DEEL 1
Radiotherapie
Algemene rol
• Radiotherapie wordt toegepast bij ongeveer 50% van alle kankerpatiënten.
• Kan curatief, electief of palliatief zijn.
• Wordt gebruikt als monotherapie of in combinatie met andere behandelingen (chirurgie,
chemotherapie, immunotherapie, MTA).
Monotherapie vs gecombineerde therapie
• Monotherapie:
o Bij radiogevoelige tumoren (bv. seminoom van de testis).
o Voor palliatieve doeleinden (bv. botmetastasen met pijn of risico op compressie).
• Gecombineerde therapie:
o In neo-adjuvante setting (voor chirurgie): tumor verkleinen, betere resectie, vroege
behandeling micrometastasen.
o In adjuvante setting (na chirurgie): betere selectie op basis van pathologische staging,
behandeling van microscopische ziekte, vermindering recidiefrisico.
Doel van radiotherapie
• Maximale tumorcontrole → betere overleving.
• Minimale schade aan gezond weefsel → zo weinig mogelijk nevenePecten.
• Dit evenwicht wordt de therapeutische ratio genoemd:
o Hoge tumorcontrole + lage nevenwerkingen = ideaal.
o In realiteit is er altijd enige stralingsimpact op gezond weefsel door:
§ Microscopische tumorinfiltratie in omliggend weefsel.
§ Normale structuren in de tumor; bv. bloedvaten.
§ Gezond weefsel in de “veiligheidsmarges” en op het “stralingspad”.
Werkingsmechanisme
• Ioniserende straling beschadigt DNA, vooral via:
o Indirecte schade (ionisatie van water → vrije radicalen).
o Directe schade (straling breekt DNA).
• Dubbelstrengsbreuken (dsDNA) zijn het meest schadelijk.
• Dosismaat: Gray (Gy) = geabsorbeerde energie per kg weefsel
o D=E/m
§ D = geabsorbeerde dosis
§ E = energie
§ m = eenheidsmassa
o Zeer grote eenheid
§ Met 1 Gray treden er 30-40 ds breuken op.
EMecten op korte en lange termijn
• Vroegtijdig (tot 90 dagen): reversibel (bv. erytheem, mucositis).
• Laattijdig: irreversibel, soms progressief (bv. teleangiëctasie).
• Zeldzaam: radiatie-geïnduceerde tumoren (vooral bij jongeren).
, Types radiotherapie
1. Externe radiotherapie (teletherapie)
• Via lineaire versneller.
• Voor grotere, diepere of moeilijk bereikbare tumoren.
2. Brachytherapie (interne radiotherapie)
• Radioactieve bron (bv. Ir-192) in of nabij tumor.
• Voor kleinere volumes (bv. prostaat, cervix, borst).
• Voordelen: hogere dosis op klein volume, minder nevenwerkingen.
Technologische evolutie
• Van 2D RT → 3D CRT → IMRT → IGRT.
o 2D RT = conventionele radiotherapie
o 3D CRT = conformele radiotherapie
o IMRT = intensiteits-gemoduleerde radiotherapie
o IGRT = beeldgeleide radiotherapie
• Voordelen:
o Betere aanpassing aan tumorvorm.
o Minder dosis op gezond weefsel.
o Verbeterde therapeutische ratio.
Beeldvorming
• Essentieel in elke stap: diagnose, planning, positionering, opvolging.
• Technieken: CT, MRI, PET, PET/CT, TRUS.
• IGRT (Image-Guided RT):
o Houdt rekening met bewegingen tussen en tijdens fracties.
o Zorgt voor gepersonaliseerde marges.
Protontherapie
• Gebruikt protonen i.p.v. fotonen.
• Versnelling van protonen in een cyclotron en getransporteerd tot bij patiënt via een gantry.
• Fysisch voordeel: Bragg-piek → maximale dosis in tumor, minimale in gezond weefsel.
• Minder nevenwerkingen, vooral nuttig bij kinderen of tumoren nabij kritieke structuren.
Radiotherapieproces (workflow)
1. Consultatie met radiotherapeut-oncoloog.
2. Immobilisatie (bv. masker, belly board).
3. Simulatie & beeldvorming (CT-scan).
4. Tumor- en OAR-localisatie.
5. Behandelplan (dosisverdeling via TPS).
6. Behandeling (meestal 1,8–2,2 Gy/fractie, 5x/week, 5–7 weken).
7. Opvolging:
o Tijdens behandeling: wekelijkse evaluatie.
o Na behandeling: follow-up met afnemende frequentie.
Teamwork
Radiotherapie vereist samenwerking tussen:
• Radiotherapeut-oncoloog
• Dosimetrist
• Verpleegkundigen
• Technologen medische beeldvorming
• Psycholoog, diëtist, sociaal werk, secretariaat