Samenvatting - KENNIS Grote stad en vrije tijd (7 EC)
Deeltoets 1 'Recht & Bedrijf' (mc-vragen) in week 5, woensdag 12 maart 2025
van 18:40 tot 20:00 uur over de stof van de eerste 4 weken. Deze toets bestaat
uit 40 vragen.
Deeltoets 2 ‘Recht & Bedrijf' (mc-vragen) in week 10, woensdag 9 april 2025 van
09:00 tot 11:00 uur over alle stof. Deze toets bestaat uit 60 vragen.
,Inhoudsopgave
Samenvatting - KENNIS Grote stad en vrije tijd (7 EC)...........................................1
Week 5 – H1, H2, H3 en H5 Strafrecht, H13 paragraaf 3 en 5 Verheugt.................3
Week 6 – H7, H8.1, H8.2 en H9 Strafrecht, H14 paragraaf 1,2 en 4 Verheugt......13
Week 7 – H8.3 t/m 8.5 en H12 Strafrecht, H14 paragraaf 3 en 5 Verheugt..........28
2
,Week 5 – H1, H2, H3 en H5 Strafrecht, H13 paragraaf 3 en 5
Verheugt
Hoofdstuk 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht?
Het materiele strafrecht ziet met name op de vraag elke menselijke
gedraging(en) strafbaar zijn en welke sancties op het plegen van een bepaald
strafbaar gesteld gedrag dienen te volgen. Het formele strafrecht bevat
voorschriften die omschrijven hoe de strafrechtelijke procedure dient plaats te
vinden. We noemen dit formele strafrecht ook wel strafprocesrecht.
In het Wetboek van Strafrecht treffen we voornamelijk materiele bepalingen aan
(wat strafbaar is en welke sancties kunnen worden opgelegd). Het Wetboek van
Strafvordering bevat daarentegen uitsluitend bepalingen van formeel
strafrechtelijke aard (strafprocesrecht). Deze twee grote wetten noemen we ook
wel het algemene straf- en strafprocesrecht of commuun strafrecht.
Het doel van het strafrecht is kort gezegd door middel van sancties handhaven
van normen die uit strafrechtelijke bepalingen voortvloeien. Deze handhaving is
gericht op het afdwingen van normconform gedrag. Het strafrecht is niet
normstellend, maar sanctioneert enkel gedrag dat in strijd is met bepaalde
rechtsnormen.
Niet elke gedragsnorm is een in het recht geregelde norm. De ene gedragsnorm
wordt wel opgeschreven, de andere niet. Door een gedragsnorm op te schrijven
wordt zij een rechtsnorm. Slechts gedragingen die in strijd zijn met rechtsnormen
kunnen in beginsel tot strafbaar feit verworden. Het gaat dan om het bestraffen
van gedrag dat niet in overeenstemming is met de geldende rechtsnorm.
Schending rechtsnorm + geschreven reactie in het Wetboek van Strafrecht
of in andere bepaling = strafbaar feit.
Een strafbaar feit is daarmee de opgeschreven negatieve reactie (met inbegrip
van de mogelijke gevolgen) van schending van een rechtsnorm.
Strafrechttheorieën
Over rechtvaardiging (legitimering) van het toevoegen van leed aan anderen
bestaan verschillende theorieën.
Vergeldingstheorie: de vergeldingstheorie gaat uit van de gedachte dat
de overheid wraak moet nemen op degene die onrecht pleegde. De
inbreuk wordt hersteld doordat dezelfde straf wordt opgelegd als de
strafbare handeling oorspronkelijk inhield. De vergeldingstheorie staat
direct in verbinding met de ‘oog om oog, tand om tand’- gedachte: wie
onrecht is aangedaan, mag dit zelf vergelden, en wel met precies hetzelfde
onrecht. De vergeldingstheorie is een absolute strafrechttheorie. De
absolute strafrechttheorie houdt in dat de straf zijn grondslag vindt in het
misdrijf (het onrecht moet worden hersteld).
Preventietheorie: de gedachte is met het straffen van personen wordt
voorkomen dat andere strafbare feiten zullen plegen. De preventietheorie
kan worden onderverdeeld:
Generale preventie: anderen dan de misdadiger zien wat er gebeurt als
je een strafbaar feit pleegt.
3
, Speciale preventie: het opleggen van een straf om de misdadiger er
zelf van te weerhouden om in de toekomst misdaden te gaan plegen.
Met name de taakstraf (werk- en leerstraf), maar ook de
gedragsbeïnvloedingen en vrijheidsbeperkende maatregel behoren
hiertoe.
Het strafrecht werkt bij speciale preventie op drie wijzen:
1. Afschrikking voor de dader;
2. Verbetering in het gedrag van de dader;
3. De samenleving gaat erop vooruit nu de dader tijdelijk uit de samenleving
is verwijderd.
De preventietheorie is een relatieve strafrechtstheorie. Met relatieve
strafrechttheorie wordt bedoeld dat de straf een bepaald doel beoogt in plaats
van enkel vergelding.
Het strafrecht is dus gericht op handhaving door middel van leedtoevoeging. Een
belangrijk uitgangspunt in de Nederlandse rechtsorde is het ultimum
remedium- beginsel. Dit is Latijns voor laatste oplossing. Het strafrecht bestaat
vanuit de gedachte dat het pas moet worden toegepast als er geen redelijke
alternatieve oplossingen kunnen worden toegepast. Wanneer een probleem door
middel van een ander rechtsgebied, zoals het civiele recht, kan worden opgelost,
moet dat rechtsgebied eerst worden aangewend.
Het legaliteitsbeginsel
Een van de belangrijkste uitgangspunten van het strafrecht is dat burgers slechts
in overeenstemming met gecodificeerde wetten kunnen worden gestraft. We
noemen dit het legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel heeft vijf andere
betekenissen:
1. Geen strafbaar feit zonder wet;
2. Geen straf zonder wet (burger mag niet worden veroordeeld wanneer zijn
gedrag niet onder een bepaalde wettelijke strafbepaling valt);
3. Geen terugwerkende kracht;
4. Geen analogische redeneringen (als de gedraging zelf niet uitdrukkelijk
wordt gesanctioneerd in een wettelijke bepaling, we de gedraging niet
‘creatief’ in deze bepaling mogen inlezen omdat ze er veel op lijkt);
5. Wetten moeten duidelijk genoeg zijn (lex certa).
4
Deeltoets 1 'Recht & Bedrijf' (mc-vragen) in week 5, woensdag 12 maart 2025
van 18:40 tot 20:00 uur over de stof van de eerste 4 weken. Deze toets bestaat
uit 40 vragen.
Deeltoets 2 ‘Recht & Bedrijf' (mc-vragen) in week 10, woensdag 9 april 2025 van
09:00 tot 11:00 uur over alle stof. Deze toets bestaat uit 60 vragen.
,Inhoudsopgave
Samenvatting - KENNIS Grote stad en vrije tijd (7 EC)...........................................1
Week 5 – H1, H2, H3 en H5 Strafrecht, H13 paragraaf 3 en 5 Verheugt.................3
Week 6 – H7, H8.1, H8.2 en H9 Strafrecht, H14 paragraaf 1,2 en 4 Verheugt......13
Week 7 – H8.3 t/m 8.5 en H12 Strafrecht, H14 paragraaf 3 en 5 Verheugt..........28
2
,Week 5 – H1, H2, H3 en H5 Strafrecht, H13 paragraaf 3 en 5
Verheugt
Hoofdstuk 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht?
Het materiele strafrecht ziet met name op de vraag elke menselijke
gedraging(en) strafbaar zijn en welke sancties op het plegen van een bepaald
strafbaar gesteld gedrag dienen te volgen. Het formele strafrecht bevat
voorschriften die omschrijven hoe de strafrechtelijke procedure dient plaats te
vinden. We noemen dit formele strafrecht ook wel strafprocesrecht.
In het Wetboek van Strafrecht treffen we voornamelijk materiele bepalingen aan
(wat strafbaar is en welke sancties kunnen worden opgelegd). Het Wetboek van
Strafvordering bevat daarentegen uitsluitend bepalingen van formeel
strafrechtelijke aard (strafprocesrecht). Deze twee grote wetten noemen we ook
wel het algemene straf- en strafprocesrecht of commuun strafrecht.
Het doel van het strafrecht is kort gezegd door middel van sancties handhaven
van normen die uit strafrechtelijke bepalingen voortvloeien. Deze handhaving is
gericht op het afdwingen van normconform gedrag. Het strafrecht is niet
normstellend, maar sanctioneert enkel gedrag dat in strijd is met bepaalde
rechtsnormen.
Niet elke gedragsnorm is een in het recht geregelde norm. De ene gedragsnorm
wordt wel opgeschreven, de andere niet. Door een gedragsnorm op te schrijven
wordt zij een rechtsnorm. Slechts gedragingen die in strijd zijn met rechtsnormen
kunnen in beginsel tot strafbaar feit verworden. Het gaat dan om het bestraffen
van gedrag dat niet in overeenstemming is met de geldende rechtsnorm.
Schending rechtsnorm + geschreven reactie in het Wetboek van Strafrecht
of in andere bepaling = strafbaar feit.
Een strafbaar feit is daarmee de opgeschreven negatieve reactie (met inbegrip
van de mogelijke gevolgen) van schending van een rechtsnorm.
Strafrechttheorieën
Over rechtvaardiging (legitimering) van het toevoegen van leed aan anderen
bestaan verschillende theorieën.
Vergeldingstheorie: de vergeldingstheorie gaat uit van de gedachte dat
de overheid wraak moet nemen op degene die onrecht pleegde. De
inbreuk wordt hersteld doordat dezelfde straf wordt opgelegd als de
strafbare handeling oorspronkelijk inhield. De vergeldingstheorie staat
direct in verbinding met de ‘oog om oog, tand om tand’- gedachte: wie
onrecht is aangedaan, mag dit zelf vergelden, en wel met precies hetzelfde
onrecht. De vergeldingstheorie is een absolute strafrechttheorie. De
absolute strafrechttheorie houdt in dat de straf zijn grondslag vindt in het
misdrijf (het onrecht moet worden hersteld).
Preventietheorie: de gedachte is met het straffen van personen wordt
voorkomen dat andere strafbare feiten zullen plegen. De preventietheorie
kan worden onderverdeeld:
Generale preventie: anderen dan de misdadiger zien wat er gebeurt als
je een strafbaar feit pleegt.
3
, Speciale preventie: het opleggen van een straf om de misdadiger er
zelf van te weerhouden om in de toekomst misdaden te gaan plegen.
Met name de taakstraf (werk- en leerstraf), maar ook de
gedragsbeïnvloedingen en vrijheidsbeperkende maatregel behoren
hiertoe.
Het strafrecht werkt bij speciale preventie op drie wijzen:
1. Afschrikking voor de dader;
2. Verbetering in het gedrag van de dader;
3. De samenleving gaat erop vooruit nu de dader tijdelijk uit de samenleving
is verwijderd.
De preventietheorie is een relatieve strafrechtstheorie. Met relatieve
strafrechttheorie wordt bedoeld dat de straf een bepaald doel beoogt in plaats
van enkel vergelding.
Het strafrecht is dus gericht op handhaving door middel van leedtoevoeging. Een
belangrijk uitgangspunt in de Nederlandse rechtsorde is het ultimum
remedium- beginsel. Dit is Latijns voor laatste oplossing. Het strafrecht bestaat
vanuit de gedachte dat het pas moet worden toegepast als er geen redelijke
alternatieve oplossingen kunnen worden toegepast. Wanneer een probleem door
middel van een ander rechtsgebied, zoals het civiele recht, kan worden opgelost,
moet dat rechtsgebied eerst worden aangewend.
Het legaliteitsbeginsel
Een van de belangrijkste uitgangspunten van het strafrecht is dat burgers slechts
in overeenstemming met gecodificeerde wetten kunnen worden gestraft. We
noemen dit het legaliteitsbeginsel. Het legaliteitsbeginsel heeft vijf andere
betekenissen:
1. Geen strafbaar feit zonder wet;
2. Geen straf zonder wet (burger mag niet worden veroordeeld wanneer zijn
gedrag niet onder een bepaalde wettelijke strafbepaling valt);
3. Geen terugwerkende kracht;
4. Geen analogische redeneringen (als de gedraging zelf niet uitdrukkelijk
wordt gesanctioneerd in een wettelijke bepaling, we de gedraging niet
‘creatief’ in deze bepaling mogen inlezen omdat ze er veel op lijkt);
5. Wetten moeten duidelijk genoeg zijn (lex certa).
4