Er zijn verschillende wetenschappelijke takken:
- Arts, die de verschillende aspecten van culturen bestuderen. Bijvoorbeeld geschiedenis,
literatuur, recht en filosofie.
- Wetenschappen, die proberen de wereld te begrijpen.
Natuurlijke wetenschappen, die de materiële wereld bestuderen.
Sociale wetenschappen, die mensen en maatschappijen bestuderen.
Formele wetenschappen, die logica en wiskunde bestuderen.
Formele wetenschap = wetenschap die fenomenen vanuit abstractie bestudeert, met als doel wetten
of theorieën tot iets algemeens te maken.
Voor het vergaren van kennis zijn er twee manieren:
- Empirisch: het verzamelen van nieuw bewijs door systematische observatie.
- Formeel/ rationalistisch: het beredeneren van de nieuwe opgedane kennis en hieruit nieuwe
conclusies/theorieën creëren. Oftewel, formeel correct beredeneren.
Kennis die gebaseerd is op volharding (bijvoorbeeld ideeën die traditiegewijs aangehouden worden),
intuïtie of autoriteit wordt niet wetenschappelijk geaccepteerd. Wel kunnen deze middelen gebruikt
worden als inspiratie om nieuwe kennis op te doen: als bijvoorbeeld je intuïtie je verteld dat er iets
niet klopt aan een bepaalde theorie, dan kan je dit gaan uitzoeken met wél wetenschappelijk
geaccepteerde methoden.
Als we terug de tijd ingaan en gaan kijken naar de geschiedenis van de wetenschap, dan zou je
ongeveer tot 1700 kunnen teruggaan en dan voelt de wetenschap nog steeds modern. Gaan we
verder terug naar 1600 dan voelt de wetenschappelijke kennis van die tijd opeens erg oud. Hoe komt
dit? Er wordt ook wel gesproken van een wetenschappelijke revolutie in de 17 e eeuw, die voor veel
vooruitgangen en nieuwe inzichten hebben geleidt. Verschillen tussen 1600 en 1700 zijn:
1600 (ouderwets, kennis gebaseerd op 1700 (modern, kennis gebaseerd op
autoriteit (op de bijbel/Aristoteles)), zij geloofde wetenschappelijke methodes), zij geloofde niet
in: in de vorige punten, maar wel in:
- Hekserij, magie, weerwolven, - De toekomst kan niet voorspelt worden.
eenhoorns en astrologie. - Regenbogen worden geproduceerd
- Regenbogen zijn tekens van God en door gebroken licht.
kometen voorspellen kwaad. - De zon is het middelpunt van ons
- De aarde is het middelpunt van ons zonnestelsel.
zonnestelsel. - Wetenschap zal de wereld veranderen.
- Aristoteles is de beste wetenschapper - Moderne ideeën (van Locke, Newton,
ooit. etc.) zijn superieur aan de ouderwetse
tegenhangers.
Wat geloofde ze in de oudheid?
Er zijn drie geleerde die belangrijk zijn in deze tijd: Socrates (die zelf niks opschreef, leraar Plato),
Plato (leraar Aristoteles) en Aristoteles.
Plato geloofde dat er een ideeën wereld was (aangeboren kennis) en dat je die ideeën van God had
gekregen. Plato vond dat observatie en daarom empirisme niet te vertrouwen was. Nieuwe kennis
,kwam door het te beredeneren van de aangeboren/ door God gegeven kennis. Disciplines waar hij
deze methode op gebruikte waren logica en geometrie.
Plato was dus voor sterk rationalisme en geen empirisme.
Aristoteles ging mee in de theorie van Plato, maar sloot het empirisme niet totaal uit. Hij vond dat er
bepaalde dingen zijn (dagelijkse observaties) die niet uit te leggen vallen door alleen rationeel
beredeneren. Hij maakte gebruik van zowel deductie als inductie:
- Deductie afleiden van nieuwe kennis uit bepaalde waarheden.
Voorbeeld:
> Venus is dichterbij de zon dan de aarde.
> De aarde is dichterbij de zon dan mars.
> Dus, venus is dichterbij de zon dan mars.
- Inductie verkrijgen van nieuwe kennis doormiddel van observatie.
Voorbeeld:
> Observatie 1: ik zie een witte zwaan.
> Observatie 100000: ik zie een witte zwaan.
> Conclusie: alle zwanen zijn wit.
Bij de conclusie maak je een generalisatie uit alle observaties die er zijn geweest.
Inductieve generalisatie kunnen altijd ontkracht worden wanneer het tegendeel
bewijst wordt, bijvoorbeeld als er opeens een zwarte zwaan gezien wordt.
Aristoteles probeert natuurlijke fenomenen uit te leggen met sterk rationalisme en enig
empirisme.
Alexander de Grote was een leerling van Aristoteles en veroverde veel gebieden in Azië en Egypte in
zijn tijd (356 – 323 v. C.). Wat hij anders deed dan andere veroveraars, is dat hij de bevolking niet
vermoordde, maar leiders neerzette in die gebieden die de Griekse cultuur over hen kon verspreiden.
Hierdoor ontstond het Hellenisme: verspreiden van de Griekse cultuur in veroverde gebieden.
In zijn grote gebied was Alexandria de hoofdstad. Dit werd een centrum van wetenschap met als
kenmerken:
- Focus op astrologie en geografie (wereld in kaart brengen).
- Gecontroleerde observatie.
- Geen focus op beredenering.
Oftewel sterke empirisme en gelimiteerde rationalisme.
Claudius Ptolemaeus heeft invloed gehad op het geocentrische wereldbeeld (de aarde is het
middelpunt van ons zonnestelsel). In zijn observaties kwam hij tegen dat planeten niet perfecte
cirkels om de aarde heen draaide, maar soms vast liepen. Dit verklaarde hij door uit te leggen dat de
planeten zowel een rondje om zichzelf als de aarde draaien. Deze basis principes werden door
iedereen geloofd en werden ook niet betwijfeld.
Rond 570 kwam de Islam op. Zij veroverde het Griekse gebied en namen de cultuur en wetenschap
van hen over en gingen verder borduren op het werk van de Grieken. Zo bedachten ze de nummer 0,
waardoor dingen als Algebra mogelijk werden.
Door de Islam werd de Griekse cultuur ook verspreid over Europa heen. Hierdoor kwam er een
herontdekking van Aristoteles: de Islamitische boeken over de Griekse cultuur werden vertaald naar
,het Latijn, waardoor de Griekse en Islamitische kennis verspreid werd over Europa. Het enige
probleem was de Bijbel, sommige opvattingen van Aristoteles waren in strijd met uitspraken uit de
Bijbel.
Rond 1600 begon de wetenschappelijke revolutie op te komen: mensen begonnen hun twijfels te
hebben over de Griekse filosofie en kennis (autoriteit werd in twijfel gebracht), empirisme en
observatie werden steeds belangrijker en wiskunde werd een steeds belangrijker middel om de
realiteit te verklaren. De wetenschappelijke revolutie werd ondersteund door de uitvinding van de
telescoop en de microscoop en de uitvinding van de boekdrukkunst, waardoor kennis nog
gemakkelijker verspreid kon worden.
Tijdens de wetenschappelijke revolutie kwamen verscheidene wetenschappers met nieuwe
theorieën. Copernicus bedacht het heliocentrische zonnestelsel (zon staat in het midden van het
zonnestelsel). Galilei begon experimenten uit te voeren, waarbij hij systematisch observeerde en zijn
observaties begon te redeneren met wiskunde. Met zijn experiment waarmee hij twee objecten
verschillende van gewicht maar wel van dezelfde materie liet vallen, heeft hij de fysica van Aristoteles
in een paar seconde ontkracht.
Kepler kwam erachter dat de planeten geen perfecte cirkels om de zon heen draaide, maar in
ellipsen. Newton legde dit uit door middel van zwaartekracht, iets dat hij heeft uitgevonden door
goed te kijken naar eerdere bevindingen en accurate astronomische observaties. Zwaartekracht werd
een theorie die je niet direct kan observeren, maar wat wel een uitleg is achter observaties.
Athene Alexandria Moderne wetenschap
- Primair theoretisch, - Primair gericht op de - Theorieën worden
niet empirisch. observatie, niet getest door
- Probleem: welke theoretisch. observaties.
theorie is het beste? Er - Probleem: wat leren - Zelfcorrigerend:
is namelijk geen we van de observaties? zwakke theorieën
manier om te bewijzen We kunnen geen verdwijnen, sterke
welke theorie het conclusies uit ze theorieën blijven
beste is. trekken. staan.
Hoe kunnen we zelf bijdragen aan wetenschap?
- Selecteer een onderwerp van interesse.
- Bestudeer relevante literatuur.
- Formuleer een onderzoeksvraag.
- Kies een bijpassende onderzoeksmethode.
- Begin met onderzoeken.
, - Analyseer de uitkomsten.
- Rapporteer bevindingen bij een conferentie of in een publicatie.
Bij een conferentie wordt er geleerd over het werk van collega’s en kan je je eigen werk presenteren
in de vorm van een presentatie of een poster. Dit zijn goede mogelijkheden om sociale interactie te
hebben met mede collega’s en om nieuwe samenwerkingen te starten.
Manieren om je werk te publiceren zijn: boeken (niet heel gewoonlijk), artikelen en onderzoek
rapportages. Wetenschappelijke artikelen komen voor in collegiaal getoetste tijdschriften (peer
review journals). Bij collegiaal getoetste tijdschriften worden de artikelen vaak beoordeeld door
collega’s die expert zijn in dat vakgebied. Vaak wordt er dan feedback gegeven en kan het artikel
verbeterd worden. Dit proces wordt herhaald totdat het artikel perfect is om gepubliceerd te worden.
Dit proces is belangrijk om de wetenschap zuiver te houden en zodat het aan bepaalde standaarden
wordt gehouden.
Hoorcollege 2 (filosofie van de wetenschap deel 2)
Filosofie wordt gezien als de moeder van alle wetenschappelijke disciplines. Alle wetenschappen zijn
ooit begonnen als filosofie en bij specialisatie begonnen de wetenschappen zich hiervan los te
trekken. Filosofie blijft bestaan als een fundament van alle wetenschappen. Het bestudeert de basis,
methoden en implicaties van de wetenschap.
Assumptie = een verklaring die we zonder bewijs geloven.
In de wetenschap zijn er een paar assumpties waar we ons aan houden, zodat we niet altijd de vraag
hoeven te stellen: ‘waarom?’/zodat we niet aan alles hoeven te twijfelen:
- Er bestaat een ware/materiele realiteit.
- De realiteit is geordend/ er is een systeem.
- Dit systeem kunnen we ontdekken.
- Het ontdekken van het systeem stopt nooit.
Naast de realiteit zijn er ook constructen:
Realiteit Constructen
Observeer baar, dingen die we kunnen Niet observeerbare dingen, dit zijn concepten
observeren met onze zintuigen. Dit zijn feitelijke die door ons zijn bedacht/gemaakt gebaseerd
aannames (er kan niet over getwijfeld worden). op onze observaties.
Bijvoorbeeld: data (feiten, fenomenen). Constructie is eigenlijk een inductie van de
realiteit.
In artikelen vinden we dit vaak terug bij het
kopje ‘resultaten’. Bijvoorbeeld: zwaartekracht, intelligentie,
geheugen.
We kunnen wel enige data gebruiken om deze
concepten te verklaren, maar het construct
eromheen hebben we zelf bedacht.
Reïficatie van een construct: de neiging hebben
om een construct te behandelen als een stuk
van de realiteit.
In artikelen zijn constructen vaak te vinden in de