Samenvatting Scheikunde
Chemie Overal
4 VWO
Hoofdstuk 1 Scheiden en reageren
De meeste stoffen bestaan uit moleculen. Moleculen zijn combinaties van twee of
meer atomen.
Zuivere stof: een stof die bestaat uit 1 soort bouwstoffen.
• Element: een zuivere stof die uit 1 atoomsoort bestaat.
• Verbinding: een zuivere stof die uit 2 of meer atoomsoorten bestaat.
Bij een zuivere stof blijft de temperatuur tijdens de faseovergang hetzelfde. De stof heeft
dan een smelt- en kookpunt.
Mengsel: een stof die bestaat uit een groot aantal verschillende bouwstoffen.
Bij een mengsel verandert de temperatuur wel. Dit gaat wel langzaam. De stof heeft dan
een smelt- en kooktraject.
Oplossing: een helder mengsel van vloeistoffen, een vloeistof met een vaste stof of een
vloeistof met een gas.
Suspensie: een troebel mengsel van een vloeistof met een vaste stof, waarbij de vaste
stof niet is opgelost.
Emulsie: een troebel mengsel van twee vloeistoffen die eigenlijk niet goed mengbaar
zijn. De ene stof is hydrofiel en de andere stof is hydrofoob. De stoffen kunnen voor
enige tijd mengen, maar na een tijdje ontmengt dit weer. Met een emulgator voorkom je
deze ontmenging.
Als je een bepaalde stof uit een mengsel wil halen, dan moet je de stoffen in het
mengsel scheiden. Na het scheiden heb je dan zuivere stoffen.
Bij scheiden maak je gebruik van het verschil in stofeigenschappen:
• Verschil in deeltjesgrootte: een suspensie kan je filtreren. Dit doe je met een
filter. Doordat de deeltjes van de ene stof te groot zijn voor de gaatjes in de filter
blijft deze stof achter. Deze stof heet residu. De deeltjes van de andere stof zijn
wel klein genoeg voor de gaatjes van de filter en deze stof gaat dus wel door de
filter heen. Deze stof heet het filtraat.
• Verschil in dichtheid: als de dichtheid van de vaste stof groter is dan die van de
vloeistof, kun je suspensies bezinken. Hierbij zakt de vaste stof naar beneden.
Dit proces kan je versnellen met centrifugeren, waarbij de stof zo snel
rondgedraaid wordt dat de vaste stof sneller zakt. Bij een emulsie ontstaat door
bezinken een tweelagensysteem. De stof met de grootste dichtheid ligt dan ook
onderaan.
• Verschil in kookpunt: een oplossing kan je indampen of destilleren. De
vloeistof met het laagste kookpunt verdampt dan en de andere stof met een
Chemie Overal
4 VWO
Hoofdstuk 1 Scheiden en reageren
De meeste stoffen bestaan uit moleculen. Moleculen zijn combinaties van twee of
meer atomen.
Zuivere stof: een stof die bestaat uit 1 soort bouwstoffen.
• Element: een zuivere stof die uit 1 atoomsoort bestaat.
• Verbinding: een zuivere stof die uit 2 of meer atoomsoorten bestaat.
Bij een zuivere stof blijft de temperatuur tijdens de faseovergang hetzelfde. De stof heeft
dan een smelt- en kookpunt.
Mengsel: een stof die bestaat uit een groot aantal verschillende bouwstoffen.
Bij een mengsel verandert de temperatuur wel. Dit gaat wel langzaam. De stof heeft dan
een smelt- en kooktraject.
Oplossing: een helder mengsel van vloeistoffen, een vloeistof met een vaste stof of een
vloeistof met een gas.
Suspensie: een troebel mengsel van een vloeistof met een vaste stof, waarbij de vaste
stof niet is opgelost.
Emulsie: een troebel mengsel van twee vloeistoffen die eigenlijk niet goed mengbaar
zijn. De ene stof is hydrofiel en de andere stof is hydrofoob. De stoffen kunnen voor
enige tijd mengen, maar na een tijdje ontmengt dit weer. Met een emulgator voorkom je
deze ontmenging.
Als je een bepaalde stof uit een mengsel wil halen, dan moet je de stoffen in het
mengsel scheiden. Na het scheiden heb je dan zuivere stoffen.
Bij scheiden maak je gebruik van het verschil in stofeigenschappen:
• Verschil in deeltjesgrootte: een suspensie kan je filtreren. Dit doe je met een
filter. Doordat de deeltjes van de ene stof te groot zijn voor de gaatjes in de filter
blijft deze stof achter. Deze stof heet residu. De deeltjes van de andere stof zijn
wel klein genoeg voor de gaatjes van de filter en deze stof gaat dus wel door de
filter heen. Deze stof heet het filtraat.
• Verschil in dichtheid: als de dichtheid van de vaste stof groter is dan die van de
vloeistof, kun je suspensies bezinken. Hierbij zakt de vaste stof naar beneden.
Dit proces kan je versnellen met centrifugeren, waarbij de stof zo snel
rondgedraaid wordt dat de vaste stof sneller zakt. Bij een emulsie ontstaat door
bezinken een tweelagensysteem. De stof met de grootste dichtheid ligt dan ook
onderaan.
• Verschil in kookpunt: een oplossing kan je indampen of destilleren. De
vloeistof met het laagste kookpunt verdampt dan en de andere stof met een