Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is in twee delen te onderscheiden: het centrale en het perifere
zenuwstelsel. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit het brein en het ruggenmerg. Dit deel
van het zenuwstelsel bevindt zich binnen een omhulsel van bot: het brein ligt in de schedel
en het ruggenmerg binnen de wervelkolom. Het perifere zenuwstelsel bevindt zich
daarbuiten en omvat de lichaamszenuwen. Dit zijn de zenuwen die informatie van en naar
het centrale zenuwstelsel geleiden.
Het perifere zenuwstelsel kunnen we verder onderverdelen in het somatische en het
autonome zenuwstelsel. Deze onderscheiden zich in het bewuste en het onbewuste. Het
somatische zenuwstelsel houdt zich bezig met de bewuste en vrijwillige aansturing van de
spieren. Ook gaat het om de bewuste ervaring van sensorische informatie, bijvoorbeeld
aanraking. Het autonome zenuwstelsel is verantwoordelijk voor de aansturing van functies
waar we ons niet bewust van zijn, zoals de hartslag en de ademhaling.
Het autonome zenuwstelsel is ook weer verder onder te verdelen in het sympathische en
parasympathische zenuwstelsel. Deze delen van het zenuwstelsel hebben een grotendeels
tegengestelde functie. Het sympatische zenuwstelsel brengt het lichaam in een toestand van
actie. Het mobiliseert energie om het
te gebruiken als je in actie moet
komen. Voorbeelden zijn het
versnellen van de hartslag en de
ademhaling. Het parasympathische
zenuwstelsel brengt het lichaam juist
in een toestand van rust en is gericht
op de conservatie van energie, om
die later te kunnen gebruiken. Een
voorbeeld hiervan is de vertraging
van de hartslag.
Het brein
De hersenen verdelen in verschillende delen kan op
verschillende manieren, maar een veel gebruikt onderscheid is
dat tussen de achterste (rhombencephalon), middelste
(mesencephalon) en voorste (prosencephalon) hersenen. Dit is
niet van achter naar voren, beneden naar boven. Deze drie
delen kunnen ook weer in verschillende delen worden
verdeeld.
Het rhombencephalon bestaat
uit de medulla, de pons en het cerebellum. De medulla is
het verlengde van het ruggenmerg. Het is van groot belang
voor het aansturen van de vitale reflexen, zoals ademhaling,
hartslag, braken en hoesten. Er zijn een aantal zenuwen die
niet pas bij het ruggenmerg, maar al eerder het merg
verlaten. Dit zijn de craniale zenuwen, die richting een
aantal organen en het gezicht gaan. De oorsprong hiervan
ligt in de medulla.
, Pons betekent brug, omdat er verschillende zenuwbanen zijn die daar van links naar rechts
kruisen. Dit zorgt ervoor dat de linkerhersenhelft het rechterdeel van het lichaam aanstuurt,
en andersom. Ook hier ligt de oorsprong van een aantal craniale zenuwen.
Cerebellum betekent de kleine hersenen. Dit wordt gezien als een apart brein aan de
achterkant. Het cerebellum speelt een grote rol in de coördinatie van activiteiten in het
lichaam, zoals motoriek, en tussen verschillende hersengebieden.
Het mesencephalon bestaat uit het tectum, het tegmentum, de colliculi en de substantia
nigra. Bij mensen en andere zoogdieren is dit maar een heel klein deel van het brein. Bij
veel andere dieren is dit een veel prominenter deel van het brein, zowel in grootte als in
functie. De middelste hersenen vormen samen met de medulla en de pons de hersenstam.
Het prosencephalon, ten slotte, is het grootste deel van het brein en bestaat uit het
diencephalon en het telencephalon. Het diencephalon, wat letterlijk ‘tussenhersenen’
betekent, bestaat uit de thalamus en de hypothalamus. Telencephalon betekent ‘eindbrein’
en dit deel bestaat uit het cerebrale cortex, het limbisch systeem en de basale ganglia. Op
elk van deze structuren gaan we nu wat dieper in.
De thalamus ligt aan het eind van de hersenstam, in het
midden van het brein. De thalamus ligt dus heel centraal en
heeft ook een hele centrale functie. Het is een soort
schakelstation tussen het brein en de buitenwereld. De meeste
informatie die uit je zintuigen komt, komt in eerste instantie
binnen in de thalamus en wordt van daaruit naar de gebieden
in de cortex gestuurd, waar de informatie verder kan worden
verwerkt. Daarnaast is de thalamus een schakelstation tussen
verschillende onderdelen van het brein.
De hypothalamus ligt onder de thalamus. Ook de
hypothalamus heeft de functie van schakelstation, maar dan
voor ander type functies. Het is meer output gerelateerd, en
dan vooral output die met hormonale functies te maken
hebben. Voorbeelden hiervan zijn honger, dorst, lichaamstemperatuur en endocriene
functies.
Het cerebrale cortex is de buitenste laag, het
schors, van het brein. De hersenschors wordt
verdeeld in vier kwabben: de occipitaalkwab, de
pariëtaalkwab, de temporaalkwab en de
frontaalkwab. De occipitaalkwab heeft te maken
met het gezichtsvermogen, met de analyse van
datgene wat we zien. De temporaalkwab ligt voor
de occipitaalkwab en is belangrijk voor de
verwerking van wat je hoort en heeft daarom ook
taalfuncties. De pariëtaalkwab ligt boven de
occipitaalkwab en heeft veel sensorische
functies. Daarnaast is deze kwab belangrijk voor
aandacht. De frontaalkwab, ten slotte, is
betrokken bij de motoriek. Verder is deze kwab
uitermate belangrijk bij de executieve functies. Dit
zijn de aansturende en controlerende functies,
zoals planning en het in stand houden van motivatie en doelgericht gedrag.