Sociale psychologie = sociale psychologie is de wetenschappelijke studie van hoe mensen denken,
relateren aan een elkaar en elkaar beïnvloeden (zowel interpersoonlijk (onderlinge relaties) of
binnenin groepen). Sociale psychologie is relevant om te begrijpen wat er gebeurt in vrijwel elke
sociale setting.
Iedereen is enigszins een expert in sociale psychologie -> iedereen maakt sociale situaties mee en
leert hiervan. Overigens wordt vaak gedacht dat we wetenschappelijke kennis al weten, terwijl dit
niet zo is (‘’I knew it all along’’). Voorbeelden zijn:
- Opposites attract -> dit is niet waar. Vaak zorgen overeenkomsten er juist voor dat mensen
zich aangetrokken voelen tot anderen.
- The first impression is usually the best -> ook niet waar. De eerste impressie is vaak het eerste
stukje aan informatie die je over een persoon te weten komt. Dit vormt een basis voor wat je
over die persoon te weten komt. Hierdoor heeft de eerste impressie een sterkere impact dan
latere impressies.
- Marriage /cohabitation is good for women but not for men -> ondanks dat vrouwen meer
over relaties praten en meer media over relaties consumeren (films, boeken, etc.), zijn
mannen zijn meer afhankelijk binnen relaties en vinden relaties meer belangrijk. Mannen
zeggen ook vaker als eerst ‘ik hou van je’. Vrouwen initiëren eerder relatiebreuken en
mannen lijden vaak meer tijdens relatiebreuken, zowel mentaal als fysiek. De
levensverwachting van mannen kan zelfs achteruit gaan door deze breuk op de mentale en
fysieke gezondheid van mannen. Vrouwen zijn meer bezig met relaties, doordat er meer
risico is voor hen. Vrouwen willen een juiste partner vinden, eentje die niet misbruik zal
maken van de vrouw.
- Beautiful people are more likely to be happy -> niet waar. Overigens hebben mooie mensen
vaak wel meer kansen in het leven.
Binnen sociale psychologie worden stellingen over menselijke gedrag getest en wordt er gekeken of
deze juist of onjuist zijn, wordt er gekeken naar welke omgevingen/situaties gedrag beïnvloeden,
maar ook naar wat voor mensen in bepaalde situaties terecht komen en gedrag vertonen. Daarnaast
wordt er ook via experimentele methoden en via objectieve, empirische en betrouwbaar onderzoek
onderzocht waarom we ons op bepaalde manieren gedragen.
Er zijn verschillende processen/relaties die we kunnen bestuderen (zie plaatje). Deze
processen/relaties kunnen ook interacteren. Het hebben van stereotypes bijv. zijn iets
interpersoonlijks (het speelt in je hoofd plaats), maar betreft inter-groep relaties of intra-groep
relaties (wanneer groepen bijv. praten over hun mening over andere groepen/mensen).
Axioma = aannames. Binnen de sociale psychologie zijn er een paar fundamentele aannames die we
aannemen:
Axiom 1 menselijke cognitie, emotie en gedrag wordt bepaald door de interactie tussen de persoon
en de situatie waarin iemand zich bevindt (gedrag = persoon x situatie). Individuele verschillen:
verschillende mensen reageren verschillend op dezelfde situatie, situationele invloeden: dezelfde
,persoon kan verschillend reageren op verschillende situaties. Dit principe benadrukt dat gedrag niet
alleen voortkomt uit iemands persoonlijkheid, maar ook wordt beïnvloed door de omgeving en
context (dit helpt met het verklaren van onvoorspelbaar gedrag). Als persoon heb je verschillende
rollen (bijv. student, werknemer, vriend, familielid, kamergenoot, etc.). Binnen elke rol vertoon je
bepaald gedrag die bij die rol past.
- Mensen kiezen de situaties waar ze inzitten -> extraverte mensen kiezen vaker om naar
feestjes te gaan bijv. dan introverte mensen.
- Situaties kiezen personen lange mensen zijn bijv. eerder geneigd om basketbal te spelen.
- Mensen veranderen situaties een sociale situatie (bijv. intieme situaties) kunnen veranderen
wanneer een derde persoon aanwezig wordt binnen de situatie.
- Situaties/context beïnvloeden menselijk gedrag/gedachtes -> voorbeeld cirkels. Cirkels
eromheen beïnvloeden hoe groot de cirkel wordt waargenomen.
- Situaties beïnvloeden ons automatisch/onbewust de context zorgt ervoor dat we bepaalde
reacties geven. Bijv. in plaatje: bij kleuren ben je meer geneigd om ‘green’ te zeggen en bij het
fruit ben je meer geneigd om ‘grapes’ te zeggen.
Personaliteit psychologie = focus op stabiele psychologische eigenschappen die gedrag vormen.
Extraverte mensen zijn bijv. meer agreeable (ze zeggen vaker ja op bepaalde situaties).
Sociale neurowetenschap = al onze gedachten, emoties en gedrag zijn geworteld in de fysiologische
materie van het brein -> mensen die conservatief stemmen hebben een grotere amygdala (mensen
die conservatief stemmen zijn vaak banger voor het uitkomen van bepaalde situaties -> grotere
amygdala), er zijn bepaalde breinstructuren die geactiveerd worden wanneer mensen angst ervaren.
Evolutionaire psychologie = erfelijkheid van gedrag. Veel psychologische neigingen zijn geëvolueerd
omdat het onze voorouders hielp om te overleven in uitdagende omgevingen. Bijv. automatische
angst voor slangen, maar niet voor bloemen.
Marketing = beïnvloeden het gedrag en de keuzes van de consumenten. Overtuiging via impliciete
(keuzes die we maken zonder reden. Vaak prefereren we Coca-Cola, zonder dat we hier een goede
reden voor hebben) en expliciete (keuzes die gebaseerd zijn op reden. Apple is bijv. beter dan
windows -> gebaseerd op daadwerkelijke ervaringen en technische aspecten) processen.
Groep psychologie = het zijn van een publiek zorgt ervoor dat mensen dingen doen die ze normaal
niet doen (conformity = proces waarbij mensen hun gedrag aanpassen om in lijn te zijn met de groep,
,sociale norm of verwachting). Bijv. toeschouwer zijn in een voetbalstadium -> als iedereen gaat
staan/schreeuwen dan is het waarschijnlijk dat jij meegaat doen aan dit gedrag.
Culturele psychologie = invloed van cultuur op onze gevoelens en gedrag. Mensen in Amsterdam zijn
bijv. heel individualistisch, terwijl mensen in het oosten van Nederland vaak ‘hallo’ tegen elkaar
zeggen. Zelfs binnen culturen kunnen er veel verschillen zitten tussen mensen.
Axiom 2 mensen construeren hun eigen sociale realiteit. Cognitie, emotie en gedrag wordt sterk
beïnvloed door iemands (subjectieve) interpretatie van de situatie. Situatie -> perceptie (verschilt per
mensen (cultuur, personaliteit en ervaring) en vormt dus verschillen in cognitie, emotie en gedrag) ->
cognitie, motivatie en gedrag. Realiteit gaat als het ware door een perceptie filter heen. Voorbeeld
Thomas theorem = wanneer een kind een droom heeft over een geest en deze interpreteert als echt,
dan is dit de realiteit van het kind -> geesten bestaan (ondanks dat deze niet bestaan). Als mensen
situaties definiëren als echt, dan is dit hun realiteit.
Voorbeeld videoclip = zelfs aan een videoclip die alleen abstracte geometrische figuren bevat kan
betekenis gekoppeld worden. Dit is omdat we onze eigen realiteit construeren en dus zelf een
betekenis eraan geven, zelfs aan driehoeken die wellicht alleen een beetje rond bewegen. Objectieve
voorwerpen/situaties kunnen subjectieve gevoelens oproepen.
Self serving interpretations = interpretaties die gunstig zijn voor jezelf. Als je bijv. kijkt naar
teamsport: het winnende team is vaak minder kritisch op de scheids dan het verliezende team (die
wellicht vaker kritiek geeft, boos wordt of ingaat op de scheids).
Motiveerde beredenering = mensen brengen selectief bewijs in de wereld die ondersteund is voor de
manier waarop zij de wereld zien. Hierbij negeren ze vaak bewijs tegen hun eigen perspectief ->
subjectieve overtuigingen vs objectieve waarheden. Mensen creëren eigen bijgeloven -> deze zijn
niet persé waar, maar mensen handelen er wel naar. Dit kan leiden tot ideologische conflicten,
waarbij het moeilijk is om compromissen te sluiten (beide partijen hebben een andere morele
wereldbeeld als objectieve waarheid).
Axiom 3 mensen zijn sociale wezens. Mensen beïnvloeden elkaar in wat ze denken, voelen en
doen. Connecties maken is cruciaal voor het welzijn van de mens. Voorbeeld waiting room video =
mensen volgen wat andere mensen doen, ondanks dat ze het nut er niet van inzien. We doen wat
andere mensen doen, ook wanneer dit ongewoon is.
We zien dit terug in één van de grootste stressfactoren in het leven: het geven van presentaties, maar
ook in een van de redenen waarom mensen niet in slaap kunnen vallen: we denken veel na over wat
andere van ons zullen denken en welke mening ze over ons zullen vormen.
We zijn sociale dieren, doordat we een ‘Need to belong’ hebben. Dit is een van de
meest belangrijkste psychologische behoefte van de mens, omdat het evolutionaire
adaptief is (je hebt een grotere overlevingskans binnen een groep -> meer eten,
seksuele partners, etc.) en het is goed voor psychologische en emotionele welzijn
(elkaar steunen in moeilijke tijden).
Dunbar = ons complexe menselijke brein is geëvolueerd als resultaat van ons
complexe sociale leven. Ons brein is een sociaal brein, we gebruiken ons brein
vooral voor sociale situaties (ipv technische functionaliteiten).
Herding instinct = het is in onze natuur om te verlangen naar betekenisvolle relaties met anderen
(romantische partners, vrienden, collega’s, etc.). Sociale exclusie is daarom pijnlijk. Williams creëerde
, een spel genaamd cyberball (spel waarbij drie mensen een bal naar elkaar over spelen en op een
gegeven moment gooien alleen twee spelers de bal naar elkaar over, waardoor de derde persoon niet
meer geïncludeerd wordt in het spel) om te kijken naar het effect van ostracisme (iemand
buitensluiten). Wanneer iemand buitengesloten worden, dan bedreigd dit vier basisbehoeftes van de
mens:
1. Behoren -> Need to belong.
2. Controle je voelt je minder in controle wanneer mensen je negeren. Je wilt juist het gevoel
hebben dat je de touwtjes in handen hebt.
3. Zelfverzekerdheid wat je van jezelf denkt. Dit wordt gevormd uit wat je denkt dat andere
mensen over jou denken (je reputatie).
4. Betekenisvol bestaan.
Baumeister & Twenge experiment = 3 condities van participanten om te kijken of sociale exclusie
invloed heeft op de cognitieve prestatie op een intelligentie test. De drie condities zijn:
1. Sociale connectie mensen krijgen feedback dat ze een goed
leven zullen leiden met fijne sociale contacten, stabiele
vriendschappen en huwelijk, en dat er een grote kans is dat er
mensen zullen zijn die om hen geven.
2. Sociale exclusie mensen krijgen feedback dat er een grote kans
is dat ze alleen zullen eindigen in het leven en dat de meeste
vriendschappen/huwelijken zullen eindigen of kort zullen zijn.
3. Vatbaar voor ongelukken mensen krijgen feedback dat ze
vatbaar zijn voor ongelukken later. Dit is een negatieve controle
conditie.
In de resultaten kunnen we zien dat de sociale exclusie conditie slechter presteert op de cognitie taak
dan de andere twee condities.
Manipulatie van inclusie = in kleine groepen gaan participanten met elkaar
praten, waarna achteraf aan hun gevraagd wordt om een persoon te kiezen
die je leuk vond en respecteerde. Daarna krijgen de participanten van de
onderzoekers feedback dat ofwel 1. Iedereen je heeft gekozen (inclusie) of
dat 2. Niemand je heeft gekozen (exclusie). Als je dan bepaalde stellingen
als: ‘Life is meaningless’ voorstelt aan de participanten, dan zien we dat de
exclusie groep hier meer mee overeenstemt. Exclusie kan voor twee soorten
reacties zorgen: depressieve gedachtes of agressieve uitingen óf het kan leiden tot pro sociaal en
positieve gedachtes (omdat ze hun best willen doen om weer tot de groep te behoren).
Reflexieve reactie op ostracisme -> reactie die direct plaatsvindt na ostracisme. Vaak is de initiële
reactie op ostracisme een gevoel van pijn.
Reflectieve reactie ostracisme -> na een periode van reflectie kan het individu beslissen wat die wilt
doen: wil ik proberen nog bij deze groep aan te sluiten of wil ik hier niet meer bij horen?
Exclusie hoeft niet altijd in te houden dat je volledig buiten de groep wordt gezet/gehouden. Het kan
ook betekenen dat mensen niet naar je luisteren of dat mensen met hun rug naar je toe zijn. Dit zijn
kleinere momenten waarop ook exclusie gevoeld kan worden.
Wanneer mensen langdurige sociale exclusie ervaren, dan kan het zo zijn dat mensen agressief
worden of radicaliseren (persoon/groep gelooft steeds extremer in politieke, religieuze of