Casus onderwijsgroep week 2.6
Centrale vraag :
Wanneer kunnen de kinderbeschermingsmaatregelen worden opgelegd?
Leerdoelen :
1. Welke instellingen komen kijken bij de kinderbescherming (jeugdwet)?
a. Kinderrechter : Een rechter die gespecialiseerd is in zaken zie met kinderen te maken
hebben.
b. Raad voor de Kinderbescherming : Een dienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
die wettelijke taken uitvoeren met betrekking tot kinderen.
c. Gecertificeerde instelling : Rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of
voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 en die een kinderbeschermingsmaatregel
of jeugdreclassering uitvoert (art. 1.1 Jeugdwet).
d. Openbaar Ministerie : Het Openbaar Ministerie kan de rechtbank verzoeken tot
(voorlopige) ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging.
e. Burgemeester : De burgemeester kan de rechtbank indirect verzoeken tot (voorlopige)
ondertoezichtstelling.
f. Veilig Thuis : Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015 (art. 1.1 Jeugdwet).
g. Jeugdzorg
h. Jeugdhulp (art. 1.1 Jeugdwet) :
1) Ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders.
2) Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het
zelfstandig functioneren van jeugdigen.
3) Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de
persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid
bij jeugdigen.
i. Jeugdhulpaanbieder (art. 1.1 Jeugdwet) :
1) Natuurlijke persoon.
2) Solistisch werkende jeugdhulpverlener onder verantwoordelijkheid van het college.
j. Jeugdhulpverlener : Natuurlijke persoon die beroepsmatig jeugdhulp verleent (art. 1:1
Jeugdwet).
2. Welke soorten kinderbeschermingsmaatregelen kennen we?
1) Ondertoezichtstelling
2) Uithuisplaatsing
3) Gezagsbeëindiging
3. Wat houdt ondertoezichtstelling in?
Een kind kan onder toezicht van een gecertificeerde instelling worden gezet. De
gecertificeerde instelling is een instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert en een
jeugdzorgwerker (gezinsvoogd) aan het kind koppelt. De jeugdzorgwerker biedt het kind en
de ouders hulp en steun om de bedreiging weg te nemen. De inspanningen van de
gecertificeerde instelling zijn erop gericht de ouder of ouders zoveel mogelijk de
verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen te laten dragen
(art. 1:262 lid 1 BW). Bij een ondertoezichtstelling houden de ouders het gezag over het kind,
het gezag wordt echter beperkt. De gecertificeerde instelling zorgt ervoor dat de ouders
, zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf
dragen (art. 1:262 lid 1 BW). De gecertificeerde instelling kan schriftelijke aanwijzingen geven
betreffende de verzorging en opvoeding van het kind (art. 1:263 lid 1 BW).
4. Wie kan een verzoek tot ondertoezichtstelling doen?
De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen op verzoek van (art. 1:255 lid 1
BW):
1) De Raad voor de Kinderbescherming.
2) Het Openbaar Ministerie.
3) Een ouder en een niet-ouder die het kind in zijn gezin verzorgt en opvoedt als de Raad
voor de Kinderbescherming geen verzoek doet.
4) De burgemeester indirect van de woonplaats van het kind (art. 1:255 lid 3 BW).
Als het verzoek tot ondertoezichtstelling niet alle kinderen betreft over wie de ouder of
ouders gezag uitoefenen, dan kan de rechter het verzoek ambtshalve aanvullen. De andere
kinderen kunnen dan ook onder toezicht worden gesteld als aan de criteria is voldaan (art.
1:255 lid 5 BW).
5. Welke criteria worden er gesteld aan ondertoezichtstelling?
De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen indien (art. 1:255 lid 1 BW) :
1) Een kind zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
2) De noodzakelijke zorg om die bedreiging weg te nemen wordt niet of onvoldoende
geaccepteerd door de ouders of het kind.
3) De ouders kunnen naar verwachting, binnen een aanvaardbare termijn, de verzorging en
opvoeding van het kind weer zelfstandig op zich nemen.
Criteria 1 ernstig bedreigde ontwikkeling :
Hierbij speelt de feitelijke situatie waarin de kind opgroeit een rol. De ouders hoeven deze
bedreigde ontwikkeling niet te hebben veroorzaakt.
Criteria 2 noodzakelijke zorg wordt niet of onvoldoende geaccepteerd :
De ouders en het kind zijn niet bereid de noodzakelijke zorg te accepteren. Hierbij gaat het
om passende zorg die specifiek gericht is op het wegnemen van de bedreiging.
Criteria 3 aanvaardbare termijn :
Het is niet de bedoeling dat ondertoezichtstelling jarenlang duurt. De ouders kunnen na
enige tijd de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind weer
dragen. De aanvaardbare termijn hangt af van de situatie en de leeftijd en ontwikkeling van
het kind.
6. Hoelang duurt ondertoezichtstelling?
De duur van de ondertoezichtstelling is ten hoogste een jaar. De duur van een eventuele
voorlopige ondertoezichtstelling gaat hier niet van af (art. 1:258 BW). De kinderrechter kan
de duur van de ondertoezichtstelling telkens met ten hoogste een jaar verlengen als aan de
criteria wordt voldaan (art. 1:260 lid 1 BW). De verlenging kan op verzoek van de
gecertificeerde instelling die met belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Als
de gecertificeerde instelling geen verzoek doet, dan kan het op verzoek van (art. 1:260 lid 2
BW) :
Centrale vraag :
Wanneer kunnen de kinderbeschermingsmaatregelen worden opgelegd?
Leerdoelen :
1. Welke instellingen komen kijken bij de kinderbescherming (jeugdwet)?
a. Kinderrechter : Een rechter die gespecialiseerd is in zaken zie met kinderen te maken
hebben.
b. Raad voor de Kinderbescherming : Een dienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
die wettelijke taken uitvoeren met betrekking tot kinderen.
c. Gecertificeerde instelling : Rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of
voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 en die een kinderbeschermingsmaatregel
of jeugdreclassering uitvoert (art. 1.1 Jeugdwet).
d. Openbaar Ministerie : Het Openbaar Ministerie kan de rechtbank verzoeken tot
(voorlopige) ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing en gezagsbeëindiging.
e. Burgemeester : De burgemeester kan de rechtbank indirect verzoeken tot (voorlopige)
ondertoezichtstelling.
f. Veilig Thuis : Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015 (art. 1.1 Jeugdwet).
g. Jeugdzorg
h. Jeugdhulp (art. 1.1 Jeugdwet) :
1) Ondersteuning van en hulp en zorg aan jeugdigen en hun ouders.
2) Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het
zelfstandig functioneren van jeugdigen.
3) Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de
persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid
bij jeugdigen.
i. Jeugdhulpaanbieder (art. 1.1 Jeugdwet) :
1) Natuurlijke persoon.
2) Solistisch werkende jeugdhulpverlener onder verantwoordelijkheid van het college.
j. Jeugdhulpverlener : Natuurlijke persoon die beroepsmatig jeugdhulp verleent (art. 1:1
Jeugdwet).
2. Welke soorten kinderbeschermingsmaatregelen kennen we?
1) Ondertoezichtstelling
2) Uithuisplaatsing
3) Gezagsbeëindiging
3. Wat houdt ondertoezichtstelling in?
Een kind kan onder toezicht van een gecertificeerde instelling worden gezet. De
gecertificeerde instelling is een instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert en een
jeugdzorgwerker (gezinsvoogd) aan het kind koppelt. De jeugdzorgwerker biedt het kind en
de ouders hulp en steun om de bedreiging weg te nemen. De inspanningen van de
gecertificeerde instelling zijn erop gericht de ouder of ouders zoveel mogelijk de
verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kinderen te laten dragen
(art. 1:262 lid 1 BW). Bij een ondertoezichtstelling houden de ouders het gezag over het kind,
het gezag wordt echter beperkt. De gecertificeerde instelling zorgt ervoor dat de ouders
, zoveel mogelijk de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind zelf
dragen (art. 1:262 lid 1 BW). De gecertificeerde instelling kan schriftelijke aanwijzingen geven
betreffende de verzorging en opvoeding van het kind (art. 1:263 lid 1 BW).
4. Wie kan een verzoek tot ondertoezichtstelling doen?
De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen op verzoek van (art. 1:255 lid 1
BW):
1) De Raad voor de Kinderbescherming.
2) Het Openbaar Ministerie.
3) Een ouder en een niet-ouder die het kind in zijn gezin verzorgt en opvoedt als de Raad
voor de Kinderbescherming geen verzoek doet.
4) De burgemeester indirect van de woonplaats van het kind (art. 1:255 lid 3 BW).
Als het verzoek tot ondertoezichtstelling niet alle kinderen betreft over wie de ouder of
ouders gezag uitoefenen, dan kan de rechter het verzoek ambtshalve aanvullen. De andere
kinderen kunnen dan ook onder toezicht worden gesteld als aan de criteria is voldaan (art.
1:255 lid 5 BW).
5. Welke criteria worden er gesteld aan ondertoezichtstelling?
De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen indien (art. 1:255 lid 1 BW) :
1) Een kind zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
2) De noodzakelijke zorg om die bedreiging weg te nemen wordt niet of onvoldoende
geaccepteerd door de ouders of het kind.
3) De ouders kunnen naar verwachting, binnen een aanvaardbare termijn, de verzorging en
opvoeding van het kind weer zelfstandig op zich nemen.
Criteria 1 ernstig bedreigde ontwikkeling :
Hierbij speelt de feitelijke situatie waarin de kind opgroeit een rol. De ouders hoeven deze
bedreigde ontwikkeling niet te hebben veroorzaakt.
Criteria 2 noodzakelijke zorg wordt niet of onvoldoende geaccepteerd :
De ouders en het kind zijn niet bereid de noodzakelijke zorg te accepteren. Hierbij gaat het
om passende zorg die specifiek gericht is op het wegnemen van de bedreiging.
Criteria 3 aanvaardbare termijn :
Het is niet de bedoeling dat ondertoezichtstelling jarenlang duurt. De ouders kunnen na
enige tijd de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van hun kind weer
dragen. De aanvaardbare termijn hangt af van de situatie en de leeftijd en ontwikkeling van
het kind.
6. Hoelang duurt ondertoezichtstelling?
De duur van de ondertoezichtstelling is ten hoogste een jaar. De duur van een eventuele
voorlopige ondertoezichtstelling gaat hier niet van af (art. 1:258 BW). De kinderrechter kan
de duur van de ondertoezichtstelling telkens met ten hoogste een jaar verlengen als aan de
criteria wordt voldaan (art. 1:260 lid 1 BW). De verlenging kan op verzoek van de
gecertificeerde instelling die met belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Als
de gecertificeerde instelling geen verzoek doet, dan kan het op verzoek van (art. 1:260 lid 2
BW) :