LECTURE 1 – INTRODUCTIE
Wat is OB?
OB is een vakgebied dat onderzoek doet naar de impact die individuen, groepen en
structuren hebben op een organisatie, met als doel deze kennis toe te passen om de
effectiviteit van een organisatie te verbeteren. Organisaties zijn namelijk veel meer
geïnteresseerd in hoe ze ervoor kunnen zorgen dat ze de juiste mensen kunnen werven,
behouden en goed laten presteren.
Een nadruk op OB kan tevens leiden tot een beter begrip om ongewenst gedrag binnen
organisaties goed te managen.
Het overkoepelde doel van OB is het begrijpen van de voorspellers van gedrag in
organisaties. Dus het identificeren van de factoren die het gedrag van mensen binnen een
organisatie kunnen voorspellen of beïnvloeden.
Model error
Error prone situation = situatie waarin de kans op fouten groter is. Dit kan komen door
factoren als hoge werkdruk, onduidelijke instructies of stressvolle omgeving. Dus risicovolle
omstandigheden waarin fouten sneller ontstaan.
Error prevention = een proactieve strategie waarbij organisaties proberen fouten te
voorkomen voordat ze gebeuren. Door middel van training, duidelijke protocollen en betere
communicatie. Dus hier wordt er gericht op het voorkomen van fouten.
Error management = gaat over hoe organisaties omgaan met fouten nadat ze zijn gemaakt.
Het doel is niet alleen het corrigeren van fouten, maar ook het leren ervan om toekomstige
fouten te verminderen. Hier gaat het over het leren van fouten en het verbeteren van
systemen.
Dit model maakt onderscheid tussen fouten en bewuste overtredingen (violations), en laat
zien dat fouten verschillende gevolgen kunnen hebben:
Fouten (error)
o Fout = een doel is niet bereikt
, o Het is geen kwestie van toeval, het had kunnen worden voorkomen
o Het gaat vaak om ‘goede intenties’ waarbij de actie mislukt
Overtreding (violation)
o Violation = een bewuste beslissing om regels te overtreden
o Sprake van verkeerde intenties, maar dat betekent niet per se dat de actie
mislukt
Gevolgen (consequences)
o Fouten kunnen zowel negatieve als positieve gevolgen hebben
Negatief: verlies van tijd, kosten, ongelukken
Positief: nieuwe inzichten, innovatie, leren van fouten en toekomstige
fouten voorkomen
Gig economy = een arbeidsmarkt waarin tijdelijke, flexibele banen en freelance-opdrachten
centraal staan, in plaats van vaste dienstverbanden.
Organizational behaviors
Hoe gedragen medewerkers zich binnen een organisatie en hoe beïnvloedt dit de prestaties.
Productive behaviors dit gedrag draagt bij aan de doelen van de organisatie. Het
verhoogt de efficiëntie, kwaliteit en samenwerking
o Helping co-workers
o Emotional work
o Ethical behavior
o Pro-activity
o Service orientation
o Creativity
o
Non-productive behaviors dit gedrag richt niet direct schade aan, maar voegt ook
geen waarde toe. Het draagt niet bij aan de organisatiedoelen en kan tijdsverspilling
zijn
o Loafing (lanterfanten)
o Absenteeism (vaker dan nodig opzettelijk afwezig op werk)
o Lateness (te laat komen)
o Turnover
Counter-productive behaviors dit gedrag is schadelijk voor de organisatie. Het
vermindert productiviteit, verstoort samenwerking of veroorzaakt kosten
o Workplace bullying
o Sexual or racial harassment
o Fraud
o Abusive supervision
o Theft
o Sabotage
What’s what & who’s who?
Worker = een individu die bijdraagt aan het bereiken van collectieve doelen (gig
economy). Een medewerker is tegenwoordig veel autoniemer en onafhankelijker dan
vroeger
, Manager = een individu die dingen gedaan krijgt door anderen (meestal werkers) in
organisaties
o Management activity: planning, organiseren, leiden en controleren
Organization = een bewust gecoördineerde sociale eenheid die uit twee of meer
mensen bestaat en relatief continu functioneert om een gemeenschappelijk doel of
reeks doelen te bereiken
Managementstudies: het enige doel hiervan is om te ontdekken hoe en waarom mensen
functioneren en zich gedragen in bepaalde situaties, zodat managers ze effectiever kunnen
benutten
Managementactiviteiten: het takenpakket van managers kan gecategoriseerd worden in vier
verschillende activiteiten:
1. Plannen = een proces waarbij doelen worden gedefinieerd, strategieën tot stand
komen en plannen worden ontwikkeld om activiteiten te coördineren.
2. Organiseren = bepalen welke taken moeten worden uitgevoerd
3. Leiden = motiveren van medewerkers, anderen helpen en eventueel conflicten
oplossen
4. Controleren = alles in de gaten houden om ervoor te zorgen dat alles naar behoren
verloopt
Managementrollen volgens Mintzberg hij omschreef tien verschillende rollen die kunnen
worden gecategoriseerd in de volgende drie:
1. Interpersonal (interpersoonlijk)
a. Figurehead Managers vervullen ceremoniële en symbolische taken, zoals
het uitreiken van diploma’s
b. Leader Ze hebben een leiderschapsrol, waaronder het aannemen, trainen,
motiveren en disciplineren van werknemers
c. Liaison Ze hebben ook een liaisonrol, waarbij ze relaties onderhouden met
anderen die waardevolle informatie verstrekken, zoals verkoopmanagers die
informatie verkrijgen van interne kwaliteitscontrolemanagers
2. Informational (informatief)
a. Monitor ontvangt een breed scala aan informatie en fungeert als
zenuwcentrum voor interne en externe informatie van de organisatie
b. Disseminator (verspreider) draagt informatie die van buitenaf of van
andere werknemers is ontvangen over naar leden van de organisatie
c. Spokesperson (woordvoerder) draagt informatie over naar
buitenstaanders over de plannen, beleidsmaatregelen, acties en resultaten
van de organisatie. Degene fungeert als expert op het gebied van de industrie
van de organisatie
3. Decisional (beslissend)
a. Entrepeneur (ondernemer) zoekt binnen de organisatie en haar omgeving
naar kansen en initieert projecten om veranderingen teweeg te brengen
b. Disturbance handler (verstoringsbeheerder) verantwoordelijk voor
corrigerende maatregelen wanneer de organisatie geconfronteerd wordt met
belangrijke, onverwachte verstoringen
, c. Resource allocator (hulpbronnen toewijzer) neemt of keurt belangrijke
organisatorische beslissingen goed
d. Negotiator (onderhandelaar) verantwoordelijk voor het
vertegenwoordigen van de organisatie bij belangrijke onderhandelingen
Management skills
Een andere manier om te kijken naar wat managers doen is via hun skills.
Technical skills
De vaardigheid om gespecialiseerde kennis of expertise toe te passen. Veel van deze
skills worden ontwikkeld op het werk (niet alleen op school)
People skills
De vaardigheid om met mensen te kunnen werken, begrijpen en motiveren. Zowel in
groepen als individueel
Conceptual skills
De vaardigheid om complexe situaties te analyseren en diagnosticeren
Effectieve versus succesvolle managers
Effectieve managers richten zich vooral op communicatie en succesvolle managers op het
netwerken.
Traditioneel: besluiten maken, plannen en controleren
Communicatie: uitwisselen van routinematige informatie en het verwerken van
papierwerk
HR-management: motiveren, disciplineren, conflicten managen en training
Networking: socialiseren en interactie met buitenstaanders
Gedrag van werknemers in een organisatie is redelijk voorspelbaar
De drie factoren die het gedrag van mensen binnen organisaties beïnvloeden
o Individu, groep en structuur
Systematische studie van gedrag/systematisch onderzoek
o Kijken naar relaties
o Om foutieve gevolgtrekkingen te verminderen
o Verhoogt de nauwkeurigheid van voorspellingen over gedrag
o Proberen oorzaken en effecten toe te schrijven
o Conclusies baseren op wetenschappelijk bewijs
Evidence-based management (EBM)
o Meeste beslissingen worden nog steeds ad hoc genomen
o Door wetenschappelijk bewijs, kan het vakgebied verder gaan dan alleen
intuïtie. Intuïtie is niet per definitie incorrect, maar uit onderzoek blijkt dat
EBM in 10% van de gevallen meer accuraat is.
Wat is OB?
OB is een vakgebied dat onderzoek doet naar de impact die individuen, groepen en
structuren hebben op een organisatie, met als doel deze kennis toe te passen om de
effectiviteit van een organisatie te verbeteren. Organisaties zijn namelijk veel meer
geïnteresseerd in hoe ze ervoor kunnen zorgen dat ze de juiste mensen kunnen werven,
behouden en goed laten presteren.
Een nadruk op OB kan tevens leiden tot een beter begrip om ongewenst gedrag binnen
organisaties goed te managen.
Het overkoepelde doel van OB is het begrijpen van de voorspellers van gedrag in
organisaties. Dus het identificeren van de factoren die het gedrag van mensen binnen een
organisatie kunnen voorspellen of beïnvloeden.
Model error
Error prone situation = situatie waarin de kans op fouten groter is. Dit kan komen door
factoren als hoge werkdruk, onduidelijke instructies of stressvolle omgeving. Dus risicovolle
omstandigheden waarin fouten sneller ontstaan.
Error prevention = een proactieve strategie waarbij organisaties proberen fouten te
voorkomen voordat ze gebeuren. Door middel van training, duidelijke protocollen en betere
communicatie. Dus hier wordt er gericht op het voorkomen van fouten.
Error management = gaat over hoe organisaties omgaan met fouten nadat ze zijn gemaakt.
Het doel is niet alleen het corrigeren van fouten, maar ook het leren ervan om toekomstige
fouten te verminderen. Hier gaat het over het leren van fouten en het verbeteren van
systemen.
Dit model maakt onderscheid tussen fouten en bewuste overtredingen (violations), en laat
zien dat fouten verschillende gevolgen kunnen hebben:
Fouten (error)
o Fout = een doel is niet bereikt
, o Het is geen kwestie van toeval, het had kunnen worden voorkomen
o Het gaat vaak om ‘goede intenties’ waarbij de actie mislukt
Overtreding (violation)
o Violation = een bewuste beslissing om regels te overtreden
o Sprake van verkeerde intenties, maar dat betekent niet per se dat de actie
mislukt
Gevolgen (consequences)
o Fouten kunnen zowel negatieve als positieve gevolgen hebben
Negatief: verlies van tijd, kosten, ongelukken
Positief: nieuwe inzichten, innovatie, leren van fouten en toekomstige
fouten voorkomen
Gig economy = een arbeidsmarkt waarin tijdelijke, flexibele banen en freelance-opdrachten
centraal staan, in plaats van vaste dienstverbanden.
Organizational behaviors
Hoe gedragen medewerkers zich binnen een organisatie en hoe beïnvloedt dit de prestaties.
Productive behaviors dit gedrag draagt bij aan de doelen van de organisatie. Het
verhoogt de efficiëntie, kwaliteit en samenwerking
o Helping co-workers
o Emotional work
o Ethical behavior
o Pro-activity
o Service orientation
o Creativity
o
Non-productive behaviors dit gedrag richt niet direct schade aan, maar voegt ook
geen waarde toe. Het draagt niet bij aan de organisatiedoelen en kan tijdsverspilling
zijn
o Loafing (lanterfanten)
o Absenteeism (vaker dan nodig opzettelijk afwezig op werk)
o Lateness (te laat komen)
o Turnover
Counter-productive behaviors dit gedrag is schadelijk voor de organisatie. Het
vermindert productiviteit, verstoort samenwerking of veroorzaakt kosten
o Workplace bullying
o Sexual or racial harassment
o Fraud
o Abusive supervision
o Theft
o Sabotage
What’s what & who’s who?
Worker = een individu die bijdraagt aan het bereiken van collectieve doelen (gig
economy). Een medewerker is tegenwoordig veel autoniemer en onafhankelijker dan
vroeger
, Manager = een individu die dingen gedaan krijgt door anderen (meestal werkers) in
organisaties
o Management activity: planning, organiseren, leiden en controleren
Organization = een bewust gecoördineerde sociale eenheid die uit twee of meer
mensen bestaat en relatief continu functioneert om een gemeenschappelijk doel of
reeks doelen te bereiken
Managementstudies: het enige doel hiervan is om te ontdekken hoe en waarom mensen
functioneren en zich gedragen in bepaalde situaties, zodat managers ze effectiever kunnen
benutten
Managementactiviteiten: het takenpakket van managers kan gecategoriseerd worden in vier
verschillende activiteiten:
1. Plannen = een proces waarbij doelen worden gedefinieerd, strategieën tot stand
komen en plannen worden ontwikkeld om activiteiten te coördineren.
2. Organiseren = bepalen welke taken moeten worden uitgevoerd
3. Leiden = motiveren van medewerkers, anderen helpen en eventueel conflicten
oplossen
4. Controleren = alles in de gaten houden om ervoor te zorgen dat alles naar behoren
verloopt
Managementrollen volgens Mintzberg hij omschreef tien verschillende rollen die kunnen
worden gecategoriseerd in de volgende drie:
1. Interpersonal (interpersoonlijk)
a. Figurehead Managers vervullen ceremoniële en symbolische taken, zoals
het uitreiken van diploma’s
b. Leader Ze hebben een leiderschapsrol, waaronder het aannemen, trainen,
motiveren en disciplineren van werknemers
c. Liaison Ze hebben ook een liaisonrol, waarbij ze relaties onderhouden met
anderen die waardevolle informatie verstrekken, zoals verkoopmanagers die
informatie verkrijgen van interne kwaliteitscontrolemanagers
2. Informational (informatief)
a. Monitor ontvangt een breed scala aan informatie en fungeert als
zenuwcentrum voor interne en externe informatie van de organisatie
b. Disseminator (verspreider) draagt informatie die van buitenaf of van
andere werknemers is ontvangen over naar leden van de organisatie
c. Spokesperson (woordvoerder) draagt informatie over naar
buitenstaanders over de plannen, beleidsmaatregelen, acties en resultaten
van de organisatie. Degene fungeert als expert op het gebied van de industrie
van de organisatie
3. Decisional (beslissend)
a. Entrepeneur (ondernemer) zoekt binnen de organisatie en haar omgeving
naar kansen en initieert projecten om veranderingen teweeg te brengen
b. Disturbance handler (verstoringsbeheerder) verantwoordelijk voor
corrigerende maatregelen wanneer de organisatie geconfronteerd wordt met
belangrijke, onverwachte verstoringen
, c. Resource allocator (hulpbronnen toewijzer) neemt of keurt belangrijke
organisatorische beslissingen goed
d. Negotiator (onderhandelaar) verantwoordelijk voor het
vertegenwoordigen van de organisatie bij belangrijke onderhandelingen
Management skills
Een andere manier om te kijken naar wat managers doen is via hun skills.
Technical skills
De vaardigheid om gespecialiseerde kennis of expertise toe te passen. Veel van deze
skills worden ontwikkeld op het werk (niet alleen op school)
People skills
De vaardigheid om met mensen te kunnen werken, begrijpen en motiveren. Zowel in
groepen als individueel
Conceptual skills
De vaardigheid om complexe situaties te analyseren en diagnosticeren
Effectieve versus succesvolle managers
Effectieve managers richten zich vooral op communicatie en succesvolle managers op het
netwerken.
Traditioneel: besluiten maken, plannen en controleren
Communicatie: uitwisselen van routinematige informatie en het verwerken van
papierwerk
HR-management: motiveren, disciplineren, conflicten managen en training
Networking: socialiseren en interactie met buitenstaanders
Gedrag van werknemers in een organisatie is redelijk voorspelbaar
De drie factoren die het gedrag van mensen binnen organisaties beïnvloeden
o Individu, groep en structuur
Systematische studie van gedrag/systematisch onderzoek
o Kijken naar relaties
o Om foutieve gevolgtrekkingen te verminderen
o Verhoogt de nauwkeurigheid van voorspellingen over gedrag
o Proberen oorzaken en effecten toe te schrijven
o Conclusies baseren op wetenschappelijk bewijs
Evidence-based management (EBM)
o Meeste beslissingen worden nog steeds ad hoc genomen
o Door wetenschappelijk bewijs, kan het vakgebied verder gaan dan alleen
intuïtie. Intuïtie is niet per definitie incorrect, maar uit onderzoek blijkt dat
EBM in 10% van de gevallen meer accuraat is.