Respiratoir systeem
Anatomie longen:
Liggen aan de onderzijde tot het diafragma en aan de bovenzijde nog voor de clavicula.
De ruimte tussen de longen heet het mediastinum, waar het hart, de grote bloedvaten,
oesofagus en luchtwegen zich bevinden. Met de trachea en de bronchiën (die de trachea met
de longen verbindt), de zwezerik (thymus), groot aantal zenuwen en lymfeklieren.
Costale oppervlak: deel van de longen die tegen en tussen de ribben ligt. (Thorax heeft 12
ribben beiderzijds).
Mediale oppervlak: deel van de longen die tegen het mediastinum aanliggen. Hier zit de
longhillus = de longpoort waar bloedvaten en luchtwegen de long in- en uit gaan. Bestaande
uit de a. pulmonalis, v. pulmonalis, bronchus, kleine bloedvaatjes naar de bronchiën,
lymfevaten en zenuwen (deze zijn allen omhult door pleura).
Rechts bestaat de long uit 3 kwabben: lobus superior, lobus medius en lobus inferior.
(gescheiden door fissura horizontalis en fissura obliqua)
Links bestaat de long uit 2 kwabben: lobus superior en lobus inferior (omdat het hart links zit,
is de linkerlong kleiner) (gescheiden door fissura obliqua)
Van de longkwabben zijn de onderste longkwab het meest aan de rugzijde.
Luchtweg bestaat uit: neus pharynx larynx (strottenhoofd) trachea (luchtpijp)
Splitst in: linker en rechter primaire bronchus naar de verschillende longkwabben
(bronchus lobaris) naar de verschillende sigmenten (bronchus sigmentalis) steeds
kleiner worden het bronchiolen alveolus (klein luchtzakje met waar gasuitwisseling
plaatsvindt), de alveolus wand bestaat maar uit 1 cellaag voor effectieve gasuitwisseling.
Alveolus maakt surfactant: een dun laagje die zorgt voor oppervlaktespanning waardoor de
alveolus niet dichtvalt bij een uitademing.
De luchtwegen zijn aan de binnenkant bekleed met dekweefsel (epitheel). Dat bestaat uit
slijmcellen en trilhaarcellen. De trilharen zorgen ervoor dat het slijm met eventuele bacteriën
in de richting van de keel wordt afgevoerd. Aan de buitenkant van de luchtwegen zit
kraakbeen. Hoe dieper in de longen, hoe minder kraakbeen. De bronchiolihebben geen
kraakbeen, maar wel glad spierweefsel. Dat spierweefsel ontspant zich bij de inademing en
trekt samen bij de uitademing. Bij uitademing zijn de luchtwegen nauwer dan bij inademing.
Pleura (bestaat uit twee lagen)
o Pleura visceralis tegen de long aan.
o Pleura parietalis tegen de thorax aan
Er zit ruimte (pleuraholte) met ook wat vloeistof tussen de pleurabladen,
zodat er ook oppervlaktespanning ontstaat en de pleura makkelijk over
elkaar heen kunnen bewegen bij het ademen.
Pleura sinus, ruimte onder de longen, waar pleura vocht kan gaan zitten bij
decompensatio cordis of bij infectieus beeld.
De long is sponsachtig en wil collaberen maar wordt “aangezogen" door de
interpleurale druk (-4mbar). Dit komt omdat de thoraxwand van nature uit
wil zetten.
Weg van de lucht:
Neusholte (cavum nasi)
o Bouw: botweefsel en kraakbeen, bekleed met slijmvlies. In de neusholte liggen 3
conchae (neusschelpen: concha nasalis superior, media en inferior) en de holten
worden gescheiden door het neus tussenschot (septum nasi).
, o Ligging: ventraal van de schedel
o Vorm: grillige vorm, met twee helften
o Functies:
Ademhaling met zuiveren met neusharen en het trilhaarepitheel. Ook
plakken stofdeeltjes vast op het slijm aan de wand en wordt de lucht
verwarmt met de capillairen vlak onder het slijmvlies en bevochtigt met het
slijm uit het slijmvlies.
Reuk, met reukzenuw (de filia olfactoria)
Afvoeren van traanvocht via de traanbuis
Stemvorming (ook met name door de neusbijholten)
o Zwellichamen in de neusschelpen kan de weerstand in de neus flink laten variëren,
zwelling van deze zwellichamen wordt beïnvloed door: warmte, liggende houding,
gebruik van alcohol, ontspanning en allergen. Medicatie als xylometazoline kan de
zwelling verminderen.
o De bijdrage van de neus aan de dode ruimte (150ml) = circa 75ml.
Neusbijholten (sinus paranasales, bestaande uit 4 bijholten: sinus maxillaris, sinus
ethmoidalis, sinus frontalis en sinus sphenoidalis.
o Bouw: holten in de schedel in verbinding met de neusholte
o Ligging: rondom de neusholte
o Vorm: verschillend
Mond(holte) (cavum oris), bestaande uit: lippen, wangen, tanden, bovenkant tong, regio
sublingualis, harde en zachte gehemelte (met huig (uvula)), keelbogen en keelamandelen
(tonsillen).
o Ligging: achter de lippen, voor de keel, onder het gehemelte, boven de tong, tussen
de wangen.
o Vorm: onregelmatig, hangt af van de stand van de kaak en tong.
o Functie: stevig ademen, hoesten en klankvorming.
Op de grens tussen neusholte/mondholte en pharynx zit de Waldeyerring: lymfatisch weefsel
in de keel, alles wat we inademen (door mond en neus) komt langs dit lymfatisch weefsel, vol
specifieke en niet-specifieke afweercellen. Dit zijn de welbekende amandelen! Bestaande
uit:
o 1x tonsilla pharyngealis = adenoid = neusamandel
o 1x tonsilla tubaria = opening bij de buis van Eustachius
o 2x tonsilla palatina = gehemelte amandel of keelamandel
o 1x tonsilla lingualis = tongamandel
Keelholte (pharynx)
o Ligging: achter mond- en neusholte, voor wervelkolom.
o Vorm: een soort verticale buis
o Bouw: slijmvlies met eromheen spieren
o Functie: kruising van voedselweg en ademweg
o Pharynx bestaat uit 3 delen: nasopharynx (achter de neus), oropharynx (achter de
mond), hypo/laryngo-pharynx (achter de larynx).
Epiglottis (strotteklepje) op de overgang van de pharynx naar de larynx. Beschermt de
stembanden bovenaan de larynx.
Strottenhoofd (larynx), hangt aan het tongbeen (hyoïd) en bestaat voornamelijk uit cricoïd
(ringkraakbeen) en thyroïd (schildklierkraakbeen). Tussen de cricoïd en thyroïd bevindt zich
het ligamentum cricothyroidicum, de plaats waar in geval van nood (bij falende intubatie of
Anatomie longen:
Liggen aan de onderzijde tot het diafragma en aan de bovenzijde nog voor de clavicula.
De ruimte tussen de longen heet het mediastinum, waar het hart, de grote bloedvaten,
oesofagus en luchtwegen zich bevinden. Met de trachea en de bronchiën (die de trachea met
de longen verbindt), de zwezerik (thymus), groot aantal zenuwen en lymfeklieren.
Costale oppervlak: deel van de longen die tegen en tussen de ribben ligt. (Thorax heeft 12
ribben beiderzijds).
Mediale oppervlak: deel van de longen die tegen het mediastinum aanliggen. Hier zit de
longhillus = de longpoort waar bloedvaten en luchtwegen de long in- en uit gaan. Bestaande
uit de a. pulmonalis, v. pulmonalis, bronchus, kleine bloedvaatjes naar de bronchiën,
lymfevaten en zenuwen (deze zijn allen omhult door pleura).
Rechts bestaat de long uit 3 kwabben: lobus superior, lobus medius en lobus inferior.
(gescheiden door fissura horizontalis en fissura obliqua)
Links bestaat de long uit 2 kwabben: lobus superior en lobus inferior (omdat het hart links zit,
is de linkerlong kleiner) (gescheiden door fissura obliqua)
Van de longkwabben zijn de onderste longkwab het meest aan de rugzijde.
Luchtweg bestaat uit: neus pharynx larynx (strottenhoofd) trachea (luchtpijp)
Splitst in: linker en rechter primaire bronchus naar de verschillende longkwabben
(bronchus lobaris) naar de verschillende sigmenten (bronchus sigmentalis) steeds
kleiner worden het bronchiolen alveolus (klein luchtzakje met waar gasuitwisseling
plaatsvindt), de alveolus wand bestaat maar uit 1 cellaag voor effectieve gasuitwisseling.
Alveolus maakt surfactant: een dun laagje die zorgt voor oppervlaktespanning waardoor de
alveolus niet dichtvalt bij een uitademing.
De luchtwegen zijn aan de binnenkant bekleed met dekweefsel (epitheel). Dat bestaat uit
slijmcellen en trilhaarcellen. De trilharen zorgen ervoor dat het slijm met eventuele bacteriën
in de richting van de keel wordt afgevoerd. Aan de buitenkant van de luchtwegen zit
kraakbeen. Hoe dieper in de longen, hoe minder kraakbeen. De bronchiolihebben geen
kraakbeen, maar wel glad spierweefsel. Dat spierweefsel ontspant zich bij de inademing en
trekt samen bij de uitademing. Bij uitademing zijn de luchtwegen nauwer dan bij inademing.
Pleura (bestaat uit twee lagen)
o Pleura visceralis tegen de long aan.
o Pleura parietalis tegen de thorax aan
Er zit ruimte (pleuraholte) met ook wat vloeistof tussen de pleurabladen,
zodat er ook oppervlaktespanning ontstaat en de pleura makkelijk over
elkaar heen kunnen bewegen bij het ademen.
Pleura sinus, ruimte onder de longen, waar pleura vocht kan gaan zitten bij
decompensatio cordis of bij infectieus beeld.
De long is sponsachtig en wil collaberen maar wordt “aangezogen" door de
interpleurale druk (-4mbar). Dit komt omdat de thoraxwand van nature uit
wil zetten.
Weg van de lucht:
Neusholte (cavum nasi)
o Bouw: botweefsel en kraakbeen, bekleed met slijmvlies. In de neusholte liggen 3
conchae (neusschelpen: concha nasalis superior, media en inferior) en de holten
worden gescheiden door het neus tussenschot (septum nasi).
, o Ligging: ventraal van de schedel
o Vorm: grillige vorm, met twee helften
o Functies:
Ademhaling met zuiveren met neusharen en het trilhaarepitheel. Ook
plakken stofdeeltjes vast op het slijm aan de wand en wordt de lucht
verwarmt met de capillairen vlak onder het slijmvlies en bevochtigt met het
slijm uit het slijmvlies.
Reuk, met reukzenuw (de filia olfactoria)
Afvoeren van traanvocht via de traanbuis
Stemvorming (ook met name door de neusbijholten)
o Zwellichamen in de neusschelpen kan de weerstand in de neus flink laten variëren,
zwelling van deze zwellichamen wordt beïnvloed door: warmte, liggende houding,
gebruik van alcohol, ontspanning en allergen. Medicatie als xylometazoline kan de
zwelling verminderen.
o De bijdrage van de neus aan de dode ruimte (150ml) = circa 75ml.
Neusbijholten (sinus paranasales, bestaande uit 4 bijholten: sinus maxillaris, sinus
ethmoidalis, sinus frontalis en sinus sphenoidalis.
o Bouw: holten in de schedel in verbinding met de neusholte
o Ligging: rondom de neusholte
o Vorm: verschillend
Mond(holte) (cavum oris), bestaande uit: lippen, wangen, tanden, bovenkant tong, regio
sublingualis, harde en zachte gehemelte (met huig (uvula)), keelbogen en keelamandelen
(tonsillen).
o Ligging: achter de lippen, voor de keel, onder het gehemelte, boven de tong, tussen
de wangen.
o Vorm: onregelmatig, hangt af van de stand van de kaak en tong.
o Functie: stevig ademen, hoesten en klankvorming.
Op de grens tussen neusholte/mondholte en pharynx zit de Waldeyerring: lymfatisch weefsel
in de keel, alles wat we inademen (door mond en neus) komt langs dit lymfatisch weefsel, vol
specifieke en niet-specifieke afweercellen. Dit zijn de welbekende amandelen! Bestaande
uit:
o 1x tonsilla pharyngealis = adenoid = neusamandel
o 1x tonsilla tubaria = opening bij de buis van Eustachius
o 2x tonsilla palatina = gehemelte amandel of keelamandel
o 1x tonsilla lingualis = tongamandel
Keelholte (pharynx)
o Ligging: achter mond- en neusholte, voor wervelkolom.
o Vorm: een soort verticale buis
o Bouw: slijmvlies met eromheen spieren
o Functie: kruising van voedselweg en ademweg
o Pharynx bestaat uit 3 delen: nasopharynx (achter de neus), oropharynx (achter de
mond), hypo/laryngo-pharynx (achter de larynx).
Epiglottis (strotteklepje) op de overgang van de pharynx naar de larynx. Beschermt de
stembanden bovenaan de larynx.
Strottenhoofd (larynx), hangt aan het tongbeen (hyoïd) en bestaat voornamelijk uit cricoïd
(ringkraakbeen) en thyroïd (schildklierkraakbeen). Tussen de cricoïd en thyroïd bevindt zich
het ligamentum cricothyroidicum, de plaats waar in geval van nood (bij falende intubatie of