Casus onderwijsgroep week 7
Centrale vraag :
In hoeverre kan Lars zijn geld terugkrijgen? In hoeverre kan Lars de overeenkomst met Pierre
vernietigen op grond van bedrog?
Leerdoelen :
1. Welke wilsgebreken kennen we?
Wilsgebreken zijn willen die op een gebrekkige wijze zijn gecreëerd door een van buitenaf
komende oorzaak (externe oorzaak). Een rechtshandeling is vernietigbaar als zij door
bedreiging, bedrog of door een misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen (Art. 3:44
lid 1 Bw)
1. Bedrog :
Bedrog is als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling
beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk
daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door
een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar,
leveren op zichzelf geen bedrog op (Art. 3:44 lid 3 Bw). En schade via de onrechtmatige
daad (art. 6:162 Bw)
Eisen (cumulatief) Bedrog :
1. Een kunstgreep
Een opzettelijk gedane onjuiste mededeling, een opzettelijk verzwijging van een feit,
daar waar spreken plicht is en een andere kunstgreep (bv. terugdraaiende teller en
vervalsen van stukken).
2. Opzet
De opzet moet gericht zijn de ander willens en wetens te bedriegen, zodat hij een
bepaalde rechtshandeling verricht.
3. Causaal verband tussen kunstgreep en het verrichten van de rechtshandeling.
De kunstgreep moet ertoe leiden dat de rechtshandeling door iemand wordt
verricht.
2. Dwaling :
Dwaling is als iemand een inlichting verzwijgt. Of als een partij de dwaling wist of
behoorde te weten, maar de dwalende niet heeft ingelicht. Of de als beide partijen bij
het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling zijn uitgegaan.
De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige
omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst behoort te
blijven (Art. 6:228 Bw). Dwaling is de enigste wilsgebrek die niet in boek 3 Bw staat,
omdat dwaling geldt slechts voor overeenkomsten. Booyl wissel (pagina 75 basisboek
recht)
Eisen (cumulatief) Dwaling :
1. Onjuiste voorstelling van zaken
De onjuiste voorstelling van zaken moet bestaan op het moment dat de
overeenkomst wordt gesloten.
2. Causaal verband tussen de onjuiste voorstelling en de totstandkoming van de
overeenkomst
Centrale vraag :
In hoeverre kan Lars zijn geld terugkrijgen? In hoeverre kan Lars de overeenkomst met Pierre
vernietigen op grond van bedrog?
Leerdoelen :
1. Welke wilsgebreken kennen we?
Wilsgebreken zijn willen die op een gebrekkige wijze zijn gecreëerd door een van buitenaf
komende oorzaak (externe oorzaak). Een rechtshandeling is vernietigbaar als zij door
bedreiging, bedrog of door een misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen (Art. 3:44
lid 1 Bw)
1. Bedrog :
Bedrog is als iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling
beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk
daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door
een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar,
leveren op zichzelf geen bedrog op (Art. 3:44 lid 3 Bw). En schade via de onrechtmatige
daad (art. 6:162 Bw)
Eisen (cumulatief) Bedrog :
1. Een kunstgreep
Een opzettelijk gedane onjuiste mededeling, een opzettelijk verzwijging van een feit,
daar waar spreken plicht is en een andere kunstgreep (bv. terugdraaiende teller en
vervalsen van stukken).
2. Opzet
De opzet moet gericht zijn de ander willens en wetens te bedriegen, zodat hij een
bepaalde rechtshandeling verricht.
3. Causaal verband tussen kunstgreep en het verrichten van de rechtshandeling.
De kunstgreep moet ertoe leiden dat de rechtshandeling door iemand wordt
verricht.
2. Dwaling :
Dwaling is als iemand een inlichting verzwijgt. Of als een partij de dwaling wist of
behoorde te weten, maar de dwalende niet heeft ingelicht. Of de als beide partijen bij
het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling zijn uitgegaan.
De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige
omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst behoort te
blijven (Art. 6:228 Bw). Dwaling is de enigste wilsgebrek die niet in boek 3 Bw staat,
omdat dwaling geldt slechts voor overeenkomsten. Booyl wissel (pagina 75 basisboek
recht)
Eisen (cumulatief) Dwaling :
1. Onjuiste voorstelling van zaken
De onjuiste voorstelling van zaken moet bestaan op het moment dat de
overeenkomst wordt gesloten.
2. Causaal verband tussen de onjuiste voorstelling en de totstandkoming van de
overeenkomst