Virologie 3de bach geneeskunde KUL
Inleiding
Virale structuur
Envelop / naakt
Een virus kan een enveloppe bevatten die bestaat uit een
lipidendubbellaag.
Capside
Het capside beschermt het genetisch materiaal en kan helicaal,
icosahedraal of complex zijn.
Helicaal: 1 eiwit dat als dakpannen rond genetisch materiaal ligt
Icosahedraal: 6-hoeken en 5-hoeken die elkaar afwisselen en samen een
bol vormen die heel veel druk kan weerstaan
Complex: vb. T-bacteriofaag met ‘maanlander’ vorm
Genoom
Meeste virussen zijn enkelstrengige RNA virussen. RNA duplicatie
veroorzaakt meer fouten wat gunstig is voor virussen om te muteren. De
DNA virussen zijn meestal dubbelstrengig.
- DNA of RNA virussen
- Enkelstrengig of dubbelstrengig
- Lineair of circulair
- 1 stuk of segmentair
Virale replicatiecyclus
1
,Virologie 3de bach geneeskunde KUL
1. Binding aan cellulaire receptor (doelwitcel)
Het virus bindt met een spike eiwit aan een receptor op het
celmembraan
2. Binnendringen in doelwitcel
Door fusie van de envelop met het celmembraan komt het virus vrij in
de cel
Door endocytose van virussen zonder envelop waarbij het endosoom
samensmelt met een celorganel
Door endocytose van virussen met envelop waarbij het endosoom
samensmelt met lysosoom en de enveloppe versmelt met het endosoom
waarbij het naakte virus vrijkomt
T-bacteriofagen injecteren hun genetisch materiaal in de bacterie
3. Ontmanteling van het virus
Het capside wordt ontmantelt en het genetisch materiaal komt vrij
4. Synthese van ‘vroege’ eiwitten
Eiwitten die het genetisch materiaal kunnen vermenigvuldigen (slimme
eiwitten) worden geproduceerd
5. Viraal DNA-RNA replicatie door slimme eiwitten
6. Synthese van ‘late’ eiwitten
Eiwitten die de capside vormen zodat het virus volledig hermaakt kan
worden
7. Assemblage van nieuwe virions
Eiwitten en genetisch materiaal worden verpakt tot een nieuw virion
8. Vrijzetting van nieuwe virions
Budding: het virus dat uit de cel gaat neemt een stukje celmembraan
mee waardoor er apoptose kan ontstaan als dit te snel gebeurt
2
, Virologie 3de bach geneeskunde KUL
Diagnostiek
Rechtstreekse diagnostiek (= virus aantonen)
1. Elektronenmicroscopie:
Vloeistoffen worden met EM gekeken en men zoekt naar virussen
2. Virale kweek op celcultuur:
Virussen worden op levende dieren of celculturen gezet en
vermenigvuldigen zich in die cellen. Nadien wordt naar het
cytopathogeen effect (CPE) van de virussen gekeken of met niet-CPE
methoden.
Cytopathogeen effecten:
- Plaque (cell lysis): virussen maken cellen dood
- Kern inclusie : virussen gaan in de kern vermenigvuldigen en daar
opstapelen
- Cytoplasma inclusies: virussen gaan in cytoplasma
vermenigvuldigen en daar opstapelen
- Reuscellen/syncytia: geïnfecteerde nemen andere cellen op tot
reuscellen
Niet-CPE methoden:
- Hemadsorptie: geïnfecteerde cellen produceren hemaglutinine
dat bindt aan RBC die zichtbaar zijn onder de microscoop als wazige
rode vlek
- Immunofluorescentie: fluorescente antilichamen tegen het
virus binden aan geïnfecteerde cellen waardoor zie zichtbaar worden
3. Antigeendetectie:
- Immunofluorescentie: fluorescente antilichamen tegen het
virus binden aan geïnfecteerde cellen waardoor zie zichtbaar worden
- Immunochromatografie: testen worden positief bij virus
- Hemagglutinatie: geïnfecteerde cellen produceren
hemaglutinine dat bindt aan RBC die zichtbaar zijn onder de
microscoop als wazige rode vlek
- ELISA: spoort antigenen van virus op
4. Genoomdetectie
- In situ hybridisatie: gelabelde probes binden aan DNA/RNA van
virussen in cellen
3
Inleiding
Virale structuur
Envelop / naakt
Een virus kan een enveloppe bevatten die bestaat uit een
lipidendubbellaag.
Capside
Het capside beschermt het genetisch materiaal en kan helicaal,
icosahedraal of complex zijn.
Helicaal: 1 eiwit dat als dakpannen rond genetisch materiaal ligt
Icosahedraal: 6-hoeken en 5-hoeken die elkaar afwisselen en samen een
bol vormen die heel veel druk kan weerstaan
Complex: vb. T-bacteriofaag met ‘maanlander’ vorm
Genoom
Meeste virussen zijn enkelstrengige RNA virussen. RNA duplicatie
veroorzaakt meer fouten wat gunstig is voor virussen om te muteren. De
DNA virussen zijn meestal dubbelstrengig.
- DNA of RNA virussen
- Enkelstrengig of dubbelstrengig
- Lineair of circulair
- 1 stuk of segmentair
Virale replicatiecyclus
1
,Virologie 3de bach geneeskunde KUL
1. Binding aan cellulaire receptor (doelwitcel)
Het virus bindt met een spike eiwit aan een receptor op het
celmembraan
2. Binnendringen in doelwitcel
Door fusie van de envelop met het celmembraan komt het virus vrij in
de cel
Door endocytose van virussen zonder envelop waarbij het endosoom
samensmelt met een celorganel
Door endocytose van virussen met envelop waarbij het endosoom
samensmelt met lysosoom en de enveloppe versmelt met het endosoom
waarbij het naakte virus vrijkomt
T-bacteriofagen injecteren hun genetisch materiaal in de bacterie
3. Ontmanteling van het virus
Het capside wordt ontmantelt en het genetisch materiaal komt vrij
4. Synthese van ‘vroege’ eiwitten
Eiwitten die het genetisch materiaal kunnen vermenigvuldigen (slimme
eiwitten) worden geproduceerd
5. Viraal DNA-RNA replicatie door slimme eiwitten
6. Synthese van ‘late’ eiwitten
Eiwitten die de capside vormen zodat het virus volledig hermaakt kan
worden
7. Assemblage van nieuwe virions
Eiwitten en genetisch materiaal worden verpakt tot een nieuw virion
8. Vrijzetting van nieuwe virions
Budding: het virus dat uit de cel gaat neemt een stukje celmembraan
mee waardoor er apoptose kan ontstaan als dit te snel gebeurt
2
, Virologie 3de bach geneeskunde KUL
Diagnostiek
Rechtstreekse diagnostiek (= virus aantonen)
1. Elektronenmicroscopie:
Vloeistoffen worden met EM gekeken en men zoekt naar virussen
2. Virale kweek op celcultuur:
Virussen worden op levende dieren of celculturen gezet en
vermenigvuldigen zich in die cellen. Nadien wordt naar het
cytopathogeen effect (CPE) van de virussen gekeken of met niet-CPE
methoden.
Cytopathogeen effecten:
- Plaque (cell lysis): virussen maken cellen dood
- Kern inclusie : virussen gaan in de kern vermenigvuldigen en daar
opstapelen
- Cytoplasma inclusies: virussen gaan in cytoplasma
vermenigvuldigen en daar opstapelen
- Reuscellen/syncytia: geïnfecteerde nemen andere cellen op tot
reuscellen
Niet-CPE methoden:
- Hemadsorptie: geïnfecteerde cellen produceren hemaglutinine
dat bindt aan RBC die zichtbaar zijn onder de microscoop als wazige
rode vlek
- Immunofluorescentie: fluorescente antilichamen tegen het
virus binden aan geïnfecteerde cellen waardoor zie zichtbaar worden
3. Antigeendetectie:
- Immunofluorescentie: fluorescente antilichamen tegen het
virus binden aan geïnfecteerde cellen waardoor zie zichtbaar worden
- Immunochromatografie: testen worden positief bij virus
- Hemagglutinatie: geïnfecteerde cellen produceren
hemaglutinine dat bindt aan RBC die zichtbaar zijn onder de
microscoop als wazige rode vlek
- ELISA: spoort antigenen van virus op
4. Genoomdetectie
- In situ hybridisatie: gelabelde probes binden aan DNA/RNA van
virussen in cellen
3