Samenvatting Scheikunde
Chemie Overal
4 VWO
Hoofdstuk 2 Bouwstenen van stoffen
Alles wat te klein is om te zien bestudeer je op microniveau.
Alles wat je wel kan zien bestudeer je op macroniveau.
Rutherford:
Een atoom bestaat uit een positief geladen atoomkern. In deze atoomkern bevinden
zich positief geladen protonen (p) en neutraal geladen neutronen (n). Om de
atoomkern bevindt zich een elektronenwolk met bewegende negatief geladen
elektronen (e-). De elektrische lading van een proton en elektron kan je uitdrukken in
Coulomb (C) of de elementaire ladingseenheid (e).
Het aantal protonen wordt gegeven door het atoomnummer. Dit
bepaalt welke atoomsoort een atoom is. De som van het aantal
protonen en neutronen in de kern is het massagetal. Dit massagetal is
ongeveer de massa van een atoom uitgedrukt in u (ook wel g/mol)
VB: Hiernaast zie je het atoom koolstof. Het atoomnummer is 6. Er zijn
dus 6 protonen in de kern. Het massagetal is 12. Dit is de som van
protonen en neutronen, dus zijn er ook 6 neutronen in de kern.
Het aantal neutronen in de kern kan verschillen. Dan heb je te maken met isotopen,
atomen van dezelfde soort met een ander aantal neutronen in de kern. Een
koolstofatoom met 7 neutronen is zo’n isotoop. Omdat er wel 6 protonen in de kern
zitten, is het wel een koolstofatoom.
Bohr:
Het idee over de atoomkern is overgenomen, maar de elektronen bevinden zich niet in
een wolk. De elektronen bevinden zich in bolvormige banen
die elektronenschillen heten. De verdeling van de elektronen
over de schillen heet de elektronenconfiguratie. In de schil
dichtst bij de kern, de K-schil, kunnen maar 2 elektronen. In
de schillen die volgen, namelijk de L-, M-, N-, en volgende
schillen, kunnen steeds 8 elektronen.
VB: Hiernaast zie je het atoom koolstof. Een atoom is
neutraal, dus er moeten evenveel elektronen als protonen
zijn. Daarom zijn er bij koolstof 6 elektronen verdeeld over de schillen. In de eerste schil
zitten 2 elektronen en in de tweede schil zitten er 4.
Alle bekende atoomsoorten staan in het periodiek systeem. De atoomsoorten zijn van
links naar rechts, in perioden, gerangschikt op oplopende atoommassa. Van boven
naar beneden, in groepen, zijn ze gerangschikt op vergelijkbare eigenschappen.
Chemie Overal
4 VWO
Hoofdstuk 2 Bouwstenen van stoffen
Alles wat te klein is om te zien bestudeer je op microniveau.
Alles wat je wel kan zien bestudeer je op macroniveau.
Rutherford:
Een atoom bestaat uit een positief geladen atoomkern. In deze atoomkern bevinden
zich positief geladen protonen (p) en neutraal geladen neutronen (n). Om de
atoomkern bevindt zich een elektronenwolk met bewegende negatief geladen
elektronen (e-). De elektrische lading van een proton en elektron kan je uitdrukken in
Coulomb (C) of de elementaire ladingseenheid (e).
Het aantal protonen wordt gegeven door het atoomnummer. Dit
bepaalt welke atoomsoort een atoom is. De som van het aantal
protonen en neutronen in de kern is het massagetal. Dit massagetal is
ongeveer de massa van een atoom uitgedrukt in u (ook wel g/mol)
VB: Hiernaast zie je het atoom koolstof. Het atoomnummer is 6. Er zijn
dus 6 protonen in de kern. Het massagetal is 12. Dit is de som van
protonen en neutronen, dus zijn er ook 6 neutronen in de kern.
Het aantal neutronen in de kern kan verschillen. Dan heb je te maken met isotopen,
atomen van dezelfde soort met een ander aantal neutronen in de kern. Een
koolstofatoom met 7 neutronen is zo’n isotoop. Omdat er wel 6 protonen in de kern
zitten, is het wel een koolstofatoom.
Bohr:
Het idee over de atoomkern is overgenomen, maar de elektronen bevinden zich niet in
een wolk. De elektronen bevinden zich in bolvormige banen
die elektronenschillen heten. De verdeling van de elektronen
over de schillen heet de elektronenconfiguratie. In de schil
dichtst bij de kern, de K-schil, kunnen maar 2 elektronen. In
de schillen die volgen, namelijk de L-, M-, N-, en volgende
schillen, kunnen steeds 8 elektronen.
VB: Hiernaast zie je het atoom koolstof. Een atoom is
neutraal, dus er moeten evenveel elektronen als protonen
zijn. Daarom zijn er bij koolstof 6 elektronen verdeeld over de schillen. In de eerste schil
zitten 2 elektronen en in de tweede schil zitten er 4.
Alle bekende atoomsoorten staan in het periodiek systeem. De atoomsoorten zijn van
links naar rechts, in perioden, gerangschikt op oplopende atoommassa. Van boven
naar beneden, in groepen, zijn ze gerangschikt op vergelijkbare eigenschappen.