OG week 2.3.3
Centrale vraag:
In hoeverre kan de WW-uitkering van Jo Smeets worden geweigerd en in hoeverre is het mogelijk om
opleiding of scholing te volgen of zelfstandige werkzaamheden te verrichten met behoud van de
WW-uitkering?
Leerdoelen:
1. Hoe en wanneer moet een WW-uitkering worden aangevraagd?
De werkloze werknemer kan de WW-uitkering vanaf een week voor zijn eerste
werkloosheidsdag van art. 16a lid 1 WW tot 26 weken na zijn eerste werkloosheidsdag
aanvragen met behulp van zijn DigiD bij het UWV, anders verliest hij zijn recht op een WW-
uitkering (art. 4:1 Awb jo. 22 lid 1 jo. 35 WW). De werkloze werknemer moet de WW-
uitkering binnen een week na het intreden van zijn werkloosheid aanvragen bij het UWV (art.
22 lid 1 jo. 26 lid 1 sub b WW), anders kan hij zijn recht op een WW-uitkering niet geldend
maken. Indien de werkloze werknemer niet tijdig de WW-uitkering aanvraagt bij het UWV,
dan legt het UWV een (tijdelijke en gedeeltelijke) bestuurlijke maatregel op die wordt
afgestemd naar de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid (5% van het
uitkeringsbedrag voor een maand) (art. 27 lid 3 jo. lid 6 WW jo. 2 lid 1 sub a jo. 3 sub a
Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten jo. 2 lid 1 sub a Beleidsregels maatregelen
UWV) of dan geeft het UWV een bestuurlijke waarschuwing, indien het niet tijdig aanvragen
niet plaatsvindt binnen twee jaar na een eerdere waarschuwing (art. 27 lid 7 WW). Het UWV
moet binnen dertien weken beslissen op deze aanvraag of er recht op WW-uitkering bestaat
en de hoogte en duur daarvan (art. 4:13 lid 1 Awb jo. 127a lid 1 WW).
2. Wanneer wordt een WW-uitkering uitbetaald?
Het UWV betaalt op aanvraag een voorschot vooruitlopend op de eerste betaling van de
WW-uitkering, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de WW-uitkering zal
worden uitbetaald (art. 31 lid 1 WW jo. 2 lid 1 jo. lid 2 Beleidsregels voorschotverstrekking
WW 2015). Het UWV betaalt op aanvraag de WW-uitkering binnen zes weken na indiening
van de aanvraag en binnen 14 dagen na ontvangst van de Inkomstenopgave (art. 22 lid 4
WW), indien het recht op WW is vastgesteld, het recht op WW geldend kan worden gemaakt
en de hoogte en duur daarvan is vastgesteld. Het UWV betaalt de WW-uitkering per
kalendermaand achteraf (art. 33 lid 1 WW).
3. Wanneer kan het recht op een WW-uitkering geldend worden gemaakt/het recht op een
WW-uitkering niet worden geweigerd?
Het recht op een WW-uitkering kan geldend worden gemaakt als de werknemer zijn
inspannings- en inlichtingenverplichtingen nakomt. De inspannings- en
inlichtingenverplichtingen van de werknemer zijn:
1) Verwijtbaar werkloos worden voorkomen (inspanningsverplichting)
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt in de zin van art. 24
lid 2 sub a jo sub b WW (art. 24 lid 1 sub a WW).
a) A-grond
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt doordat de
arbeidsovereenkomst wordt beëindigd wegens een dringende reden van art. 7:678
lid 1 jo. lid 2 BW waarvan hem verwijt kan worden gemaakt, ongeacht de wijze van
beëindiging van de arbeidsovereenkomst (art. 24 lid 2 sub a WW jo. paragraaf 1
Beleidsregels toepassing artikelen 24 en 27 WW 2006). Het UWV is niet gebonden
aan het oordeel van de civiele rechter dat er sprake is van een dringende reden,
maar oordeelt zelf of er sprake is van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst
, wegens een dringende reden (verwijtbare werkloosheid)
(ECLI:NL:CRVB:2009:BK2128). Het UWV moet een oordeel die afwijkt van het oordeel
van de civiele rechter, motiveren op een manier die ook in het licht van de civiele
uitspraak begrijpelijk is (ECLI:NL:HR:2017:2452). De (objectieve en subjectieve)
verwijtbare werkloosheid wordt beoordeeld aan hand van alle feiten en
omstandigheden van het geval door het UWV. De omstandigheden zijn de aard en de
ernst van de gedraging(en), de wijze waarop de werkgever in de specifieke situatie
en in de specifieke werkrelatie het verweten gedrag beoordeelt, de in dat verband
voor de werknemer kenbare bedoeling van de werkgever, de aard en duur van de
dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, de persoonlijke
omstandigheden van de werknemer en de gevolgen die een beëindiging van het
dienstverband voor hem zou hebben (gevolgencriterium) (Hema-arrest).
b) B-grond
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt doordat de
arbeidsovereenkomst wordt beëindigd op verzoek van de werknemer zonder dat aan
de voortzetting daarvan zodanige bezwaren zijn verbonden, dat deze voortzetting
redelijkerwijze niet van hem kan worden gevergd (art. 24 lid 2 sub b WW jo.
Paragraaf 1 Beleidsregels toepassing artikelen 24 en 27 WW 2006), tenzij de
werknemer geen verweer voert of instemt met de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever (art. 24 lid 6 WW). De
verwijtbare werkloosheid wordt beoordeeld aan de hand van de geldige reden (de
voortzetting van de arbeidsovereenkomst lijdt tot gezondheidsschade) en de acute
noodzaak van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waaronder medische
redenen (ECLI:NL:CRVB:2000:AE8611) of het meeverhuizen (en niet samenwonen)
met de partner (ECLI:NL:CRVB:2023:304)(ECLI:NL:CRVB:2005:AT5538).
2) Verwijtbaar werkloos zijn en blijven voorkomen (inspanningsverplichting)
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos is en blijft door het niet
verkrijgen, aanvaarden of behouden van passende arbeid (art. 24 lid 1 sub b WW).
a) Passende arbeid verkrijgen of aanvaarden
De werknemer moet voorkomen dat hij in onvoldoende mate tracht andere
passende arbeid te verkrijgen (sollicitatieplicht) (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 1 WW)
door meer dan vier keer per vier weken (een keer per week) te solliciteren op
vormvrij, maar op concrete en verifieerbare wijze, waarbij de aard en de omvang van
de sollicitaties wel relevant zijn (art. 3 Bijlage Besluit sollicitatieplicht werknemers
WW en IOW 2012). De werknemer moet voorkomen dat hij nalaat aangeboden
concreet werkaanbod van andere passende arbeid te aanvaarden of door eigen
toedoen geen andere passende arbeid verkrijgt (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 2 WW).
De werknemer moet voorkomen dat hij eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen
van andere passende arbeid belemmeren (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 4 WW).
b) Passende arbeid behouden
De werknemer moet voorkomen dat hij door eigen toedoen zijn eigen passende
arbeid (met dezelfde arbeidsomvang) niet behoudt (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 3
WW), waaronder het behouden van aangeboden eigen passende arbeid bij de eigen
werkgever in dezelfde of nagenoeg dezelfde omvang.
3) Benadelingshandeling niet plegen (inspanningsverplichting)
De werknemer moet voorkomen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen
Werkloosheidsfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid benadeelt of zou kunnen
benadelen (art. 24 lid 5 WW), waaronder het te vroeg (onnodig) werkloos worden of het
zonder deugdelijke grond geen verweer voeren tegen of instemmen met de beëindiging
van de arbeidsovereenkomst tijdens een door het UWV opgelegde loonsanctie (art. 24 lid
10 WW).
4) Overige verplichtingen (inspanningsverplichting)
Centrale vraag:
In hoeverre kan de WW-uitkering van Jo Smeets worden geweigerd en in hoeverre is het mogelijk om
opleiding of scholing te volgen of zelfstandige werkzaamheden te verrichten met behoud van de
WW-uitkering?
Leerdoelen:
1. Hoe en wanneer moet een WW-uitkering worden aangevraagd?
De werkloze werknemer kan de WW-uitkering vanaf een week voor zijn eerste
werkloosheidsdag van art. 16a lid 1 WW tot 26 weken na zijn eerste werkloosheidsdag
aanvragen met behulp van zijn DigiD bij het UWV, anders verliest hij zijn recht op een WW-
uitkering (art. 4:1 Awb jo. 22 lid 1 jo. 35 WW). De werkloze werknemer moet de WW-
uitkering binnen een week na het intreden van zijn werkloosheid aanvragen bij het UWV (art.
22 lid 1 jo. 26 lid 1 sub b WW), anders kan hij zijn recht op een WW-uitkering niet geldend
maken. Indien de werkloze werknemer niet tijdig de WW-uitkering aanvraagt bij het UWV,
dan legt het UWV een (tijdelijke en gedeeltelijke) bestuurlijke maatregel op die wordt
afgestemd naar de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid (5% van het
uitkeringsbedrag voor een maand) (art. 27 lid 3 jo. lid 6 WW jo. 2 lid 1 sub a jo. 3 sub a
Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten jo. 2 lid 1 sub a Beleidsregels maatregelen
UWV) of dan geeft het UWV een bestuurlijke waarschuwing, indien het niet tijdig aanvragen
niet plaatsvindt binnen twee jaar na een eerdere waarschuwing (art. 27 lid 7 WW). Het UWV
moet binnen dertien weken beslissen op deze aanvraag of er recht op WW-uitkering bestaat
en de hoogte en duur daarvan (art. 4:13 lid 1 Awb jo. 127a lid 1 WW).
2. Wanneer wordt een WW-uitkering uitbetaald?
Het UWV betaalt op aanvraag een voorschot vooruitlopend op de eerste betaling van de
WW-uitkering, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de WW-uitkering zal
worden uitbetaald (art. 31 lid 1 WW jo. 2 lid 1 jo. lid 2 Beleidsregels voorschotverstrekking
WW 2015). Het UWV betaalt op aanvraag de WW-uitkering binnen zes weken na indiening
van de aanvraag en binnen 14 dagen na ontvangst van de Inkomstenopgave (art. 22 lid 4
WW), indien het recht op WW is vastgesteld, het recht op WW geldend kan worden gemaakt
en de hoogte en duur daarvan is vastgesteld. Het UWV betaalt de WW-uitkering per
kalendermaand achteraf (art. 33 lid 1 WW).
3. Wanneer kan het recht op een WW-uitkering geldend worden gemaakt/het recht op een
WW-uitkering niet worden geweigerd?
Het recht op een WW-uitkering kan geldend worden gemaakt als de werknemer zijn
inspannings- en inlichtingenverplichtingen nakomt. De inspannings- en
inlichtingenverplichtingen van de werknemer zijn:
1) Verwijtbaar werkloos worden voorkomen (inspanningsverplichting)
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt in de zin van art. 24
lid 2 sub a jo sub b WW (art. 24 lid 1 sub a WW).
a) A-grond
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt doordat de
arbeidsovereenkomst wordt beëindigd wegens een dringende reden van art. 7:678
lid 1 jo. lid 2 BW waarvan hem verwijt kan worden gemaakt, ongeacht de wijze van
beëindiging van de arbeidsovereenkomst (art. 24 lid 2 sub a WW jo. paragraaf 1
Beleidsregels toepassing artikelen 24 en 27 WW 2006). Het UWV is niet gebonden
aan het oordeel van de civiele rechter dat er sprake is van een dringende reden,
maar oordeelt zelf of er sprake is van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst
, wegens een dringende reden (verwijtbare werkloosheid)
(ECLI:NL:CRVB:2009:BK2128). Het UWV moet een oordeel die afwijkt van het oordeel
van de civiele rechter, motiveren op een manier die ook in het licht van de civiele
uitspraak begrijpelijk is (ECLI:NL:HR:2017:2452). De (objectieve en subjectieve)
verwijtbare werkloosheid wordt beoordeeld aan hand van alle feiten en
omstandigheden van het geval door het UWV. De omstandigheden zijn de aard en de
ernst van de gedraging(en), de wijze waarop de werkgever in de specifieke situatie
en in de specifieke werkrelatie het verweten gedrag beoordeelt, de in dat verband
voor de werknemer kenbare bedoeling van de werkgever, de aard en duur van de
dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, de persoonlijke
omstandigheden van de werknemer en de gevolgen die een beëindiging van het
dienstverband voor hem zou hebben (gevolgencriterium) (Hema-arrest).
b) B-grond
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos wordt doordat de
arbeidsovereenkomst wordt beëindigd op verzoek van de werknemer zonder dat aan
de voortzetting daarvan zodanige bezwaren zijn verbonden, dat deze voortzetting
redelijkerwijze niet van hem kan worden gevergd (art. 24 lid 2 sub b WW jo.
Paragraaf 1 Beleidsregels toepassing artikelen 24 en 27 WW 2006), tenzij de
werknemer geen verweer voert of instemt met de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever (art. 24 lid 6 WW). De
verwijtbare werkloosheid wordt beoordeeld aan de hand van de geldige reden (de
voortzetting van de arbeidsovereenkomst lijdt tot gezondheidsschade) en de acute
noodzaak van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waaronder medische
redenen (ECLI:NL:CRVB:2000:AE8611) of het meeverhuizen (en niet samenwonen)
met de partner (ECLI:NL:CRVB:2023:304)(ECLI:NL:CRVB:2005:AT5538).
2) Verwijtbaar werkloos zijn en blijven voorkomen (inspanningsverplichting)
De werknemer moet voorkomen dat hij verwijtbaar werkloos is en blijft door het niet
verkrijgen, aanvaarden of behouden van passende arbeid (art. 24 lid 1 sub b WW).
a) Passende arbeid verkrijgen of aanvaarden
De werknemer moet voorkomen dat hij in onvoldoende mate tracht andere
passende arbeid te verkrijgen (sollicitatieplicht) (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 1 WW)
door meer dan vier keer per vier weken (een keer per week) te solliciteren op
vormvrij, maar op concrete en verifieerbare wijze, waarbij de aard en de omvang van
de sollicitaties wel relevant zijn (art. 3 Bijlage Besluit sollicitatieplicht werknemers
WW en IOW 2012). De werknemer moet voorkomen dat hij nalaat aangeboden
concreet werkaanbod van andere passende arbeid te aanvaarden of door eigen
toedoen geen andere passende arbeid verkrijgt (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 2 WW).
De werknemer moet voorkomen dat hij eisen stelt die het aanvaarden of verkrijgen
van andere passende arbeid belemmeren (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 4 WW).
b) Passende arbeid behouden
De werknemer moet voorkomen dat hij door eigen toedoen zijn eigen passende
arbeid (met dezelfde arbeidsomvang) niet behoudt (art. 24 lid 1 sub b onderdeel 3
WW), waaronder het behouden van aangeboden eigen passende arbeid bij de eigen
werkgever in dezelfde of nagenoeg dezelfde omvang.
3) Benadelingshandeling niet plegen (inspanningsverplichting)
De werknemer moet voorkomen dat hij door zijn doen en laten het Algemeen
Werkloosheidsfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid benadeelt of zou kunnen
benadelen (art. 24 lid 5 WW), waaronder het te vroeg (onnodig) werkloos worden of het
zonder deugdelijke grond geen verweer voeren tegen of instemmen met de beëindiging
van de arbeidsovereenkomst tijdens een door het UWV opgelegde loonsanctie (art. 24 lid
10 WW).
4) Overige verplichtingen (inspanningsverplichting)