Week 1
• het onderscheid tussen rechtsvragen en vragen over recht uit te
leggen in de context van rechtspleging;
Vragen over het recht: kunnen niet worden uitgelegd aan de hand van
geldend recht.
Rechtsvragen: kunnen worden uitgelegd aan de hand van geldende
positieve recht: bijvoorbeeld: kan dit worden gezien als enig goed of is het
stelen van elektriciteit diefstal.
• empirische, conceptuele, rechtsinterpretatieve en normatieve
perspectieven op het recht van elkaar te onderscheiden en te
herkennen in een casus;
-Empirische vragen: zijn erop gericht om bij voorkeur op systematische
wijze feiten vast te stellen op basis van zintuiglijke waarneming. In de
wetenschappelijke context is sprake van een onderscheid tussen
kwantitatief (statistieken; gesloten vragen) en kwalitatief (ervaringen;
interviews) onderzoek. De empirie is niet slechts van belang voor de
wetenschap, maar ook voor de juridische praktijk (waarheidsvinding).
Voorbeeld: waar was de verdachte op dit punt? Hoe ervaren mensen de
taal die rechters gebruiken? De onderzoeker zelf geeft niet aan hoe iets
zou moeten zijn maar omschrijft slechts hoe de stand van zaken is. Ze
proberen achter een feit te komen.
-Conceptuele vragen: vragen die gericht zijn op het analyseren van de
inhoud van begrippen. Ook onderzoek waarin begrippen nader worden
ontwikkeld (gestipuleerd) valt onder de conceptuele benadering. De
conceptuele, empirische en de normatieve benaderingen kunnen in elkaar
overlopen. Het verschil tussen empirisch en conceptueel: conceptueel
gaat meer om begrippen, bijvoorbeeld de onschuldigheidspresumptie.
Conceptueel gaat over betekenissen in algemene zin, interpretatief gaat
om de betekenis in een bepaalde context.
-Interpretatieve vragen: interpretatieve vragen zijn gericht op het
vaststellen van betekenissen. In ieder geval valt het uitleggen van
(juridische) teksten hieronder (rechtsvinding). De interpretatieve
benadering staat op de scheidslijn tussen descriptief en normatief, omdat
het recht in moeilijke gevallen vaak tenminste gedeeltelijk onbepaald is. Er
zal m.b.t. het onbepaalde deel morele evaluatie nodig zijn. Dit is wat de
rechter doet.
-Normatieve vragen: de normatieve benadering is gericht op het doen
van normatieve
uitspraken, dus op het doen van uitspraken over hoe de dingen zouden
moeten zijn
(waardeoordelen). In de normatieve benadering wordt geprobeerd om
systematisch
beargumenteerd tot normatieve stellingnamen te komen. Door bekende
filosofen, zoals Kant, zijn verschillende normatieve theorieën ontwikkeld,
waarin de basis kan worden gevonden voor een normatieve benadering.
, • deze perspectieven in verband te brengen met het begrip T-
shaped jurist;
T-shaped jurist: Een jurist met basiskennis van psychologie, sociologie,
politicologie en economie en academische vaardigheden als analytisch
denken, argumenteren en interpreteren. Met de gebruikte term wordt dit
gevisualiseerd als professionaliteit die bestaat uit diepgaande kennis van
een bepaalde discipline, diepgaandere kennis (staander van de T)
gecombineerd met bredere kennis van wetenschap en samenleving,
algemene kennis en vaardigheden (ligger van de T).
Deze perspectieven houden verband met een T-shaped jurist omdat een
jurist vanuit meerdere perspectieven moet kunnen kijken.
• uit te leggen wat de kwalificatie, socialisatie en
persoonsvorming van juristen inhoudt.
- Kwalificatie: De kwalificatie als jurist betreft de verwerving van kennis,
vaardigheden en een professionele houding. Het gaat om het combineren
van diepgaande juridische kennis en vaardigheden met een breder inzicht
in andere wetenschappelijke disciplines (T-shaped jurist). Het gaat erom
dat je civiel effect hebt.
Rechtsstaat beschermen
Dit heeft betrekking tot het beschermen van de rechtsstaat: een T-shaped
jurist zal namelijk moeten beschikken over diepgaande juridische kennis
en vaardigheden, vooral op het gebied van staats- en bestuursrecht. Om
de rechtsstaat te beschermen zal deze kennis moeten worden
gecombineerd met kennis over een andere wetenschappelijke discipline:
technologische kennis. Juristen, waaronder ambtenaren, moeten in staat
zijn om afgewogen oordelen te geven over dataverzameling en de
bescherming van privacy of de nodige alertheid hebben bij het gebruik
van algoritmes in de eigen besluitvormingsprocessen.
- Socialisatie: Studenten worden onderdeel van de praktijken en tradities
die de juridische professie in ons land kenmerken. Het proces van
socialisatie, dat zich voortzet zodra een afgestudeerde aan het werk gaat
in een specifiek juridisch beroep, is van belang om te kunnen meedoen in
de rechtspraktijk. Om door andere deelnemers aan die professionele
praktijk begrepen te worden en succesvol met hen samen te werken is het
proces van socialisatie belangrijk.
Rechtsstaat beschermen
Die socialisatie helpt een ambtenaar onder meer om weerstand te kunnen
bieden aan de politieke macht indien rechtsstatelijk verval toeslaat. Het is
een integratie in een juridische professie. Kritisch nadenken en nadenken
over hoe zij kunnen bijdragen aan het bevorderen van rechtsstatelijk
handelen van de overheid
- Persoonsvorming: dit betreft de ontwikkeling van een professionele
identiteit en daarbij de autonomie en verantwoordelijkheid van de
• het onderscheid tussen rechtsvragen en vragen over recht uit te
leggen in de context van rechtspleging;
Vragen over het recht: kunnen niet worden uitgelegd aan de hand van
geldend recht.
Rechtsvragen: kunnen worden uitgelegd aan de hand van geldende
positieve recht: bijvoorbeeld: kan dit worden gezien als enig goed of is het
stelen van elektriciteit diefstal.
• empirische, conceptuele, rechtsinterpretatieve en normatieve
perspectieven op het recht van elkaar te onderscheiden en te
herkennen in een casus;
-Empirische vragen: zijn erop gericht om bij voorkeur op systematische
wijze feiten vast te stellen op basis van zintuiglijke waarneming. In de
wetenschappelijke context is sprake van een onderscheid tussen
kwantitatief (statistieken; gesloten vragen) en kwalitatief (ervaringen;
interviews) onderzoek. De empirie is niet slechts van belang voor de
wetenschap, maar ook voor de juridische praktijk (waarheidsvinding).
Voorbeeld: waar was de verdachte op dit punt? Hoe ervaren mensen de
taal die rechters gebruiken? De onderzoeker zelf geeft niet aan hoe iets
zou moeten zijn maar omschrijft slechts hoe de stand van zaken is. Ze
proberen achter een feit te komen.
-Conceptuele vragen: vragen die gericht zijn op het analyseren van de
inhoud van begrippen. Ook onderzoek waarin begrippen nader worden
ontwikkeld (gestipuleerd) valt onder de conceptuele benadering. De
conceptuele, empirische en de normatieve benaderingen kunnen in elkaar
overlopen. Het verschil tussen empirisch en conceptueel: conceptueel
gaat meer om begrippen, bijvoorbeeld de onschuldigheidspresumptie.
Conceptueel gaat over betekenissen in algemene zin, interpretatief gaat
om de betekenis in een bepaalde context.
-Interpretatieve vragen: interpretatieve vragen zijn gericht op het
vaststellen van betekenissen. In ieder geval valt het uitleggen van
(juridische) teksten hieronder (rechtsvinding). De interpretatieve
benadering staat op de scheidslijn tussen descriptief en normatief, omdat
het recht in moeilijke gevallen vaak tenminste gedeeltelijk onbepaald is. Er
zal m.b.t. het onbepaalde deel morele evaluatie nodig zijn. Dit is wat de
rechter doet.
-Normatieve vragen: de normatieve benadering is gericht op het doen
van normatieve
uitspraken, dus op het doen van uitspraken over hoe de dingen zouden
moeten zijn
(waardeoordelen). In de normatieve benadering wordt geprobeerd om
systematisch
beargumenteerd tot normatieve stellingnamen te komen. Door bekende
filosofen, zoals Kant, zijn verschillende normatieve theorieën ontwikkeld,
waarin de basis kan worden gevonden voor een normatieve benadering.
, • deze perspectieven in verband te brengen met het begrip T-
shaped jurist;
T-shaped jurist: Een jurist met basiskennis van psychologie, sociologie,
politicologie en economie en academische vaardigheden als analytisch
denken, argumenteren en interpreteren. Met de gebruikte term wordt dit
gevisualiseerd als professionaliteit die bestaat uit diepgaande kennis van
een bepaalde discipline, diepgaandere kennis (staander van de T)
gecombineerd met bredere kennis van wetenschap en samenleving,
algemene kennis en vaardigheden (ligger van de T).
Deze perspectieven houden verband met een T-shaped jurist omdat een
jurist vanuit meerdere perspectieven moet kunnen kijken.
• uit te leggen wat de kwalificatie, socialisatie en
persoonsvorming van juristen inhoudt.
- Kwalificatie: De kwalificatie als jurist betreft de verwerving van kennis,
vaardigheden en een professionele houding. Het gaat om het combineren
van diepgaande juridische kennis en vaardigheden met een breder inzicht
in andere wetenschappelijke disciplines (T-shaped jurist). Het gaat erom
dat je civiel effect hebt.
Rechtsstaat beschermen
Dit heeft betrekking tot het beschermen van de rechtsstaat: een T-shaped
jurist zal namelijk moeten beschikken over diepgaande juridische kennis
en vaardigheden, vooral op het gebied van staats- en bestuursrecht. Om
de rechtsstaat te beschermen zal deze kennis moeten worden
gecombineerd met kennis over een andere wetenschappelijke discipline:
technologische kennis. Juristen, waaronder ambtenaren, moeten in staat
zijn om afgewogen oordelen te geven over dataverzameling en de
bescherming van privacy of de nodige alertheid hebben bij het gebruik
van algoritmes in de eigen besluitvormingsprocessen.
- Socialisatie: Studenten worden onderdeel van de praktijken en tradities
die de juridische professie in ons land kenmerken. Het proces van
socialisatie, dat zich voortzet zodra een afgestudeerde aan het werk gaat
in een specifiek juridisch beroep, is van belang om te kunnen meedoen in
de rechtspraktijk. Om door andere deelnemers aan die professionele
praktijk begrepen te worden en succesvol met hen samen te werken is het
proces van socialisatie belangrijk.
Rechtsstaat beschermen
Die socialisatie helpt een ambtenaar onder meer om weerstand te kunnen
bieden aan de politieke macht indien rechtsstatelijk verval toeslaat. Het is
een integratie in een juridische professie. Kritisch nadenken en nadenken
over hoe zij kunnen bijdragen aan het bevorderen van rechtsstatelijk
handelen van de overheid
- Persoonsvorming: dit betreft de ontwikkeling van een professionele
identiteit en daarbij de autonomie en verantwoordelijkheid van de