BURGERSCHAPSVORMING
1 INLEIDING
1.1 WAT IS BURGERSCHAPSVORMING?
Burgerschapsvorming is onderwijs voor burgerschap, zich gedragen en handelen als een burger, daarom is het
niet alleen kennis van burgerschap en de burgermaatschappij; Het impliceert ook het ontwikkelen van waarden,
vaardigheden en begrip. (Adviesgroep voor burgerschap)
De kennis, vaardigheden, attitudes en ervaringen om iemand voor te bereiden om een actieve,
geïnformeerde deelnemer aan het democratische leven te zijn. (Campbell)
… (PPT: meer definities)
ECOLOGISCHE SYSTEEMTHEORIE (Bronfenbrenner)
• De omgeving waarin een kind opgroeit heeft invloed op alle aspecten van zijn ontwikkeling
• Ontwikkeling gebeurt binnen een netwerk van systemen die elkaar beïnvloeden
De vijf systemen van Bronfenbrenner:
1. MICRO: directe omgeving van het kind → wederzijdse invloed tussen omgeving en kind
Bv.: gezin, school, kinderopvang
2. MESO: verbindingen tussen microsystemen → veranderingen in het ene hebben invloed op het andere
Bv.: contact tussen ouders en leerkrachten, samenwerking tussen school en sportclub
3. EXO: omgevingen waar het kind niet direct bij betrokken is, maar die wel invloed hebben
Bv.: werk van ouders, media, gezondheidszorg
4. MACRO: brede maatschappelijke invloeden bv.: cultuur, wetten, economie, religie
5. CHRONO: veranderingen over tijd bv.: levensgebeurtenissen, maatschappelijke verandering
Samenhang tussen systemen
• De systemen werken samen en beïnvloeden elkaar
• Elk kind groeit op in een unieke mix van systemen → invloed op kansen en ontwikkeling 1
• Niet iedereen heeft dezelfde basis/ondersteuning
,1.2 WAAROM BURGERSCHAPSVORMING?
Maatschappelijke bezorgdheid:
• Dalend vertrouwen in de politiek
• Geringere deelname aan verkiezingen
• Succes van populistische partijen en kandidaten
• Gebrek aan politieke kennis van burgers
Maar ook… meer diverse maatschappij:
• Wereldwijde trend (Europa zeker niet uitzonderlijk)
• Robert Putnam: sociaal kapitaal (Bowling Alone)
o Bridging = relatie met ‘andere’ mensen → moeilijk te onderhouden
o Bonding = relatie met ‘dezelfde’ mensen → eenvoudig te onderhouden
1.3 POLITIEK IS MEER DAN CONVENTIONEEL
→ we denken vaak aan politieke participatie; eerder dan aan maatschappelijke participatie
→ al deze elementen vormen de basis voor een gezonde democratie
Maatschappelijke participatie Politieke participatie
• Anderen helpen
Conventioneel Niet-conventioneel
• Vrijwilligerswerk
• Geld geven aan goed doel • Stemmen • Petities tekenen
• Politici contacteren • Boy- and buycotting
• Campagne voeren • Protesteren
1.4 HOE AAN BURGERSCHAPSVORMING DOEN?
• Focus op jongeren
o Na de adolescentie zijn attitudes vrij stabiel → Period of maximum change (14-25 jaar)
o Vele manieren om verschillende jongeren te bereiken
▪ Moeilijker bij volwassenen: ze hebben al een ‘kring’ waarbinnen ze leven
▪ Alle jongeren zitten nog op school → burgerschapsvorming = breed publiek
• Engagement van jonge mensen is al lang aan het dalen
o Generationele effecten = attitudes en feiten die gelijk blijven doorheen je leven; mensen
die in dezelfde tijdsperiode zijn opgegroeid, blijvende politieke attitudes ontwikkelen die
gevormd zijn door de omstandigheden van hun jeugd of vormende jaren
o Life cycle effecten = attitudes en feiten die veranderen doorheen je leven; Deze
veranderingen zijn niet specifiek voor een generatie, maar horen bij het ouder worden
op zich – ongeacht wanneer je geboren bent
bv.: politieke kennis, het belang dat je hecht aan een democratie…
2
,Generations and Political Engagement (Nemčok)
Generationeel effect (sterk): generaties stemmers verschillen van elkaar
• Jongeren van vroeger gingen vaker stemmen dan jongeren van nu
• Dit wijst op verschillen tussen generaties in stemgedrag
Levenscyclus- of leeftijdseffect (zwak)
• De grafiek toont gelijkaardige curven voor elk verkiezingsjaar, wat wijst op een algemeen
patroon doorheen het leven:
o Lage opkomst bij jongeren (vanaf 20 jaar)
o Stijgende opkomst op middelbare leeftijd: meer politieke betrokkenheid, lidmaatschap
van groepen
o Dalende opkomst op oudere leeftijd: meer afhankelijkheid, minder betrokkenheid bij
conventionele politiek
First-time voters effect → 18-jarige leeftijd: eerste keer stemmen leidt tot opvallende deelname
Building youthful habits of voting (Michelsen)
Generationele effecten:
• Jongeren die in verschillende jaren 18 zijn bv.: 1968-200-2020 volgen elk een ander pad
naarmate ze ouder worden
• De stemopkomst van jongere generaties ligt consequent lager dan die van oudere generaties op
dezelfde leeftijd → gekleurde lijnen
• Latere generaties stemmen
minder, los van hun leeftijd
Life-cycle effecten:
• Jongeren vertonen een patroon
waarbij stemgedrag verandert
met ouder worden
• Voor jongere generaties is er
een dalende trend zichtbaar in
stemopkomst op jonge leeftijd,
• Bij oudere generaties zijn die
life-cycle effecten minder
uitgesproken of eenduidig
3
, 2 JONGEREN IN HET BURGERSCHAPSVORMEND PROCES
2.1 TEKST 1A: PARTICIPATION OF CHILDREN IN THE POLITICAL LIFE – HESS & TORNEY
• Politieke socialisatie op jonge leeftijd
o Politieke attitudes vormen zich voor de middelbare schoolleeftijd + blijven vrij stabiel
o 4 modellen van politieke socialisatie die dit verklaren
• Interviews en grootschalig onderzoek: 17.000 kinderen
• Kind: vormt beeld van politieke figuren, ontwikkelt normen over burgerschap en toont
subjectieve betrokkenheid
2.1.1 INLEIDING
Onderzoek:
• Bij kinderen
• Naar politieke betrokkenheid = emotioneel engagement en de wens om deel te nemen aan het
leven in een politieke samenleving
Onderzoeksvraag: Hoe wordt een individu van kinds af voorbereid op deelnemen in/aan maatschappij?
→ ervaringen van kinderen in hun gewone leven verbinden met politieke activiteiten als volwassene
Dit is relevant voor:
• Politiek engagement in latere leven
• Onderhouden van democratische basiswaarden en normen
2.1.2 ACHTERGROND VAN DE STUDIE
• Piloot studie in secundair onderwijs → kinderen vormen al vroeger politieke attitudes
• Verleggen focus basisonderwijs
• Interviews met kinderen over ‘de politieman’ en ‘de president’
• Ontwikkelen van de vragenlijst naar:
o Beeld van de president
o Essay: Hoe kan ik de overheid beter maken?
o Essay: Beschrijf ‘Uncle Sam’.
• 17.000 kinderen in de VS
2.1.3 ONTSTAAN EN ONTWIKKELING VAN POLITIEKE ATTITUDES
Attitudes veranderen snel gedurende eerste 12 levensjaren
Hebben idealen/standaarden van hoe iets zou moeten zijn → o.b.v. die inzichten
Volwassenen… oordelen ze of het politieke systeem die standaarden haalt
Hebben een beeld van zichzelf als burger
Accepteren idealen van hoe een systeem zou moeten werken
Kinderen…
Zien de wereld van volwassenen als dat ideaal
2.1.4 COMPONENTEN VAN VROEGE POLITIEKE BETROKKENHEID
4 fasen van betrokkenheid
• Bewustwording/herkenning van politieke objecten bv.: de president
• Conceptualisering van politiek systeem en normen van gepast burgergedrag
• Subjectieve betrokkenheid: positieve of negatieve emoties t.o.v. een machtsfiguur
• Actieve participatie
→ pseudo-participatie = gedrag dat lijkt op politieke betrokkenheid, maar waar geen echt
begrip of bewuste motivatie achter zit (onbewust, meestal bij kinderen)
→ afwijkende participatie = gedrag dat niet overeenkomt met de democratische normen;
politiek, maar ideologisch afwijkend gedrag (bewust, meestal bij volwassenen)
4
1 INLEIDING
1.1 WAT IS BURGERSCHAPSVORMING?
Burgerschapsvorming is onderwijs voor burgerschap, zich gedragen en handelen als een burger, daarom is het
niet alleen kennis van burgerschap en de burgermaatschappij; Het impliceert ook het ontwikkelen van waarden,
vaardigheden en begrip. (Adviesgroep voor burgerschap)
De kennis, vaardigheden, attitudes en ervaringen om iemand voor te bereiden om een actieve,
geïnformeerde deelnemer aan het democratische leven te zijn. (Campbell)
… (PPT: meer definities)
ECOLOGISCHE SYSTEEMTHEORIE (Bronfenbrenner)
• De omgeving waarin een kind opgroeit heeft invloed op alle aspecten van zijn ontwikkeling
• Ontwikkeling gebeurt binnen een netwerk van systemen die elkaar beïnvloeden
De vijf systemen van Bronfenbrenner:
1. MICRO: directe omgeving van het kind → wederzijdse invloed tussen omgeving en kind
Bv.: gezin, school, kinderopvang
2. MESO: verbindingen tussen microsystemen → veranderingen in het ene hebben invloed op het andere
Bv.: contact tussen ouders en leerkrachten, samenwerking tussen school en sportclub
3. EXO: omgevingen waar het kind niet direct bij betrokken is, maar die wel invloed hebben
Bv.: werk van ouders, media, gezondheidszorg
4. MACRO: brede maatschappelijke invloeden bv.: cultuur, wetten, economie, religie
5. CHRONO: veranderingen over tijd bv.: levensgebeurtenissen, maatschappelijke verandering
Samenhang tussen systemen
• De systemen werken samen en beïnvloeden elkaar
• Elk kind groeit op in een unieke mix van systemen → invloed op kansen en ontwikkeling 1
• Niet iedereen heeft dezelfde basis/ondersteuning
,1.2 WAAROM BURGERSCHAPSVORMING?
Maatschappelijke bezorgdheid:
• Dalend vertrouwen in de politiek
• Geringere deelname aan verkiezingen
• Succes van populistische partijen en kandidaten
• Gebrek aan politieke kennis van burgers
Maar ook… meer diverse maatschappij:
• Wereldwijde trend (Europa zeker niet uitzonderlijk)
• Robert Putnam: sociaal kapitaal (Bowling Alone)
o Bridging = relatie met ‘andere’ mensen → moeilijk te onderhouden
o Bonding = relatie met ‘dezelfde’ mensen → eenvoudig te onderhouden
1.3 POLITIEK IS MEER DAN CONVENTIONEEL
→ we denken vaak aan politieke participatie; eerder dan aan maatschappelijke participatie
→ al deze elementen vormen de basis voor een gezonde democratie
Maatschappelijke participatie Politieke participatie
• Anderen helpen
Conventioneel Niet-conventioneel
• Vrijwilligerswerk
• Geld geven aan goed doel • Stemmen • Petities tekenen
• Politici contacteren • Boy- and buycotting
• Campagne voeren • Protesteren
1.4 HOE AAN BURGERSCHAPSVORMING DOEN?
• Focus op jongeren
o Na de adolescentie zijn attitudes vrij stabiel → Period of maximum change (14-25 jaar)
o Vele manieren om verschillende jongeren te bereiken
▪ Moeilijker bij volwassenen: ze hebben al een ‘kring’ waarbinnen ze leven
▪ Alle jongeren zitten nog op school → burgerschapsvorming = breed publiek
• Engagement van jonge mensen is al lang aan het dalen
o Generationele effecten = attitudes en feiten die gelijk blijven doorheen je leven; mensen
die in dezelfde tijdsperiode zijn opgegroeid, blijvende politieke attitudes ontwikkelen die
gevormd zijn door de omstandigheden van hun jeugd of vormende jaren
o Life cycle effecten = attitudes en feiten die veranderen doorheen je leven; Deze
veranderingen zijn niet specifiek voor een generatie, maar horen bij het ouder worden
op zich – ongeacht wanneer je geboren bent
bv.: politieke kennis, het belang dat je hecht aan een democratie…
2
,Generations and Political Engagement (Nemčok)
Generationeel effect (sterk): generaties stemmers verschillen van elkaar
• Jongeren van vroeger gingen vaker stemmen dan jongeren van nu
• Dit wijst op verschillen tussen generaties in stemgedrag
Levenscyclus- of leeftijdseffect (zwak)
• De grafiek toont gelijkaardige curven voor elk verkiezingsjaar, wat wijst op een algemeen
patroon doorheen het leven:
o Lage opkomst bij jongeren (vanaf 20 jaar)
o Stijgende opkomst op middelbare leeftijd: meer politieke betrokkenheid, lidmaatschap
van groepen
o Dalende opkomst op oudere leeftijd: meer afhankelijkheid, minder betrokkenheid bij
conventionele politiek
First-time voters effect → 18-jarige leeftijd: eerste keer stemmen leidt tot opvallende deelname
Building youthful habits of voting (Michelsen)
Generationele effecten:
• Jongeren die in verschillende jaren 18 zijn bv.: 1968-200-2020 volgen elk een ander pad
naarmate ze ouder worden
• De stemopkomst van jongere generaties ligt consequent lager dan die van oudere generaties op
dezelfde leeftijd → gekleurde lijnen
• Latere generaties stemmen
minder, los van hun leeftijd
Life-cycle effecten:
• Jongeren vertonen een patroon
waarbij stemgedrag verandert
met ouder worden
• Voor jongere generaties is er
een dalende trend zichtbaar in
stemopkomst op jonge leeftijd,
• Bij oudere generaties zijn die
life-cycle effecten minder
uitgesproken of eenduidig
3
, 2 JONGEREN IN HET BURGERSCHAPSVORMEND PROCES
2.1 TEKST 1A: PARTICIPATION OF CHILDREN IN THE POLITICAL LIFE – HESS & TORNEY
• Politieke socialisatie op jonge leeftijd
o Politieke attitudes vormen zich voor de middelbare schoolleeftijd + blijven vrij stabiel
o 4 modellen van politieke socialisatie die dit verklaren
• Interviews en grootschalig onderzoek: 17.000 kinderen
• Kind: vormt beeld van politieke figuren, ontwikkelt normen over burgerschap en toont
subjectieve betrokkenheid
2.1.1 INLEIDING
Onderzoek:
• Bij kinderen
• Naar politieke betrokkenheid = emotioneel engagement en de wens om deel te nemen aan het
leven in een politieke samenleving
Onderzoeksvraag: Hoe wordt een individu van kinds af voorbereid op deelnemen in/aan maatschappij?
→ ervaringen van kinderen in hun gewone leven verbinden met politieke activiteiten als volwassene
Dit is relevant voor:
• Politiek engagement in latere leven
• Onderhouden van democratische basiswaarden en normen
2.1.2 ACHTERGROND VAN DE STUDIE
• Piloot studie in secundair onderwijs → kinderen vormen al vroeger politieke attitudes
• Verleggen focus basisonderwijs
• Interviews met kinderen over ‘de politieman’ en ‘de president’
• Ontwikkelen van de vragenlijst naar:
o Beeld van de president
o Essay: Hoe kan ik de overheid beter maken?
o Essay: Beschrijf ‘Uncle Sam’.
• 17.000 kinderen in de VS
2.1.3 ONTSTAAN EN ONTWIKKELING VAN POLITIEKE ATTITUDES
Attitudes veranderen snel gedurende eerste 12 levensjaren
Hebben idealen/standaarden van hoe iets zou moeten zijn → o.b.v. die inzichten
Volwassenen… oordelen ze of het politieke systeem die standaarden haalt
Hebben een beeld van zichzelf als burger
Accepteren idealen van hoe een systeem zou moeten werken
Kinderen…
Zien de wereld van volwassenen als dat ideaal
2.1.4 COMPONENTEN VAN VROEGE POLITIEKE BETROKKENHEID
4 fasen van betrokkenheid
• Bewustwording/herkenning van politieke objecten bv.: de president
• Conceptualisering van politiek systeem en normen van gepast burgergedrag
• Subjectieve betrokkenheid: positieve of negatieve emoties t.o.v. een machtsfiguur
• Actieve participatie
→ pseudo-participatie = gedrag dat lijkt op politieke betrokkenheid, maar waar geen echt
begrip of bewuste motivatie achter zit (onbewust, meestal bij kinderen)
→ afwijkende participatie = gedrag dat niet overeenkomt met de democratische normen;
politiek, maar ideologisch afwijkend gedrag (bewust, meestal bij volwassenen)
4