Deel 1: Grondbeginselen Bestuursrecht & Bestuursprocesrecht (10 vragen)
Gebaseerd op week 1 sheets & leerdoelen: De student kent de belangrijkste begrippen en
beginselen van het bestuursrecht. De student kent de hoofdbeginselen van het
bestuursprocesrecht.
Vraag 1:
Welk van de volgende is géén fundamenteel beginsel van het bestuursrecht?
a) Het legaliteitsbeginsel
b) Het specialiteitsbeginsel
c) Het opportuniteitsbeginsel
d) Het vertrouwensbeginsel
Vraag 2:
Wat is de belangrijkste functie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)?
a) Het reguleren van de relatie tussen burgers onderling.
b) Het vastleggen van de bevoegdheden van de rechterlijke macht.
c) Het bieden van algemene regels voor het handelen van bestuursorganen en
rechtsbescherming.
d) Het regelen van strafrechtelijke procedures tegen overheidsfunctionarissen.
Vraag 3 (Casus):
De heer De Boer ontvangt een brief van de gemeente waarin staat dat zijn pas
aangevraagde bouwvergunning is afgewezen. De heer De Boer is het hier niet mee
eens en wil hiertegen opkomen. Welke weg dient hij primair te bewandelen volgens de
Algemene wet bestuursrecht?
a) Een klacht indienen bij de Nationale ombudsman.
b) Direct beroep instellen bij de rechtbank.
c) Bezwaar maken bij het college van burgemeester en wethouders.
d) Een kort geding starten bij de civiele rechter.
Vraag 4:
Wat is het kenmerkende verschil tussen een beschikking en een besluit van algemene
strekking (BAS)?
a) Een beschikking is altijd mondeling, een BAS altijd schriftelijk.
b) Een beschikking is gericht op een concreet geval en/of persoon, een BAS is een
algemene regel.
c) Een beschikking heeft geen rechtsgevolg, een BAS wel.
d) Tegen een beschikking staat bezwaar open, tegen een BAS nooit.
Vraag 5:
Wat houdt het specialiteitsbeginsel in het bestuursrecht in?
a) Bestuursorganen mogen alleen besluiten nemen over zaken waarvoor zij specifiek
bevoegd zijn.
b) Bestuursorganen moeten gespecialiseerd personeel in dienst hebben voor elke taak.
c) Besluiten moeten altijd specifieke details bevatten.
d) Bestuursorganen mogen alleen handelen in specialiteitsgebieden.
, Vraag 6 (Casus):
Een milieuorganisatie ontdekt dat een plaatselijke fabriek, ondanks een gedoogbesluit
van de gemeente, al jaren illegaal afvalwater loost. De organisatie wil dat de gemeente
hiertegen optreedt. Welk begrip beschrijft het beste de handeling van de gemeente
met betrekking tot het gedogen van de lozing?
a) Een vergunning
b) Een beschikking
c) Een feitelijke handeling
d) Een algemeen verbindend voorschrift
Vraag 7:
Welke van de volgende handelingen van een bestuursorgaan is géén besluit in de zin
van de Awb?
a) Het verlenen van een exploitatievergunning voor een horecabedrijf.
b) Het vaststellen van een algemene plaatselijke verordening (APV).
c) Het verzenden van een informatieve folder over een gemeentelijk project.
d) Het opleggen van een last onder dwangsom wegens overtreding van een
bouwvoorschrift.
Vraag 8:
Wat is het doel van de bezwaarprocedure in het bestuursprocesrecht?
a) Het verkrijgen van een schadevergoeding van het bestuursorgaan.
b) Het heroverwegen van het oorspronkelijke besluit door het bestuursorgaan zelf.
c) Het direct voorleggen van een geschil aan de rechter.
d) Het onderhandelen over een compromis met de overtreder.
Vraag 9:
Een algemeen verbindend voorschrift (AVV) is bindend voor:
a) Alleen het bestuursorgaan dat het heeft vastgesteld.
b) Uitsluitend de belanghebbenden bij het besluit.
c) Een ieder, zowel burgers als bestuursorganen.
d) Alleen de rechterlijke macht.
Vraag 10:
Welke uitspraak over formele en materiële beginselen van behoorlijk bestuur is
correct?
a) Formele beginselen zien op de inhoud van het besluit, materiële op de voorbereiding.
b) Beide typen beginselen zien uitsluitend op de wijze van besluitvorming.
c) Formele beginselen zien op de voorbereiding en totstandkoming, materiële op de inhoud
en afweging.
d) Alleen materiële beginselen zijn juridisch afdwingbaar.
Deel 2: Beleid en Regelgeving (8 vragen)
Gebaseerd op week 2 sheets & leerdoelen: De student kent de verschillende type
beleidsdocumenten en de doorwerking daarvan in het kader van de Omgevingswet. De
student kent de kenmerken en uitgangspunten van de regelgeving o.b.v. de Ow en de
Bruidsschat.
Vraag 11:
Wat is het belangrijkste verschil tussen een beleidsregel en een algemeen verbindend
voorschrift (AVV) volgens de Awb?
a) Een beleidsregel is altijd mondeling, een AVV is schriftelijk.
b) Een beleidsregel is extern bindend, een AVV is intern bindend.
c) Een beleidsregel is intern bindend voor het bestuursorgaan en geen AVV; een AVV is
extern bindend voor een ieder.