KWANTITATIEVE METHODEN IN
PEDAGOGISCH ONDERZOEK
WAAROM METHODEN?
om te zoeken naar, het vinden en creëren van antwoorden op problemen bv: zijn jongens beter in wiskunde
dan meisjes? Lezen kinderen met dyslexie beter met een aangepast lettertype?, …
Via evidence-informed handelen (wetenschappelijk)
Hoe is men tot deze resultaten gekomen?
Wat is de geldigheid (validiteit) van deze resultaten?
o Interne validiteit = kunnen we uit deze gegevens deze conclusie trekken?
o Externe validiteit = voor wie zijn deze conclusies geldig? (bv: een onderzoek uitgevoerd bij
kleuters is niet automatisch ook geldig bij lagereschoolkinderen)
Belangrijk verschil tussen verband en oorzakelijk verband!
Verband = dingen staan in verbinding met elkaar
Oorzakelijk verband = dingen staan in verbinding met elkaar omdat het ene de oorzaak is van het
andere
Onderzoek:
Wanneer we dingen moeten zoeken gaan we opzoek naar wetenschappelijke literatuur! niet beperken tot
wat er in de krant staat, dit is geen wetenschappelijke literatuur!
Het is niet omdat een studie ooit iets heeft uitgevonden, dat dat voor eens en altijd zo moet zijn!
Doelstellingen:
Inzicht krijgen in de stappen van het onderzoeksproces in kwantitiatief pedagogisch onderzoek:
o Theoretische kaders, literatuurstudies, onderzoeksvragen
o Steekproeven
o Methoden van kwantitatieve dataverzameling
o Kwantitatieve onderzoeksdesigns
o De structuur van een onderzoeksrapport
Opzoeken van wetenschappelijke literatuur
Correct omgaan met bronnenmateriaal (APA)
KWANTITATIEVE METHODEN
PARADIGMA ONDERZOEKSDESIGN METHODE
KWANTITATIEF (Post)positivisme Experimenteel Test
Verklaren- Correlationeel Vragenlijst
toetsen Gestructureerd interview/
Algemene Observatie
wetten
KWALITATIEF Interprevitisme/ Naturalisme, fenomenologie, Semi-gestructureerde of
Constructivisme hermeneutisch, symbolisch, open interviews
Begrijpen interactionisme, etnografie, Open observatie
Subjectiviteit grounded theory Veldwerk
1
, GEMENGD Kritisch-emancipatorisch Actie-, participatorisch-, Groepsprocessen,
Veranderen emancipatorisch onderzoek discoursanalyse,
Feminisme, beleidsanalyse, doelgerichte
procesevaluatie interventieplanning
Paradigma = stroom, categorie van methoden
Belangrijkste verschil tussen paradigma’s: hoe kijken paradigma’s naar de werkelijkheid, mens en natuur?
POSITIVISME = werkelijkheid is iets wat je objectief kan herkennen, is voor iedereen hetzelfde
Gaan toetsen van hypotheses en nagaan of deze kloppen met de bedoeling om tot objectieve kennis te
komen
Via gesloten methoden, gestructureerde vragen en testen: resultaten zijn objectief
Algemene wetten afleiden via onderzoek in grote groepen, statistiek gebruiken om op basis van de
steekproef dingen te veralgemenen. Niet alles binnen de pedagogische wetenschappen kan hiermee
onderzocht worden
INTERPREVISME/CONSTRUCTIVISME = verschillen tussen de mens onderling herkennen in onze rol als sociale
actoren
Vertrekt niet vanuit veralgemening maar vanuit het unieke tussen personen. Klemtoon ligt niet op het
verklaren van dingen maar op het begrijpen van een situatie
Via open methoden
Subjectiviteit: methoden gebruiken om uitzicht te krijgen op de situatie
KRITISCH-EMANCIPATORISCH = combineert kwantitatieve en kwalitatieve methoden
Werkelijkheid niet zien als iets wat is, maar als iets wat veranderd moet worden
Door onderzoek bepaalde groepen een stem geven en situaties van bepaalde groepen naar boven halen om
de bestaande situatie te veranderen
KWALITATIEVE ONDERZOEKSCYCLUS: PROBLEEMSTELLING
Het onderzoeksproces:
1. Probleemstelling
2. Theoretisch kader
3. Onderzoeksvragen en hypothesen
4. Onderzoeksontwerp
5. Gegevensverzameling
6. Gegevensanalyse
7. Interpretatie
8. Rapportering
De empirische cyclus (De Groot):
2
, hypothetisch-deductief model
= cyclisch einde van een onderzoek kan altijd het begin van een nieuw onderzoek zijn
Inductie = kijken naar bestaande wetten en theorieën over een bepaalde problematiek. Als deze kloppen moet
hier een bepaalde voorspelling of hypothese uit volgen
Deductie = theoretisch afgeleide hypothese gaat omgezet worden in een toetsbare voorspelling
operationaliseren = het concreet maken van een afgeleide hypothese uit de theorie
deductief model verondersteld een duidelijke theorie!
inductief model (exploratief onderzoek): van werkelijkheid naar theorie
= cyclisch
Bij dit model eerst gegevens verzamelen en op basis hiervan een theoretisch
kader maken theoretisch kader kunnen we gaan toetsen
we vertrekken vanuit de werkelijkheid
Probleemstelling:
Het onderwerp/probleem:
Hoe kom ik aan een onderwerp/probleem?
Uitvoerbaar en onderzoekbaar? (ethische commissie) je mag niet zomaar alles doen/onderzoeken
bv kinderen bij hun ouders weghalen
Doelstelling:
Relevantie: 2 domeinen:
o Theorie: welk probleem gaan we met deze theorie oplossen
o Praktijk: wat zijn de implicaties van ons onderzoek voor de pedagogische praktijk, men wil
een probleem oplossen
Deductief vs inductief?
o Deductief: een bestaande hypothese toetsen
o Inductief: er bestaat nog geen hypothese die we kunnen toetsen
Vraagstelling (wat):
Op welke soort onderzoeksvraag wil ik een antwoord geven?
Beschrijvend – relationeel – casuaal – evaluerend (= soorten vraagstellingen)
Bepaalt het onderzoeksdesign!!! (en de conclusies die men kan trekken)
LITERATUURSTUDIE EN CONCEPTUEEL MODEL
Een literatuurstudie kan een specifieke vorm van onderzoek zijn: systematische review of de meta-analyse.
3
, THEORETISCH KADER:
Via literatuurstudie wordt het probleem theoretisch uitgewerkt
= Theoretisch plan waarin we gaan bepalen over wie gaat het onderzoek, welke eigenschappen (variabelen)
gaan we bestuderen, …
De beslissingen die we hier maken bepalen al de rest van ons onderzoek, en ook wat we eruit kunnen
concluderen
LITERATUURSTUDIE:
We hebben literatuur nodig om te weten wat is er al gedaan en wat is er nog niet gedaan (is dit onderzoek al
uitgevoerd?) literatuur constant nodig in een onderzoek: resultaten zoeken, instrumenten zoeken, …
Literatuur = geheel van verzamelde kennis rond een bepaald onderwerp in een bepaald domein van
de wetenschappen
Literatuurstudie = op een doelgerichte manier verzamelen, beoordelen en synthetiseren van de kennis
over een bepaald thema
Soorten:
- Literatuurstudie als terugkerende fase in onderzoek (delen uit een literatuurstudie bekijken)
- Systematische review (alles over één bepaald onderzoek bekijken)
- Meta-analyse (statistiek gaan toepassen)
WAAROM LITERATUURSTUDIE:
- Expliciet element van rapportage:
o Situeren van onderzoek binnen bestaande theorieën
o Geëxpliciteerde subjectiviteit
- Theoretische invulling van bepaalde concepten
- Expliciet lokaliseren van bepaald onderzoek: refereren
- Ethiek & deontologie plagiaat
o Ideeën van een ander mag je niet zomaar labelen als je eigen idee
o Citeren vs parafraseren:
Citeren: tekst letterlijk overnemen
Parafraseren: samenvattingen integreren, bron vermelden
Literatuurstudie als terugkerende fase:
- Status queastionis = stravaza over bepaald onderwerp
o Noodzakelijke selectie
o Synthese
o Betrouwbare wetenschappelijke bronnen
o Kritisch beoordelen
- Doel:
o Verfijnen van de onderzoeksvraag
o Eigen bijdrage aan het bestaand onderzoek
- Literatief en niet lineair
4
PEDAGOGISCH ONDERZOEK
WAAROM METHODEN?
om te zoeken naar, het vinden en creëren van antwoorden op problemen bv: zijn jongens beter in wiskunde
dan meisjes? Lezen kinderen met dyslexie beter met een aangepast lettertype?, …
Via evidence-informed handelen (wetenschappelijk)
Hoe is men tot deze resultaten gekomen?
Wat is de geldigheid (validiteit) van deze resultaten?
o Interne validiteit = kunnen we uit deze gegevens deze conclusie trekken?
o Externe validiteit = voor wie zijn deze conclusies geldig? (bv: een onderzoek uitgevoerd bij
kleuters is niet automatisch ook geldig bij lagereschoolkinderen)
Belangrijk verschil tussen verband en oorzakelijk verband!
Verband = dingen staan in verbinding met elkaar
Oorzakelijk verband = dingen staan in verbinding met elkaar omdat het ene de oorzaak is van het
andere
Onderzoek:
Wanneer we dingen moeten zoeken gaan we opzoek naar wetenschappelijke literatuur! niet beperken tot
wat er in de krant staat, dit is geen wetenschappelijke literatuur!
Het is niet omdat een studie ooit iets heeft uitgevonden, dat dat voor eens en altijd zo moet zijn!
Doelstellingen:
Inzicht krijgen in de stappen van het onderzoeksproces in kwantitiatief pedagogisch onderzoek:
o Theoretische kaders, literatuurstudies, onderzoeksvragen
o Steekproeven
o Methoden van kwantitatieve dataverzameling
o Kwantitatieve onderzoeksdesigns
o De structuur van een onderzoeksrapport
Opzoeken van wetenschappelijke literatuur
Correct omgaan met bronnenmateriaal (APA)
KWANTITATIEVE METHODEN
PARADIGMA ONDERZOEKSDESIGN METHODE
KWANTITATIEF (Post)positivisme Experimenteel Test
Verklaren- Correlationeel Vragenlijst
toetsen Gestructureerd interview/
Algemene Observatie
wetten
KWALITATIEF Interprevitisme/ Naturalisme, fenomenologie, Semi-gestructureerde of
Constructivisme hermeneutisch, symbolisch, open interviews
Begrijpen interactionisme, etnografie, Open observatie
Subjectiviteit grounded theory Veldwerk
1
, GEMENGD Kritisch-emancipatorisch Actie-, participatorisch-, Groepsprocessen,
Veranderen emancipatorisch onderzoek discoursanalyse,
Feminisme, beleidsanalyse, doelgerichte
procesevaluatie interventieplanning
Paradigma = stroom, categorie van methoden
Belangrijkste verschil tussen paradigma’s: hoe kijken paradigma’s naar de werkelijkheid, mens en natuur?
POSITIVISME = werkelijkheid is iets wat je objectief kan herkennen, is voor iedereen hetzelfde
Gaan toetsen van hypotheses en nagaan of deze kloppen met de bedoeling om tot objectieve kennis te
komen
Via gesloten methoden, gestructureerde vragen en testen: resultaten zijn objectief
Algemene wetten afleiden via onderzoek in grote groepen, statistiek gebruiken om op basis van de
steekproef dingen te veralgemenen. Niet alles binnen de pedagogische wetenschappen kan hiermee
onderzocht worden
INTERPREVISME/CONSTRUCTIVISME = verschillen tussen de mens onderling herkennen in onze rol als sociale
actoren
Vertrekt niet vanuit veralgemening maar vanuit het unieke tussen personen. Klemtoon ligt niet op het
verklaren van dingen maar op het begrijpen van een situatie
Via open methoden
Subjectiviteit: methoden gebruiken om uitzicht te krijgen op de situatie
KRITISCH-EMANCIPATORISCH = combineert kwantitatieve en kwalitatieve methoden
Werkelijkheid niet zien als iets wat is, maar als iets wat veranderd moet worden
Door onderzoek bepaalde groepen een stem geven en situaties van bepaalde groepen naar boven halen om
de bestaande situatie te veranderen
KWALITATIEVE ONDERZOEKSCYCLUS: PROBLEEMSTELLING
Het onderzoeksproces:
1. Probleemstelling
2. Theoretisch kader
3. Onderzoeksvragen en hypothesen
4. Onderzoeksontwerp
5. Gegevensverzameling
6. Gegevensanalyse
7. Interpretatie
8. Rapportering
De empirische cyclus (De Groot):
2
, hypothetisch-deductief model
= cyclisch einde van een onderzoek kan altijd het begin van een nieuw onderzoek zijn
Inductie = kijken naar bestaande wetten en theorieën over een bepaalde problematiek. Als deze kloppen moet
hier een bepaalde voorspelling of hypothese uit volgen
Deductie = theoretisch afgeleide hypothese gaat omgezet worden in een toetsbare voorspelling
operationaliseren = het concreet maken van een afgeleide hypothese uit de theorie
deductief model verondersteld een duidelijke theorie!
inductief model (exploratief onderzoek): van werkelijkheid naar theorie
= cyclisch
Bij dit model eerst gegevens verzamelen en op basis hiervan een theoretisch
kader maken theoretisch kader kunnen we gaan toetsen
we vertrekken vanuit de werkelijkheid
Probleemstelling:
Het onderwerp/probleem:
Hoe kom ik aan een onderwerp/probleem?
Uitvoerbaar en onderzoekbaar? (ethische commissie) je mag niet zomaar alles doen/onderzoeken
bv kinderen bij hun ouders weghalen
Doelstelling:
Relevantie: 2 domeinen:
o Theorie: welk probleem gaan we met deze theorie oplossen
o Praktijk: wat zijn de implicaties van ons onderzoek voor de pedagogische praktijk, men wil
een probleem oplossen
Deductief vs inductief?
o Deductief: een bestaande hypothese toetsen
o Inductief: er bestaat nog geen hypothese die we kunnen toetsen
Vraagstelling (wat):
Op welke soort onderzoeksvraag wil ik een antwoord geven?
Beschrijvend – relationeel – casuaal – evaluerend (= soorten vraagstellingen)
Bepaalt het onderzoeksdesign!!! (en de conclusies die men kan trekken)
LITERATUURSTUDIE EN CONCEPTUEEL MODEL
Een literatuurstudie kan een specifieke vorm van onderzoek zijn: systematische review of de meta-analyse.
3
, THEORETISCH KADER:
Via literatuurstudie wordt het probleem theoretisch uitgewerkt
= Theoretisch plan waarin we gaan bepalen over wie gaat het onderzoek, welke eigenschappen (variabelen)
gaan we bestuderen, …
De beslissingen die we hier maken bepalen al de rest van ons onderzoek, en ook wat we eruit kunnen
concluderen
LITERATUURSTUDIE:
We hebben literatuur nodig om te weten wat is er al gedaan en wat is er nog niet gedaan (is dit onderzoek al
uitgevoerd?) literatuur constant nodig in een onderzoek: resultaten zoeken, instrumenten zoeken, …
Literatuur = geheel van verzamelde kennis rond een bepaald onderwerp in een bepaald domein van
de wetenschappen
Literatuurstudie = op een doelgerichte manier verzamelen, beoordelen en synthetiseren van de kennis
over een bepaald thema
Soorten:
- Literatuurstudie als terugkerende fase in onderzoek (delen uit een literatuurstudie bekijken)
- Systematische review (alles over één bepaald onderzoek bekijken)
- Meta-analyse (statistiek gaan toepassen)
WAAROM LITERATUURSTUDIE:
- Expliciet element van rapportage:
o Situeren van onderzoek binnen bestaande theorieën
o Geëxpliciteerde subjectiviteit
- Theoretische invulling van bepaalde concepten
- Expliciet lokaliseren van bepaald onderzoek: refereren
- Ethiek & deontologie plagiaat
o Ideeën van een ander mag je niet zomaar labelen als je eigen idee
o Citeren vs parafraseren:
Citeren: tekst letterlijk overnemen
Parafraseren: samenvattingen integreren, bron vermelden
Literatuurstudie als terugkerende fase:
- Status queastionis = stravaza over bepaald onderwerp
o Noodzakelijke selectie
o Synthese
o Betrouwbare wetenschappelijke bronnen
o Kritisch beoordelen
- Doel:
o Verfijnen van de onderzoeksvraag
o Eigen bijdrage aan het bestaand onderzoek
- Literatief en niet lineair
4