Hoofdstuk 1 Jij en de maatschappij
1.1 Wie is de burger
- Een burger is een inwoner van een land.
Piramide van Maslow:
- In de onderste laag staan de lichamelijke behoeften. Je lichaam
vraagt om eten en dringen. Je hebt ook onderdak nodig en een
slaapplaats.
- Dan komt de behoefte aan veiligheid en zekerheid. Je wilt een
plaats op deze aarde hebben waar je jezelf veilig kunt voelen.
- Daarna komt de behoefte aan sociaal contact. Je wil met mensen
kunnen praten en je hebt mensen nodig met wie je samen dingen
kunt doen.
- Vervolgens heb je behoefte aan waardering en erkenning. Je wilt
geen nummer zijn, maar je wilt een plaats hebben op deze wereld
waar je gewaardeerd wordt.
- Als laatste wil je voldoende mogelijkheden hebben om jezelf te
ontplooien. Je wilt onderwijs kunnen volgen, zodat je kansen op
een goede baan beter worden.
Vorming:
- In je jeugdjaren word je vooral gevormd door familie, religie,
vrienden en klasgenoten.
- Ook je woonplaats, school, de gezondheidszorg en de massamedia
zijn belangrijk bij je vorming.
- Daarnaast is de politiek, de cultuur, en de economie ook bepalend
bij je vorming.
- Socialisatie: het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de
waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt
aangeleerd.
- Internalisering: de afronding van het proces waarbij men zich
automatisch houdt aan de regels van de betreffende groep.
Wat zorgt ervoor dat samenleven mogelijk is?
- Waarden en normen: waarden zijn fundamentele opvattingen van
mensen over wat zij willen nastreven. Normen komen uit de
waarden voort. (Waarde: gezondheid, norm: niet roken of vapen)
- Macht: het vermogen andere mensen jou wil op te leggen.
- Gezag: heeft men op grond van een bepaalde functie of
verantwoordelijkheid.
- Respect: aanzien of waardering, omzien naar elkaar en rekening
houden met elkaar.
, - Sociale controle: controle op het gedrag van mensen in een
samenleving.
- Informele sociale controle: als je bijv. de oudere vrouw in de
straat een beetje in de gaten houdt.
- Formele sociale controle: sprake van bijv. een gezagsdrager
die de controle uitvoert.
- Verticale sociale controle: docent – student. Horizontale: student
– student.
- Formele sociale controle: politieagent – burger. Informele:
buurman – buurv.
1.2 Burger in Nederland
- Na de Franse overheersing keerde de zoon van stadhouder Willem V
in 1813 terug naar Nederland om het koningschap te aanvaarden.
- In 1815 werden de voormalige Oostenrijkse Nederlanden met het
grondgebied van de Oude Republiek verenigd.
- In 1839 werd België zelfstandig
- Op 20 september 1839 werd de eerste spoorlijn in Nederland
geopend.
- De tweede belangrijke spoorlijn werd vanaf 1843 aangelegd: van
Amsterdam naar Utrecht
- De grondwet is de belangrijkste wet van het land --> bepaald wie
de macht heeft
- Ook bepaald de grondwet hoe de andere wetten moeten worden
gemaakt.
- Door de Industriële Revolutie werden kinderen in een fabriek aan
het werk gezet. Toen kwam er steeds meer verzet en lonen
begonnen te stijgen --> geld voor school.
- 2 wetten bijgedragen aan stop van kinderarbeid: Kinderwet van
Van houten uit 1874 en de leerplichtwet van 1900.
- Aletta Jacobs --> eerste vrouw die werd toegelaten op de
universiteit.
- Dolle Mina’s voerden acties voor de bevrijding van de vrouw en in
1980 werd de wet op gelijke behandeling van mannen en vrouwen
aangenomen.
- Van 1914-1918 woedde in Europa de eerste wereldoorlog.
- Centralen (DU, AU, TU) tegenover geallieerden (FR, GB, RU)
- Nederland neutraal, maar heel veel Belgische vluchtelingen, veel
werkloosheid.
- 1929-1940 crisisjaren. Begon in de VS na de beurskrach.
- Anne Frank: in de zomer van 1933 gevlucht naar Amsterdam. In
1942 achterhuis.
1.1 Wie is de burger
- Een burger is een inwoner van een land.
Piramide van Maslow:
- In de onderste laag staan de lichamelijke behoeften. Je lichaam
vraagt om eten en dringen. Je hebt ook onderdak nodig en een
slaapplaats.
- Dan komt de behoefte aan veiligheid en zekerheid. Je wilt een
plaats op deze aarde hebben waar je jezelf veilig kunt voelen.
- Daarna komt de behoefte aan sociaal contact. Je wil met mensen
kunnen praten en je hebt mensen nodig met wie je samen dingen
kunt doen.
- Vervolgens heb je behoefte aan waardering en erkenning. Je wilt
geen nummer zijn, maar je wilt een plaats hebben op deze wereld
waar je gewaardeerd wordt.
- Als laatste wil je voldoende mogelijkheden hebben om jezelf te
ontplooien. Je wilt onderwijs kunnen volgen, zodat je kansen op
een goede baan beter worden.
Vorming:
- In je jeugdjaren word je vooral gevormd door familie, religie,
vrienden en klasgenoten.
- Ook je woonplaats, school, de gezondheidszorg en de massamedia
zijn belangrijk bij je vorming.
- Daarnaast is de politiek, de cultuur, en de economie ook bepalend
bij je vorming.
- Socialisatie: het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de
waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn groep krijgt
aangeleerd.
- Internalisering: de afronding van het proces waarbij men zich
automatisch houdt aan de regels van de betreffende groep.
Wat zorgt ervoor dat samenleven mogelijk is?
- Waarden en normen: waarden zijn fundamentele opvattingen van
mensen over wat zij willen nastreven. Normen komen uit de
waarden voort. (Waarde: gezondheid, norm: niet roken of vapen)
- Macht: het vermogen andere mensen jou wil op te leggen.
- Gezag: heeft men op grond van een bepaalde functie of
verantwoordelijkheid.
- Respect: aanzien of waardering, omzien naar elkaar en rekening
houden met elkaar.
, - Sociale controle: controle op het gedrag van mensen in een
samenleving.
- Informele sociale controle: als je bijv. de oudere vrouw in de
straat een beetje in de gaten houdt.
- Formele sociale controle: sprake van bijv. een gezagsdrager
die de controle uitvoert.
- Verticale sociale controle: docent – student. Horizontale: student
– student.
- Formele sociale controle: politieagent – burger. Informele:
buurman – buurv.
1.2 Burger in Nederland
- Na de Franse overheersing keerde de zoon van stadhouder Willem V
in 1813 terug naar Nederland om het koningschap te aanvaarden.
- In 1815 werden de voormalige Oostenrijkse Nederlanden met het
grondgebied van de Oude Republiek verenigd.
- In 1839 werd België zelfstandig
- Op 20 september 1839 werd de eerste spoorlijn in Nederland
geopend.
- De tweede belangrijke spoorlijn werd vanaf 1843 aangelegd: van
Amsterdam naar Utrecht
- De grondwet is de belangrijkste wet van het land --> bepaald wie
de macht heeft
- Ook bepaald de grondwet hoe de andere wetten moeten worden
gemaakt.
- Door de Industriële Revolutie werden kinderen in een fabriek aan
het werk gezet. Toen kwam er steeds meer verzet en lonen
begonnen te stijgen --> geld voor school.
- 2 wetten bijgedragen aan stop van kinderarbeid: Kinderwet van
Van houten uit 1874 en de leerplichtwet van 1900.
- Aletta Jacobs --> eerste vrouw die werd toegelaten op de
universiteit.
- Dolle Mina’s voerden acties voor de bevrijding van de vrouw en in
1980 werd de wet op gelijke behandeling van mannen en vrouwen
aangenomen.
- Van 1914-1918 woedde in Europa de eerste wereldoorlog.
- Centralen (DU, AU, TU) tegenover geallieerden (FR, GB, RU)
- Nederland neutraal, maar heel veel Belgische vluchtelingen, veel
werkloosheid.
- 1929-1940 crisisjaren. Begon in de VS na de beurskrach.
- Anne Frank: in de zomer van 1933 gevlucht naar Amsterdam. In
1942 achterhuis.