Casus onderwijsgroep week 2.8
Centrale vraag :
Wanneer kan iemand erven en wat zijn de opties ten aanzien van de nalatenschap? Hoe kan de
nalatenschap van Ben worden geregeld?
Leerdoelen :
1. Hoe kan erfopvolging plaatsvinden?
Een erfenis (nalatenschap) is de bezittingen en eventuele schulden die een overledene
achterlaat. De erflater is de overledene die de erfenis nalaat. En de erfgenaam is degene die
iets erft. De rechtsopvolger van de overledene.
Erfopvolging vindt plaats bij (art. 4:1 lid 1 BW) :
1) Versterf.
2) Uiterste wilsbeschikking (testament).
2. Wat houdt erfopvolging bij versterf in?
Als een erflater geen testament heeft opgesteld, dan geldt het versterferfrecht.
3. Wat houdt de bestaanseis in?
De bestaanseis houdt in dat iemand moet bestaan op het moment dat de nalatenschap
openvalt om te erven bij versterf (art. 4:9 BW). De uitzondering hiervan is een ongeboren
kind. Een ongeboren kind kan als geboren worden aangemerkt als dit in zijn belang is. Vereist
is wel dat het kind levend ter wereld komt (art. 1:2 BW).
4. Wie zijn de wettelijke erfgenamen?
De erfgenamen uit eigen hoofde zijn in volgorde (art. 4:10 lid 1 BW) :
1) De echtgenoot of geregistreerd partner (art. 4:8 lid 1 BW) van de erflater, samen met zijn
kinderen.
2) De ouders van de erflater, samen met zijn (half)broers en (half)zussen.
3) De grootouders van de erflater.
4) De overgrootouders van de erflater.
5. Wat als er geen erfgenamen zijn?
Als een erflater geen erfgenamen heeft, dan gaan de goederen van de nalatenschap naar de
Nederlandse staat (art. 4:189 BW).
6. Wanneer kan er plaatsvervulling plaatsvinden?
Als een erfgenaam overlijdt, dan vervullen de afstammelingen van een kind, broer, zus,
grootouder of overgrootouder de plaats van de erfgenaam (art. 4:10 lid 2 BW). De
plaatsvervullers moeten in een familierechtelijke betrekking met de erflater staan (art. 4:10
lid 3 BW). Plaatsvervullers erven staaksgewijs het erfdeel van degene wiens plaats zij
vervullen (art. 4:12 lid 2 BW). Ze erven gezamenlijk wat de oorspronkelijke erfgenaam zou
hebben geërfd.
Plaatsvervulling geschiedt (art. 4:12 lid 1 BW) :
1) Als een erfgenaam niet meer bestaat.
2) Als een erfgenaam onwaardig is.
, 3) Als een erfgenaam onterfd is.
4) Als een erfgenaam de nalatenschap verwerpt.
5) Als het erfrecht van een erfgenaam is vervallen.
7. Wat is de wettelijke verdeling van de nalatenschap?
De erfgenamen die uit eigen hoofde erven, erven een gelijk deel (art. 4:11 lid 1 BW).
Uitzonderingen (art. 4:11 lid 2 jo. lid 3 BW) :
1) Het erfdeel van een halfbroer of halfzus is de helft van het erfdeel van een volle broer,
volle zus of ouder.
2) Als het erfdeel van een ouder minder dan een kwart van de nalatenschap zou bedragen,
dan wordt het erfdeel verhoogd tot een kwart van het nalatenschap.
De wettelijke verdeling geldt wanneer de erflater een echtgenoot en een of meer kinderen
als erfgenaam achterlaat, terwijl hij geen testament heeft opgesteld (art. 4:13 lid 1 BW).
De echtgenoot verkrijgt van rechtswege de goederen van de nalatenschap en de schulden
van de nalatenschap komen voor zijn rekening (art. 4:13 lid 2 BW). De kinderen verkrijgen
van rechtswege een geldvordering van de echtgenoot ter waarde van zijn erfdeel. Deze
vordering is opeisbaar wanneer de echtgenoot in een faillissement of
schuldsaneringsregeling terechtkomt of wanneer de echtgenoot is overleden. Ook is deze
vordering opeisbaar in de door de erflater in de uiterste wilsbeschikking genoemde gevallen
(art. 4:13 lid 3 BW).
De echtgenoot kan de wettelijke verdeling, binnen drie maanden vanaf de dag waarop de
nalatenschap is opengevallen, ongedaan maken (art. 4:18 lid 1 BW). Hierdoor krijgt de
echtgenoot dezelfde positie als de kinderen. Ze krijgen allemaal voor een gelijk deel recht op
de nalatenschap. Ongedaanmaking werkt terug tot het tijdstip van het openvallen van de
nalatenschap (art. 4:18 lid 2 BW). Door derden verkregen rechten blijven na
ongedaanmaking in stand (art. 4:18 lid 2 BW).
Een kind heeft het recht om zijn erfdeel te vorderen als de langstlevende ouder opnieuw in
een huwelijk treedt. De langstlevende echtgenoot is verplicht om goederen ter waarde van
die geldvordering over te dragen aan het kind. De langstlevende echtgenoot verkrijgt een
recht op vruchtgebruik op de goederen (art. 4:19 BW). Als een ouder op het moment van
overlijden van de andere ouder opnieuw getrouwd is en die ouder overlijdt, dan heeft het
kind het recht om de overdracht van zijn erfdeel van de eerst overleden ouder te vorderen.
De stiefouder is verplicht om goederen ter waarde van die geldvordering over te dragen aan
het kind. Als die nalatenschap niet wordt overgedragen, dan rust die verplichting op de
erfgenamen van de stiefouder (art. 4:20 BW). Als een ouder op het moment van overlijden
van de andere ouder opnieuw getrouwd is en die ouder overlijdt, dan heeft het kind het
recht om de overdracht van zijn erfdeel van de langstlevende ouder te vorderen. De
stiefouder is dan verplicht om goederen ter waarde van die geldvordering over te dragen aan
het kind. De stiefouder heeft een recht op vruchtgebruik (art. 4:21 BW).
8. Wat houdt een uiterste wilsbeschikking in?
Van de erfopvolging bij versterf kan worden afgeweken bij een uiterste wilsbeschikking die
een erfstelling of een onterving inhoudt (art. 4:1 lid 2 BW). Een uiterste wilsbeschikking is
Centrale vraag :
Wanneer kan iemand erven en wat zijn de opties ten aanzien van de nalatenschap? Hoe kan de
nalatenschap van Ben worden geregeld?
Leerdoelen :
1. Hoe kan erfopvolging plaatsvinden?
Een erfenis (nalatenschap) is de bezittingen en eventuele schulden die een overledene
achterlaat. De erflater is de overledene die de erfenis nalaat. En de erfgenaam is degene die
iets erft. De rechtsopvolger van de overledene.
Erfopvolging vindt plaats bij (art. 4:1 lid 1 BW) :
1) Versterf.
2) Uiterste wilsbeschikking (testament).
2. Wat houdt erfopvolging bij versterf in?
Als een erflater geen testament heeft opgesteld, dan geldt het versterferfrecht.
3. Wat houdt de bestaanseis in?
De bestaanseis houdt in dat iemand moet bestaan op het moment dat de nalatenschap
openvalt om te erven bij versterf (art. 4:9 BW). De uitzondering hiervan is een ongeboren
kind. Een ongeboren kind kan als geboren worden aangemerkt als dit in zijn belang is. Vereist
is wel dat het kind levend ter wereld komt (art. 1:2 BW).
4. Wie zijn de wettelijke erfgenamen?
De erfgenamen uit eigen hoofde zijn in volgorde (art. 4:10 lid 1 BW) :
1) De echtgenoot of geregistreerd partner (art. 4:8 lid 1 BW) van de erflater, samen met zijn
kinderen.
2) De ouders van de erflater, samen met zijn (half)broers en (half)zussen.
3) De grootouders van de erflater.
4) De overgrootouders van de erflater.
5. Wat als er geen erfgenamen zijn?
Als een erflater geen erfgenamen heeft, dan gaan de goederen van de nalatenschap naar de
Nederlandse staat (art. 4:189 BW).
6. Wanneer kan er plaatsvervulling plaatsvinden?
Als een erfgenaam overlijdt, dan vervullen de afstammelingen van een kind, broer, zus,
grootouder of overgrootouder de plaats van de erfgenaam (art. 4:10 lid 2 BW). De
plaatsvervullers moeten in een familierechtelijke betrekking met de erflater staan (art. 4:10
lid 3 BW). Plaatsvervullers erven staaksgewijs het erfdeel van degene wiens plaats zij
vervullen (art. 4:12 lid 2 BW). Ze erven gezamenlijk wat de oorspronkelijke erfgenaam zou
hebben geërfd.
Plaatsvervulling geschiedt (art. 4:12 lid 1 BW) :
1) Als een erfgenaam niet meer bestaat.
2) Als een erfgenaam onwaardig is.
, 3) Als een erfgenaam onterfd is.
4) Als een erfgenaam de nalatenschap verwerpt.
5) Als het erfrecht van een erfgenaam is vervallen.
7. Wat is de wettelijke verdeling van de nalatenschap?
De erfgenamen die uit eigen hoofde erven, erven een gelijk deel (art. 4:11 lid 1 BW).
Uitzonderingen (art. 4:11 lid 2 jo. lid 3 BW) :
1) Het erfdeel van een halfbroer of halfzus is de helft van het erfdeel van een volle broer,
volle zus of ouder.
2) Als het erfdeel van een ouder minder dan een kwart van de nalatenschap zou bedragen,
dan wordt het erfdeel verhoogd tot een kwart van het nalatenschap.
De wettelijke verdeling geldt wanneer de erflater een echtgenoot en een of meer kinderen
als erfgenaam achterlaat, terwijl hij geen testament heeft opgesteld (art. 4:13 lid 1 BW).
De echtgenoot verkrijgt van rechtswege de goederen van de nalatenschap en de schulden
van de nalatenschap komen voor zijn rekening (art. 4:13 lid 2 BW). De kinderen verkrijgen
van rechtswege een geldvordering van de echtgenoot ter waarde van zijn erfdeel. Deze
vordering is opeisbaar wanneer de echtgenoot in een faillissement of
schuldsaneringsregeling terechtkomt of wanneer de echtgenoot is overleden. Ook is deze
vordering opeisbaar in de door de erflater in de uiterste wilsbeschikking genoemde gevallen
(art. 4:13 lid 3 BW).
De echtgenoot kan de wettelijke verdeling, binnen drie maanden vanaf de dag waarop de
nalatenschap is opengevallen, ongedaan maken (art. 4:18 lid 1 BW). Hierdoor krijgt de
echtgenoot dezelfde positie als de kinderen. Ze krijgen allemaal voor een gelijk deel recht op
de nalatenschap. Ongedaanmaking werkt terug tot het tijdstip van het openvallen van de
nalatenschap (art. 4:18 lid 2 BW). Door derden verkregen rechten blijven na
ongedaanmaking in stand (art. 4:18 lid 2 BW).
Een kind heeft het recht om zijn erfdeel te vorderen als de langstlevende ouder opnieuw in
een huwelijk treedt. De langstlevende echtgenoot is verplicht om goederen ter waarde van
die geldvordering over te dragen aan het kind. De langstlevende echtgenoot verkrijgt een
recht op vruchtgebruik op de goederen (art. 4:19 BW). Als een ouder op het moment van
overlijden van de andere ouder opnieuw getrouwd is en die ouder overlijdt, dan heeft het
kind het recht om de overdracht van zijn erfdeel van de eerst overleden ouder te vorderen.
De stiefouder is verplicht om goederen ter waarde van die geldvordering over te dragen aan
het kind. Als die nalatenschap niet wordt overgedragen, dan rust die verplichting op de
erfgenamen van de stiefouder (art. 4:20 BW). Als een ouder op het moment van overlijden
van de andere ouder opnieuw getrouwd is en die ouder overlijdt, dan heeft het kind het
recht om de overdracht van zijn erfdeel van de langstlevende ouder te vorderen. De
stiefouder is dan verplicht om goederen ter waarde van die geldvordering over te dragen aan
het kind. De stiefouder heeft een recht op vruchtgebruik (art. 4:21 BW).
8. Wat houdt een uiterste wilsbeschikking in?
Van de erfopvolging bij versterf kan worden afgeweken bij een uiterste wilsbeschikking die
een erfstelling of een onterving inhoudt (art. 4:1 lid 2 BW). Een uiterste wilsbeschikking is