de Strengths and Difficulties Questionnaire met Individueel Verslag.
Faculteit der Gedragswetenschappen, Vrije Universiteit van Amsterdam
Meten en Diagnostiek 1
Eindverslag
30 maart 2025
, Methode betrouwbaarheid
Participanten
De steekproef bestond uit 606 deelnemers, waarvan 50.83% jongens en 49.18%
meisjes. De leeftijd varieerde van 7.0 tot 11.6 jaar (M = 9.03, SD = 1.25).
Materialen
De ‘’Strengths and Difficulties Questionnaire’’ (SDQ; Goodman, 1997) wordt
afgenomen ten behoeven van het afnemen van een klinische beoordeling over het gedrag van
kinderen van twee tot 17 jaar. De vragenlijst wordt ingevuld door ouders en leraren van het
kind.
De SDQ bestaat uit 25 items onderverdeeld in vijf subschalen: emotionele problemen
(bestaande uit vijf items), gedragsproblemen (bestaande uit vijf items), hyperactiviteit
(bestaande uit vijf items), problemen met leeftijdsgenoten (bestaande uit vijf items) en pro-
sociaal (bestaande uit vijf items). Elk item kan beantwoord worden aan de hand van een 3-
punt Likertschaal, lopend van ‘’Not true’’ (0), ‘’Somewhat true’’ (1) tot ‘’Certainly true’’ (2).
Voor de totale problemenschaal (deze bevat de schalen emotionele problemen,
gedragsproblemen, hyperactiviteit en problemen met leeftijdsgenoten) geldt een minimale
score van 0 en een maximale score van 40. Een lage score betekent dat er zich geen
gedragsmoeilijkheden of -problemen voordoen bij het kind. Een hoge score betekent dat het
kind gedragsmoeilijkheden of -problemen ervaart.
Voor de hyperactiviteitschaal geldt een minimale score van 0 en een maximale score
van 10. Een lage score betekent dat het kind geen moeilijkheden of problemen heeft met
hyperactiviteit. Een hoge score betekent dat het kind moeilijkheden of problemen ervaart met
hyperactiviteit.
Voor de schaal van pro-sociaal gedrag geldt een minimale score van 0 en een
maximale score van 10. Een lage score betekent hierbij dat het kind geen pro-sociaal gedrag
vertoont en een hoge score betekent dat het kind pro-sociaal is.
Voor een adequate interpretatie van de scores, worden de items 7, 11, 14, 21 en 25
omgescoord. Deze items geven namelijk (in vergelijking tot andere items) bij een hoge score
een lagere mate van het te beogen te meten gedrag weer. Een voorbeeld hiervan is terug te
zien bij de hyperactiviteitschaal. Item 2 ‘’Restless, overactive..’’ van deze schaal geeft bij een