Levensloop
H1 keuzes
Consumptie is wanneer producten worden aangeschaft door de eindgebruiker.
Investeren is wanneer producten worden aangeschaft door een bedrijf om te gebruiken of
door te verkopen. De goederen die worden gebruikt in het productieproces worden
kapitaalgoederen genoemd.
Als je middelen op meerdere manieren kunt inzetten dan zijn ze alternatief aanwendbaar.
Bijv. hout, je kan er een kast van maken, papier, een tafel en nog veel meer.
Er is een “spanning” tussen de oneindige behoeftes van mensen en de beperkte middelen,
dit heet schaarste.
Een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te
verkrijgen.
Schaarse goederen zijn bijv. broden. Brood wordt gemaakt met meel en veel meer. Deze
goederen kun je niet meer inzetten voor een ander product.
Een voorbeeld van vrije goederen is lucht.
De waarde van datgene dat we niet kiezen noemen we opofferingskosten
Een budgetvergelijking is een vergelijking die alle combinaties van twee producten
weergeeft. De grafiek van deze vergelijking noem je een budgetlijn.
Een nominaal bedrag is een bedrag dat in euro’s is uitgedrukt.
De koopkracht/reële waarde is de hoeveelheid goederen en diensten die je met een
nominaal bedrag kunt kopen.
Simultaan gebruik je als beide partijen beslissen zonder te weten wat de ander gekozen
heeft.
Beslissingen waarvan de gevolgen mede worden bepaald door de beslissingen van de
andere partij vormen het onderwerp van een speltheorie.
- Spelers:
De spelers kunnen personen zijn, maar ook bedrijven of iets anders.
Als spelers evenveel van elkaar weten, is de informatie symmetrisch.
- Pay-off:
De pay-off is de verwachte opbrengst van een keuze. Bijv. winst of tijd.
De hoogte van de pay-off wordt in een matrix weergegeven.
- Strategie:
De strategie die het meeste oplevert, ongeacht de strategie van de andere speler is de
dominante strategie.
, - Evenwicht:
Bij het oplossen van een speltheoretische situatie zoeken we naar een evenwicht .
Bijv. een Nash-evenwicht. In een Nash-evenwicht kunnen de spelers hun opbrengst niet
verbeteren door alleen zelf van strategie te veranderen.
Een speltheorie waarbij twee spelers beiden een dominante strategie hebben, maar waarbij
het Nash-evenwicht suboptimaal is, noemen we een gevangenendilemma.
Elke speler kiest de beste optie. Als beide spelers zich door die prikkel laten leiden zijn ze
beide slechter af. Coöperatief spelen zou voor beter resultaat leiden. Als het spel simultaan
gespeeld wordt en er geen overleg mogelijk is, kan dan niet.
Als de spelers een afspraak maken, kunnen de spelers zich coöperatief opstellen en voor de
beste optie gaan in plaats van de dominante strategie.
H2 Risico en informatie
Transactiekosten zijn alle kosten die in het economisch verkeer moeten worden gemaakt om
een ruil tot stand te brengen. Geld, tijd en moeite.
Mensen die risico avers zijn gaan risico’s uit de weg en zijn dus voorzichtig. Mensen die risico
zoekend zijn niet voorzichtig.
Vrijwillige risico’s zijn bijv. naar het casino gaan of veel aandelen kopen.
Onvrijwillige risico’s zijn bijv. gezond leven en ziek worden of een ongeluk krijgen.
Verzekeraar neemt risico over, verzekerde betaalt premie.
Premie berekenen:
Kans op schade × hoogte van schade
Totale schade ÷ alle verzekerden
Asymmetrische informatie is wanneer de ene partij meer informatie heeft dan de ander.
- 2 problemen:
Moreel wangedrag: mensen verzekeren zich en worden roekelozer.
Averechtse selectie: dat de verzekeraars vooral mensen met een hoog risico moeten
verzekeren.
- 3 oplossingen:
Informatie verzamelen zodat de informatie iets minder asymmetrisch wordt
Premiedifferentiatie: verschillende premies voor verzekerden.
Eigen risico invoeren: het bedrag dat je als verzekerde zelf mag kiezen om te betalen als je
schade hebt.
H1 keuzes
Consumptie is wanneer producten worden aangeschaft door de eindgebruiker.
Investeren is wanneer producten worden aangeschaft door een bedrijf om te gebruiken of
door te verkopen. De goederen die worden gebruikt in het productieproces worden
kapitaalgoederen genoemd.
Als je middelen op meerdere manieren kunt inzetten dan zijn ze alternatief aanwendbaar.
Bijv. hout, je kan er een kast van maken, papier, een tafel en nog veel meer.
Er is een “spanning” tussen de oneindige behoeftes van mensen en de beperkte middelen,
dit heet schaarste.
Een product is schaars als er een offer of inspanning moet worden geleverd om het te
verkrijgen.
Schaarse goederen zijn bijv. broden. Brood wordt gemaakt met meel en veel meer. Deze
goederen kun je niet meer inzetten voor een ander product.
Een voorbeeld van vrije goederen is lucht.
De waarde van datgene dat we niet kiezen noemen we opofferingskosten
Een budgetvergelijking is een vergelijking die alle combinaties van twee producten
weergeeft. De grafiek van deze vergelijking noem je een budgetlijn.
Een nominaal bedrag is een bedrag dat in euro’s is uitgedrukt.
De koopkracht/reële waarde is de hoeveelheid goederen en diensten die je met een
nominaal bedrag kunt kopen.
Simultaan gebruik je als beide partijen beslissen zonder te weten wat de ander gekozen
heeft.
Beslissingen waarvan de gevolgen mede worden bepaald door de beslissingen van de
andere partij vormen het onderwerp van een speltheorie.
- Spelers:
De spelers kunnen personen zijn, maar ook bedrijven of iets anders.
Als spelers evenveel van elkaar weten, is de informatie symmetrisch.
- Pay-off:
De pay-off is de verwachte opbrengst van een keuze. Bijv. winst of tijd.
De hoogte van de pay-off wordt in een matrix weergegeven.
- Strategie:
De strategie die het meeste oplevert, ongeacht de strategie van de andere speler is de
dominante strategie.
, - Evenwicht:
Bij het oplossen van een speltheoretische situatie zoeken we naar een evenwicht .
Bijv. een Nash-evenwicht. In een Nash-evenwicht kunnen de spelers hun opbrengst niet
verbeteren door alleen zelf van strategie te veranderen.
Een speltheorie waarbij twee spelers beiden een dominante strategie hebben, maar waarbij
het Nash-evenwicht suboptimaal is, noemen we een gevangenendilemma.
Elke speler kiest de beste optie. Als beide spelers zich door die prikkel laten leiden zijn ze
beide slechter af. Coöperatief spelen zou voor beter resultaat leiden. Als het spel simultaan
gespeeld wordt en er geen overleg mogelijk is, kan dan niet.
Als de spelers een afspraak maken, kunnen de spelers zich coöperatief opstellen en voor de
beste optie gaan in plaats van de dominante strategie.
H2 Risico en informatie
Transactiekosten zijn alle kosten die in het economisch verkeer moeten worden gemaakt om
een ruil tot stand te brengen. Geld, tijd en moeite.
Mensen die risico avers zijn gaan risico’s uit de weg en zijn dus voorzichtig. Mensen die risico
zoekend zijn niet voorzichtig.
Vrijwillige risico’s zijn bijv. naar het casino gaan of veel aandelen kopen.
Onvrijwillige risico’s zijn bijv. gezond leven en ziek worden of een ongeluk krijgen.
Verzekeraar neemt risico over, verzekerde betaalt premie.
Premie berekenen:
Kans op schade × hoogte van schade
Totale schade ÷ alle verzekerden
Asymmetrische informatie is wanneer de ene partij meer informatie heeft dan de ander.
- 2 problemen:
Moreel wangedrag: mensen verzekeren zich en worden roekelozer.
Averechtse selectie: dat de verzekeraars vooral mensen met een hoog risico moeten
verzekeren.
- 3 oplossingen:
Informatie verzamelen zodat de informatie iets minder asymmetrisch wordt
Premiedifferentiatie: verschillende premies voor verzekerden.
Eigen risico invoeren: het bedrag dat je als verzekerde zelf mag kiezen om te betalen als je
schade hebt.