een signaal
Afferente neuronen = neuron die zorgt dat spieren samentrekken = sensorisch
Interneuronen = neuron tussen andere neuronen
Efferente neuronen = begeleiden impulsen van centraal zenuwstelsel naar
spier = motorisch
Synapsen = plaats waar signaal van ene neuron naar ander gaat
All-or-none law = als zenuwcel wordt geactiveerd, geeft deze altijd maximum
respons
Presynaptisch neuron = laat neurotransmitters vrij
Post synaptisch neuron = plek waar neurotransmitters kunnen hechten
Exitatie = er openen meer poortjes, leidt tot hoger potentiaal
Inhibitie = stroomt meer positieve of minder negatieve deeltjes naar buiten,
leidt tot lager potentiaal
Perifere zenuwstelsel = alle zenuwen
Somatisch = ontvangst signalen zintuigen
Autonoom = zonder erbij na te denken
Sympathisch = autonoom in actie
Parasympatisch = autonoom in rust
Endocriene stelsel = hormoon stelsel
Hersenstam = deel in hersen, functie is om te overleven, basisfuncties
Cerebellum = deel in hersenen essentieel voor coördinatie en evenwicht net als
basale ganglia
Lymbische systeem = reguleert emotie, motivatie, geheugen
Hypothalamus = onderdeel lymbische systeem, reguleert lichaam functies
Thalamus = onderdeel lymbische systeem, reguleert zintuigelijke functies
Hippocampus = onderdeel lymbische systeem, reguleert geheugen
Amygdala = onderdeel lymbische systeem, reguleert emoties
Cortex = groot deel van de hersenen, heeft als functie complexe sensorisch en
motorische taken
Occipital kwab = onderdeel van cortex, functie: zicht
Temporaalkwab = onderdeel van cortex, functie: horen en herinneren
Parietal kwab= onderdeel van cortex, heeft als functie aanraking, ruimtelijk
inzicht
Frontaalkwab = onderdeel van cortex, functie: denken, beweging, plannen
Corpus callosum = een bundel van neuronen, verbind de 2 hersenhelften
Hoofdstuk 7
Hoornvlies = beschermende laag van oog
Lens = onderdeel van oog zorgt voor focus
Retina = netvlies, maakt puls
Fovea = gele vlek, zorgt ervoor dat we scherp zien
Blinde vlek = deel op oog waar we niks mee zien
Staafjes = een fotoreceptor, kun je goed mee in het donker kijken
Kegeltjes = een fotoreceptor, goed in daglicht kijken
Optisch chiasma = kruispunt van zenuwen
Hoofdstuk 4
Receptorcellen = een neuron verantwoordelijk voor het omzetten van fysische
energie in een signaal
Afferente neuronen = neuron die zorgt dat spieren samentrekken = sensorisch
Interneuronen = neuron tussen andere neuronen
Efferente neuronen = begeleiden impulsen van centraal zenuwstelsel naar
spier = motorisch
Synapsen = plaats waar signaal van ene neuron naar ander gaat
All-or-none law = als zenuwcel wordt geactiveerd, geeft deze altijd maximum
respons
Presynaptisch neuron = laat neurotransmitters vrij
Post synaptisch neuron = plek waar neurotransmitters kunnen hechten
Exitatie = er openen meer poortjes, leidt tot hoger potentiaal
Inhibitie = stroomt meer positieve of minder negatieve deeltjes naar buiten,
leidt tot lager potentiaal
Perifere zenuwstelsel = alle zenuwen
Somatisch = ontvangst signalen zintuigen
Autonoom = zonder erbij na te denken
Sympathisch = autonoom in actie
Parasympatisch = autonoom in rust
Endocriene stelsel = hormoon stelsel
Hersenstam = deel in hersen, functie is om te overleven, basisfuncties
Cerebellum = deel in hersenen essentieel voor coördinatie en evenwicht net als
basale ganglia
Lymbische systeem = reguleert emotie, motivatie, geheugen
Hypothalamus = onderdeel lymbische systeem, reguleert lichaam functies
Thalamus = onderdeel lymbische systeem, reguleert zintuigelijke functies
Hippocampus = onderdeel lymbische systeem, reguleert geheugen
Amygdala = onderdeel lymbische systeem, reguleert emoties
Cortex = groot deel van de hersenen, heeft als functie complexe sensorisch en
motorische taken
Occipital kwab = onderdeel van cortex, functie: zicht
Temporaalkwab = onderdeel van cortex, functie: horen en herinneren
Parietal kwab= onderdeel van cortex, heeft als functie aanraking, ruimtelijk
inzicht
Frontaalkwab = onderdeel van cortex, functie: denken, beweging, plannen
Corpus callosum = een bundel van neuronen, verbind de 2 hersenhelften
Hoofdstuk 7
Hoornvlies = beschermende laag van oog
Lens = onderdeel van oog zorgt voor focus
Retina = netvlies, maakt puls
Fovea = gele vlek, zorgt ervoor dat we scherp zien
Blinde vlek = deel op oog waar we niks mee zien
Staafjes = een fotoreceptor, kun je goed mee in het donker kijken
Kegeltjes = een fotoreceptor, goed in daglicht kijken
Optisch chiasma = kruispunt van zenuwen