OG week 2.3.2
Centrale vraag:
In hoeverre heeft de heer J. Smeets recht op een WW-uitkering en welke rechten en verplichtingen
zijn hieraan verbonden?
Leerdoelen:
1. Wat is een beëindiging met wederzijds goedvinden
(beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst)?
De beëindiging met wederzijds goedvinden houdt in dat een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde of onbepaalde tijd in onderling overleg eindigt door een schriftelijke
beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst (vso) (art. 7:670b lid 1 jo. 7:900 BW).
De werknemer heeft het recht de overeenkomst zonder opgave van redenen schriftelijk te
ontbinden binnen twee weken na de dag waarop de overeenkomst tot stand is gekomen
(ontvangsttheorie) (art. 7:670b lid 2 BW) of binnen drie weken als de werkgever het recht tot
ontbinding niet in de overeenkomst heeft opgenomen (art. 7:670b lid 3 BW), tenzij de
werkgever en de werknemer binnen zes maanden na de ontbinding opnieuw een
beëindigingovereenkomst zijn aangegaan (art. 7:670b lid 4 BW). Een beding in de
arbeidsovereenkomst die het recht tot ontbinding uitsluit of beperkt, is nietig (dwingend
recht) (art. 7:670b lid 6 BW). Als de arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd met
wederzijds goedvinden, dan kan de werkgever de arbeidsovereenkomst afhankelijk van de
ontslaggrond opzeggen met toestemming van het UWV (art. 7:671a lid 1 BW) of ontbinden
door de kantonrechter (art. 7:671b lid 1 BW). De opzegregels (inclusief opzegtermijnen)
gelden niet voor een beëindiging met wederzijdse goedvinden. De werkgever is geen
transitievergoeding verschuldigd (art. 7:673 lid 1 BW), maar de werkgever en de werknemer
kunnen wel een ontslagvergoeding overeenkomen die gelijk is aan de transitievergoeding.
2. Wat is de Werkloosheidswet (WW)?
De Werkloosheidswet (WW) is een werknemersverzekering die de gevolgen van
inkomensverlies bij werkloosheid opvangt. De WW heeft een loongerelateerde uitkering
(geen partnerinkomens- en vermogenstoets) met een gemaximeerde duur (art. 42 lid 1 jo. 44
WW). De WW-uitkering wordt pas daadwerkelijk ontvangen als een recht op WW bestaat,
het recht op WW geldend kan worden gemaakt en de WW-uitkering wordt uitbetaald. De
kenmerken van de WW zijn: de werknemers die in Nederland werkzaam zijn, zijn verplicht
van rechtswege (automatisch) verzekerd, ongeacht of er wel of niet premie is betaald (art. 3
lid 1 jo. lid 2 WW); de WW-uitkering wordt betaald door premieheffing van werknemers
en/of werkgevers (art. 23 Wfsv); de uitvoering van de WW geschiedt door het UWV (art. 98
WW); de hoogte van de WW-uitkering is gerelateerd aan het dagloon en niet afhankelijk van
het inkomen of het vermogen van de uitkeringsgerechtigde zelf of zijn partner (geen
partnerinkomens- en vermogenstoets) (art. 1b lid 1 jo. 44 WW); de duur van de WW-
uitkering is beperkt en afhankelijk van het arbeidsverleden (art. 42 lid 1 jo. lid 2 WW).
3. Wanneer bestaat er een recht op een WW-uitkering?
Het recht op WW(-uitkering) bestaat als de werknemer een werknemer is in de zin van art. 3
lid 1 WW, de werknemer werkloos in de zin van art. 16 lid 1 WW, de werknemer aan de
referte-eis van art. 17 lid 1 WW voldoet en er geen uitsluitingsgronden van art. 19 lid 1 WW
van toepassing zijn (art. 15 WW). De voorwaarden voor het recht op WW zijn:
1) Werknemer
De werknemer moet een natuurlijke persoon zijn die in privaatrechtelijke
dienstbetrekking (arbeidsovereenkomst) of in publiekrechtelijke dienstbetrekking
(ambtelijke aanstelling) staat, met uitzondering van de werknemer die de
pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt (art. 3 lid 1 WW) en de uitzonderingen van art.
Centrale vraag:
In hoeverre heeft de heer J. Smeets recht op een WW-uitkering en welke rechten en verplichtingen
zijn hieraan verbonden?
Leerdoelen:
1. Wat is een beëindiging met wederzijds goedvinden
(beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst)?
De beëindiging met wederzijds goedvinden houdt in dat een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde of onbepaalde tijd in onderling overleg eindigt door een schriftelijke
beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst (vso) (art. 7:670b lid 1 jo. 7:900 BW).
De werknemer heeft het recht de overeenkomst zonder opgave van redenen schriftelijk te
ontbinden binnen twee weken na de dag waarop de overeenkomst tot stand is gekomen
(ontvangsttheorie) (art. 7:670b lid 2 BW) of binnen drie weken als de werkgever het recht tot
ontbinding niet in de overeenkomst heeft opgenomen (art. 7:670b lid 3 BW), tenzij de
werkgever en de werknemer binnen zes maanden na de ontbinding opnieuw een
beëindigingovereenkomst zijn aangegaan (art. 7:670b lid 4 BW). Een beding in de
arbeidsovereenkomst die het recht tot ontbinding uitsluit of beperkt, is nietig (dwingend
recht) (art. 7:670b lid 6 BW). Als de arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd met
wederzijds goedvinden, dan kan de werkgever de arbeidsovereenkomst afhankelijk van de
ontslaggrond opzeggen met toestemming van het UWV (art. 7:671a lid 1 BW) of ontbinden
door de kantonrechter (art. 7:671b lid 1 BW). De opzegregels (inclusief opzegtermijnen)
gelden niet voor een beëindiging met wederzijdse goedvinden. De werkgever is geen
transitievergoeding verschuldigd (art. 7:673 lid 1 BW), maar de werkgever en de werknemer
kunnen wel een ontslagvergoeding overeenkomen die gelijk is aan de transitievergoeding.
2. Wat is de Werkloosheidswet (WW)?
De Werkloosheidswet (WW) is een werknemersverzekering die de gevolgen van
inkomensverlies bij werkloosheid opvangt. De WW heeft een loongerelateerde uitkering
(geen partnerinkomens- en vermogenstoets) met een gemaximeerde duur (art. 42 lid 1 jo. 44
WW). De WW-uitkering wordt pas daadwerkelijk ontvangen als een recht op WW bestaat,
het recht op WW geldend kan worden gemaakt en de WW-uitkering wordt uitbetaald. De
kenmerken van de WW zijn: de werknemers die in Nederland werkzaam zijn, zijn verplicht
van rechtswege (automatisch) verzekerd, ongeacht of er wel of niet premie is betaald (art. 3
lid 1 jo. lid 2 WW); de WW-uitkering wordt betaald door premieheffing van werknemers
en/of werkgevers (art. 23 Wfsv); de uitvoering van de WW geschiedt door het UWV (art. 98
WW); de hoogte van de WW-uitkering is gerelateerd aan het dagloon en niet afhankelijk van
het inkomen of het vermogen van de uitkeringsgerechtigde zelf of zijn partner (geen
partnerinkomens- en vermogenstoets) (art. 1b lid 1 jo. 44 WW); de duur van de WW-
uitkering is beperkt en afhankelijk van het arbeidsverleden (art. 42 lid 1 jo. lid 2 WW).
3. Wanneer bestaat er een recht op een WW-uitkering?
Het recht op WW(-uitkering) bestaat als de werknemer een werknemer is in de zin van art. 3
lid 1 WW, de werknemer werkloos in de zin van art. 16 lid 1 WW, de werknemer aan de
referte-eis van art. 17 lid 1 WW voldoet en er geen uitsluitingsgronden van art. 19 lid 1 WW
van toepassing zijn (art. 15 WW). De voorwaarden voor het recht op WW zijn:
1) Werknemer
De werknemer moet een natuurlijke persoon zijn die in privaatrechtelijke
dienstbetrekking (arbeidsovereenkomst) of in publiekrechtelijke dienstbetrekking
(ambtelijke aanstelling) staat, met uitzondering van de werknemer die de
pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt (art. 3 lid 1 WW) en de uitzonderingen van art.