Casus onderwijsgroep week 3.1
Centrale vraag :
Heeft Riko Hogenboom een rechtsgeldige overeenkomst gesloten ?
Leerdoelen :
1. Wat houdt het vermogensrecht in?
Vermogensrechten zijn rechten die tot het vermogen van rechtssubjecten behoren.
1) Verbintenissenrecht
Rechten die betrekking hebben op vermogensrechtelijke relaties tussen twee of meer
rechtspersonen (boek 3, 6, 7 en 7A BW).
2) Goederenrecht
Rechten die betrekking hebben op de rechtsrelatie tussen een persoon en een goed
(boek 3 en 5 BW).
2. Wat zijn goederen?
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).
1) Zaken
De voor menselijke beheersing vatbare objecten (art. 3:2 BW). Dieren zijn geen zaken,
maar de bepalingen die betrekking hebben op zaken zijn ook op dieren van toepassing
(art. 3:2a lid 1 jo. lid 2 BW).
2) Vermogensrechten
Een recht met een bepaalde waarde die in geld is uit te drukken (vermogenswaarde).
Vermogensrechten zijn te onderscheiden in de volgende rechten (art. 3:6 BW) :
a. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn.
b. Rechten die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen.
c. Rechten die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel.
3. Wat is een onroerende zaak?
Onroerende zaken zijn zaken die niet verplaatsbaar zijn. Onroerende zaken zijn te
onderscheiden in (art. 3:3 lid 1 BW) :
1) De grond.
2) Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen.
3) Beplantingen die met de grond zijn verenigd.
4) Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd.
5) Werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
6) Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken duurzaam
met de grond zijn verenigd.
4. Wat is een roerende zaak?
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn (art. 3:3 lid 2 BW). Alle zaken die
verplaatsbaar zijn.
5. Wat is het verschil tussen een hoofdzaak en een bestanddeel?
Een bestanddeel is alles wat volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een zaak (art.
3:4 lid 1 BW). Verkeersopvatting is het maatschappelijk verkeer. Een bestanddeel is een zaak
die zodanig met een hoofdzaak wordt verbonden dat zij daarvan niet kan worden
afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een van de
zaken (art. 3:4 lid 2 BW). De hoofdzaak is de belangrijkste zaak en de bestanddelen zijn
onderdeel van die zaak. Een hoofdzaak en een bestanddeel vormen een juridisch geheel.
, 6. Wat zijn registergoederen?
Registergoederen zijn goederen waarvan de overdracht of vestiging moet worden
ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers (art. 3:10 BW). Openbare registers
zijn registers waarin feiten, die voor het rechtstoestand van registergoederen van belang zijn,
worden ingeschreven (art. 3:16 lid 1 BW). Voorbeelden van registergoederen zijn huizen,
grote schepen, vliegtuigen en alle onroerende zaken.
7. Wat zijn niet-registergoederen?
Niet-registergoederen zijn alle goederen die geen registergoederen zijn.
8. Wat zijn absolute rechten?
Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Een absoluut recht
geld ten opzichte van iedereen.
1) Vruchtgebruik (art. 3:201 BW).
Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren te gebruiken
en daarvan de vruchten te genieten.
2) Pand (art. 3:227 lid 1 BW).
Pand is een recht strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering
ter voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
3) Hypotheek (art. 3:227 lid 1 BW).
Hypotheek is een recht strekkende om op registergoederen een vordering ter voldoening
van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
4) Eigendom (art. 5:1 lid 1 BW).
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
5) Erfdienstbaarheid (art. 5:70 lid 1 BW).
Erfdienstbaarheid is een last waarmee de onroerende zaak of het dienende erf ten
behoeve van een andere onroerende zaak of het heersende erf is bezwaard.
6) Erfpacht (art. 5:85 lid 1 BW).
Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders
onroerende zaak te houden en te gebruiken.
7) Opstal (art. 5:101 lid 1 BW).
Opstal is een zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander
gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen.
8) Appartement (art. 5:106 lid 4 BW).
Appartementsrecht is een aandeel in de goederen die in de splitsing zijn betrokken, dat
de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het
gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te
worden gebruikt.
9. Welke rechtsgevolgen heeft een absoluut recht?
1) Een absoluut recht werkt tegenover iedereen.
2) Zaaksgevolg (droit de suite)
Het absolute recht blijft op een goed bestaan, ook al bevindt dat goed zich niet meer in
de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt het goed waarop het rust.
3) Prioriteitsbeginsel (droit de priorite)
Als er meer dan een absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder gevestigde
absolute recht voor een later gevestigd absoluut recht.
4) Bevoorrechte positie (droit de preference)
Als een persoon of een bedrijf failliet gaat, dan vallen in beginsel al zijn of haar goederen
onder het faillissement. Goederen waarop een derde een absoluut recht heeft, vallen
niet onder het faillissement.
Centrale vraag :
Heeft Riko Hogenboom een rechtsgeldige overeenkomst gesloten ?
Leerdoelen :
1. Wat houdt het vermogensrecht in?
Vermogensrechten zijn rechten die tot het vermogen van rechtssubjecten behoren.
1) Verbintenissenrecht
Rechten die betrekking hebben op vermogensrechtelijke relaties tussen twee of meer
rechtspersonen (boek 3, 6, 7 en 7A BW).
2) Goederenrecht
Rechten die betrekking hebben op de rechtsrelatie tussen een persoon en een goed
(boek 3 en 5 BW).
2. Wat zijn goederen?
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW).
1) Zaken
De voor menselijke beheersing vatbare objecten (art. 3:2 BW). Dieren zijn geen zaken,
maar de bepalingen die betrekking hebben op zaken zijn ook op dieren van toepassing
(art. 3:2a lid 1 jo. lid 2 BW).
2) Vermogensrechten
Een recht met een bepaalde waarde die in geld is uit te drukken (vermogenswaarde).
Vermogensrechten zijn te onderscheiden in de volgende rechten (art. 3:6 BW) :
a. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn.
b. Rechten die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen.
c. Rechten die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel.
3. Wat is een onroerende zaak?
Onroerende zaken zijn zaken die niet verplaatsbaar zijn. Onroerende zaken zijn te
onderscheiden in (art. 3:3 lid 1 BW) :
1) De grond.
2) Delfstoffen die nog niet zijn gewonnen.
3) Beplantingen die met de grond zijn verenigd.
4) Gebouwen die duurzaam met de grond zijn verenigd.
5) Werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
6) Gebouwen en werken die door vereniging met andere gebouwen of werken duurzaam
met de grond zijn verenigd.
4. Wat is een roerende zaak?
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn (art. 3:3 lid 2 BW). Alle zaken die
verplaatsbaar zijn.
5. Wat is het verschil tussen een hoofdzaak en een bestanddeel?
Een bestanddeel is alles wat volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een zaak (art.
3:4 lid 1 BW). Verkeersopvatting is het maatschappelijk verkeer. Een bestanddeel is een zaak
die zodanig met een hoofdzaak wordt verbonden dat zij daarvan niet kan worden
afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een van de
zaken (art. 3:4 lid 2 BW). De hoofdzaak is de belangrijkste zaak en de bestanddelen zijn
onderdeel van die zaak. Een hoofdzaak en een bestanddeel vormen een juridisch geheel.
, 6. Wat zijn registergoederen?
Registergoederen zijn goederen waarvan de overdracht of vestiging moet worden
ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers (art. 3:10 BW). Openbare registers
zijn registers waarin feiten, die voor het rechtstoestand van registergoederen van belang zijn,
worden ingeschreven (art. 3:16 lid 1 BW). Voorbeelden van registergoederen zijn huizen,
grote schepen, vliegtuigen en alle onroerende zaken.
7. Wat zijn niet-registergoederen?
Niet-registergoederen zijn alle goederen die geen registergoederen zijn.
8. Wat zijn absolute rechten?
Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Een absoluut recht
geld ten opzichte van iedereen.
1) Vruchtgebruik (art. 3:201 BW).
Vruchtgebruik geeft het recht om goederen die aan een ander toebehoren te gebruiken
en daarvan de vruchten te genieten.
2) Pand (art. 3:227 lid 1 BW).
Pand is een recht strekkende om op de daaraan onderworpen goederen een vordering
ter voldoening van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
3) Hypotheek (art. 3:227 lid 1 BW).
Hypotheek is een recht strekkende om op registergoederen een vordering ter voldoening
van een geldsom bij voorrang boven andere schuldeisers te verhalen.
4) Eigendom (art. 5:1 lid 1 BW).
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
5) Erfdienstbaarheid (art. 5:70 lid 1 BW).
Erfdienstbaarheid is een last waarmee de onroerende zaak of het dienende erf ten
behoeve van een andere onroerende zaak of het heersende erf is bezwaard.
6) Erfpacht (art. 5:85 lid 1 BW).
Erfpacht is een zakelijk recht dat de erfpachter de bevoegdheid geeft eens anders
onroerende zaak te houden en te gebruiken.
7) Opstal (art. 5:101 lid 1 BW).
Opstal is een zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander
gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen.
8) Appartement (art. 5:106 lid 4 BW).
Appartementsrecht is een aandeel in de goederen die in de splitsing zijn betrokken, dat
de bevoegdheid omvat tot het uitsluitend gebruik van bepaalde gedeelten van het
gebouw die blijkens hun inrichting bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te
worden gebruikt.
9. Welke rechtsgevolgen heeft een absoluut recht?
1) Een absoluut recht werkt tegenover iedereen.
2) Zaaksgevolg (droit de suite)
Het absolute recht blijft op een goed bestaan, ook al bevindt dat goed zich niet meer in
de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt het goed waarop het rust.
3) Prioriteitsbeginsel (droit de priorite)
Als er meer dan een absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder gevestigde
absolute recht voor een later gevestigd absoluut recht.
4) Bevoorrechte positie (droit de preference)
Als een persoon of een bedrijf failliet gaat, dan vallen in beginsel al zijn of haar goederen
onder het faillissement. Goederen waarop een derde een absoluut recht heeft, vallen
niet onder het faillissement.