Titel: De zwarte met het witte hart
Auteur: Arthur Japin
Uitgegeven:1997
Genre: Psychologische roman
Bladzijden: 416
Korte samenvatting om vragen te kunnen beantwoorden.
Het boek begint met een overpeinzing vanuit Java, rond 1900. ‘Kleur heb je nooit zelf, kleur
krijg je door anderen.’ Raden Aquasi, prins, woonachtig te Java, kijkt na een lang leven terug
op zijn vergeten verleden. Hij zet voor zichzelf de feiten eens op een rijtje, maar komt niet
veel verder dan: ‘Ik ben Aquasi Boachi, geboren prins der Ashanti, opgevoed in Delft en
woonachtig te Java. Dan gaat hij terug in het verleden…
West-Afrika, 1836-1837
Kwasi en Kwame, twee jonge prinsjes uit het rijk van de Asantehene, Kwasi’s vader en
koning van het rijk, zijn gelukkig samen en hebben een hechte band. Op een dag komt er
een stoet met vooraanstaande Hollanders te gast, en wanneer zij weer vertrekken wordt
besloten dat Kwasi en Kwame met hun mee zullen gaan, om in Holland te gaan studeren en
om zo de communicatie tussen beide landen te verbeteren. Wanneer zij in Holland zijn en
naar school gaan blijkt dat ze allebei erg slim zijn. Kwame is erg creatief en Kwasi erg
wiskundig. Hun namen worden veranderd in Aquasi en Quame, omdat dat mooier staat.
Omdat ze vanwege hun donkere huidskleur veelal genegeerd worden, steekt Aquasi veel tijd
in zijn studie en doet hij veel moeite om zijn geboorteland te vergeten en zich aan te passen.
Quame daarentegen kan niet aan dit leven wennen en is erg ongelukkig. Binnen een paar
jaar is Aquasi zijn hele geboortetaal al bijna vergeten en Quame neemt hem dat zeer kwalijk.
Ze komen nooit ergens anders dan binnen de schoolpoorten tot ze op een dag samen
boodschappen moeten gaan doen. Quame gaat vast vooruit met het gehaalde brood, terwijl
Aquasi nog wat rondslentert. Dan wordt hij in zijn maag gestompt door een jongen van
school; Verheeck, die hem bedreigt. Van nu af aan moet hij elke keer als hij Verheeck
tegenkomt zeggen: ‘Ik ben een vieze, vuile, zwartjakker.’ Dan weet hij nog niet wat dat
betekent en hij zegt het telkens snel om niet geslagen te worden…
Dan op een nacht hebben alle jongens vreselijke diaree door verkeerde voeding, en dat
terwijl er maar een closet voor hen is… Aquasi rent naar het prive-closet van de meester en
doet zijn behoefte. Als dan Cornelius, een jongen van school, binnen komt stormen vraagt
Aquasi hem om erbij te komen zitten. Samen zitten ze daar door de natuur gedwongen een
hele tijd, en vanaf dan zijn ze vrienden. Cornelius leert hem te vechten en zo valt Verheeck
hem ook niet meer lastig.
Via via komen de twee prinsen in contact met het koninklijke hof, ze mogen Sinterklaas
komen vieren bij Anna Paulowna en haar dochtertje Sophie van 14. Ze sluiten vriendschap
met hen en langzamerhand wordt Aquasi verliefd op Sophie. Quame vind het maar niks en
hij en Aquasi krijgen steeds vaker ruzie om allerlei dingen; Quame vindt het boksen van
Aquasi maar stom, en wanneer Aquasi aanbiedt om voor zwarte Piet te spelen op het hof,
krijgen ze hevige ruzie.
, Na hun lagere school periode gaat Aquasi studeren en Quame gaat naar de militaire
academie.
Aquasi houdt wanneer hij lid is geworden van het exclusief studenten-dispuut “de Vijf
Kolommen” een toespraak en hij verwijst daarin terug naar de cultuur van zijn geboorteland.
Hij vertelt over tradities waarbij mensen worden afgeslacht en over de verminking van
vrouwen. Hij spreekt openbaar zijn walging uit over zijn afkomst en Quame die achter in de
zaal zat, rent weg…
Quame is met het leger vertrokken uit Nederland. Hij heeft besloten terug te keren naar het
rijk van de Asantehene. Maar wanneer hij zijn aankomst bericht, krijgt hij een boodschap
terug waaruit blijkt dat hij niet mag wederkeren. Hij zou zijn taal te veel zijn verleerd en in het
kamp waar hij vastzit, kan niemand hem die taal nog leren. Hij is wanhopig omdat zijn leven
mislukt is en pleegt dan zelfmoord…
Quasi werkt ondertussen in Nederlands-Indie onder leiding van Cornelius, zijn jeugdvriend
waar hij ruzie mee kreeg. Hij wil op den duur graag een hogere positie gaan beoefenen,
maar wat hij ook doet hij mag niet hogerop. Hij is hier erg ongelukkig en krijgt dan uiteindelijk
toestemming om hier weg te gaan. Hij krijgt een plantage op Java en sindsdien woont hij
daar dus.
Wanneer hij dan in 1900 op Java eindelijk achter de waarheid komt, namelijk dat men hem
altijd gedwarsboomd heeft in zijn carriere, omdat hij zogenaamd slechte dingen over het hof
zou hebben gezegd, en omdat hij zwart was, is hij verdrietig. Maar eigenlijk is hij zijn hele
leven al een buitenbeentje geweest dat er probeerde bij te horen, dat hij dat al lang
opgegeven heeft op Java. Een Nederlands commissaris genaamd van Drunen zegt dan
tegen hem:
‘Vroeger, toen ik u en Kwame bij uw ouders weghaalde, heb ik u de Nederlandse staat als
nieuwe moeder voorgesteld. Ik had geen idee dat zij alleen haar eigen kinderen voedt en die
van anderen te vondeling legt.’
Vertelsituatie
Het boek wordt verteld door Aquasi Boachi, ofwel Kwasi. Hij is de ikpersoon. Hij kijkt terug
op zijn verleden.
Behalve in het deel West-Afrika 1847-1850. Dit deel bevat uitsluitend brieven, die Kwame
aan Kwasi stuurt vanuit de Afrikaanse kust. In dit deel is Kwame de ik-persoon, maar dit
deel is geen lopend verhaal, maar je maakt uit de brieven op hoe het Kwame vergaat.
Tijd
Het boek heeft een cyclistische stijl. Het boek bestaat namelijk uit vijf delen. Het eerste deel
speelt zich af in 1900 op de koffieplantage van de bejaarde Kwasi. Het einde van het laatste
deel gaat verder waar het eerste deel geëindigd was. Daartussen wordt de geschiedenis van
Kwasi en Kwame verteld. Het begint als Kwasi en Kwame acht jaar zijn, vlak voordat de
twee naar Nederland worden gehaald. Voor Kwame eindigt de geschiedenis als hij
zelfmoord heeft gepleegd op zijn drieentwintigste. Voor Kwasi gaat de geschiedenis nog
Auteur: Arthur Japin
Uitgegeven:1997
Genre: Psychologische roman
Bladzijden: 416
Korte samenvatting om vragen te kunnen beantwoorden.
Het boek begint met een overpeinzing vanuit Java, rond 1900. ‘Kleur heb je nooit zelf, kleur
krijg je door anderen.’ Raden Aquasi, prins, woonachtig te Java, kijkt na een lang leven terug
op zijn vergeten verleden. Hij zet voor zichzelf de feiten eens op een rijtje, maar komt niet
veel verder dan: ‘Ik ben Aquasi Boachi, geboren prins der Ashanti, opgevoed in Delft en
woonachtig te Java. Dan gaat hij terug in het verleden…
West-Afrika, 1836-1837
Kwasi en Kwame, twee jonge prinsjes uit het rijk van de Asantehene, Kwasi’s vader en
koning van het rijk, zijn gelukkig samen en hebben een hechte band. Op een dag komt er
een stoet met vooraanstaande Hollanders te gast, en wanneer zij weer vertrekken wordt
besloten dat Kwasi en Kwame met hun mee zullen gaan, om in Holland te gaan studeren en
om zo de communicatie tussen beide landen te verbeteren. Wanneer zij in Holland zijn en
naar school gaan blijkt dat ze allebei erg slim zijn. Kwame is erg creatief en Kwasi erg
wiskundig. Hun namen worden veranderd in Aquasi en Quame, omdat dat mooier staat.
Omdat ze vanwege hun donkere huidskleur veelal genegeerd worden, steekt Aquasi veel tijd
in zijn studie en doet hij veel moeite om zijn geboorteland te vergeten en zich aan te passen.
Quame daarentegen kan niet aan dit leven wennen en is erg ongelukkig. Binnen een paar
jaar is Aquasi zijn hele geboortetaal al bijna vergeten en Quame neemt hem dat zeer kwalijk.
Ze komen nooit ergens anders dan binnen de schoolpoorten tot ze op een dag samen
boodschappen moeten gaan doen. Quame gaat vast vooruit met het gehaalde brood, terwijl
Aquasi nog wat rondslentert. Dan wordt hij in zijn maag gestompt door een jongen van
school; Verheeck, die hem bedreigt. Van nu af aan moet hij elke keer als hij Verheeck
tegenkomt zeggen: ‘Ik ben een vieze, vuile, zwartjakker.’ Dan weet hij nog niet wat dat
betekent en hij zegt het telkens snel om niet geslagen te worden…
Dan op een nacht hebben alle jongens vreselijke diaree door verkeerde voeding, en dat
terwijl er maar een closet voor hen is… Aquasi rent naar het prive-closet van de meester en
doet zijn behoefte. Als dan Cornelius, een jongen van school, binnen komt stormen vraagt
Aquasi hem om erbij te komen zitten. Samen zitten ze daar door de natuur gedwongen een
hele tijd, en vanaf dan zijn ze vrienden. Cornelius leert hem te vechten en zo valt Verheeck
hem ook niet meer lastig.
Via via komen de twee prinsen in contact met het koninklijke hof, ze mogen Sinterklaas
komen vieren bij Anna Paulowna en haar dochtertje Sophie van 14. Ze sluiten vriendschap
met hen en langzamerhand wordt Aquasi verliefd op Sophie. Quame vind het maar niks en
hij en Aquasi krijgen steeds vaker ruzie om allerlei dingen; Quame vindt het boksen van
Aquasi maar stom, en wanneer Aquasi aanbiedt om voor zwarte Piet te spelen op het hof,
krijgen ze hevige ruzie.
, Na hun lagere school periode gaat Aquasi studeren en Quame gaat naar de militaire
academie.
Aquasi houdt wanneer hij lid is geworden van het exclusief studenten-dispuut “de Vijf
Kolommen” een toespraak en hij verwijst daarin terug naar de cultuur van zijn geboorteland.
Hij vertelt over tradities waarbij mensen worden afgeslacht en over de verminking van
vrouwen. Hij spreekt openbaar zijn walging uit over zijn afkomst en Quame die achter in de
zaal zat, rent weg…
Quame is met het leger vertrokken uit Nederland. Hij heeft besloten terug te keren naar het
rijk van de Asantehene. Maar wanneer hij zijn aankomst bericht, krijgt hij een boodschap
terug waaruit blijkt dat hij niet mag wederkeren. Hij zou zijn taal te veel zijn verleerd en in het
kamp waar hij vastzit, kan niemand hem die taal nog leren. Hij is wanhopig omdat zijn leven
mislukt is en pleegt dan zelfmoord…
Quasi werkt ondertussen in Nederlands-Indie onder leiding van Cornelius, zijn jeugdvriend
waar hij ruzie mee kreeg. Hij wil op den duur graag een hogere positie gaan beoefenen,
maar wat hij ook doet hij mag niet hogerop. Hij is hier erg ongelukkig en krijgt dan uiteindelijk
toestemming om hier weg te gaan. Hij krijgt een plantage op Java en sindsdien woont hij
daar dus.
Wanneer hij dan in 1900 op Java eindelijk achter de waarheid komt, namelijk dat men hem
altijd gedwarsboomd heeft in zijn carriere, omdat hij zogenaamd slechte dingen over het hof
zou hebben gezegd, en omdat hij zwart was, is hij verdrietig. Maar eigenlijk is hij zijn hele
leven al een buitenbeentje geweest dat er probeerde bij te horen, dat hij dat al lang
opgegeven heeft op Java. Een Nederlands commissaris genaamd van Drunen zegt dan
tegen hem:
‘Vroeger, toen ik u en Kwame bij uw ouders weghaalde, heb ik u de Nederlandse staat als
nieuwe moeder voorgesteld. Ik had geen idee dat zij alleen haar eigen kinderen voedt en die
van anderen te vondeling legt.’
Vertelsituatie
Het boek wordt verteld door Aquasi Boachi, ofwel Kwasi. Hij is de ikpersoon. Hij kijkt terug
op zijn verleden.
Behalve in het deel West-Afrika 1847-1850. Dit deel bevat uitsluitend brieven, die Kwame
aan Kwasi stuurt vanuit de Afrikaanse kust. In dit deel is Kwame de ik-persoon, maar dit
deel is geen lopend verhaal, maar je maakt uit de brieven op hoe het Kwame vergaat.
Tijd
Het boek heeft een cyclistische stijl. Het boek bestaat namelijk uit vijf delen. Het eerste deel
speelt zich af in 1900 op de koffieplantage van de bejaarde Kwasi. Het einde van het laatste
deel gaat verder waar het eerste deel geëindigd was. Daartussen wordt de geschiedenis van
Kwasi en Kwame verteld. Het begint als Kwasi en Kwame acht jaar zijn, vlak voordat de
twee naar Nederland worden gehaald. Voor Kwame eindigt de geschiedenis als hij
zelfmoord heeft gepleegd op zijn drieentwintigste. Voor Kwasi gaat de geschiedenis nog