Naam: Van Hooghten
Voornaam: Anne
Docent(e):
A.
Accommodatie In tegenstelling tot assimilatie, ontstaat er P. 57-58
een nieuwe informatiestroom waarin de VB p. 58
nieuwe informatie kan worden ingedeeld.
Zo ontstaat een nieuw beeld van de
werkelijkheid en een nieuw
verwachtingspatroon.
Actor- neiging om eigen gedrag toe te schrijven p. 68
observatorfeno aan de situatie (extern attribueren), maar
meen het gedrag van anderen toe te schrijven
aan hun persoonlijkheid (intern
attribueren)
Affectieve Men is altijd emotioneel/affectief betrokken P 79
aspect bij elke situatie
Er zijn verschillende factoren die emoties
of gevoelens bepalen:
1. Kwaliteit van gevoelens: pos, neg,
neutraal
2. Intensiteit van gevoelens
3. Stabiliteit van gevoelens: liefde,
haat, boosheid
4. Gerichtheid van gevoelens: op één
persoon, op een groep…
Gestemdheid van gevoelens:
grondstemming of emotionele sfeer waarin
iemand zich bevindt, die bepaalt hoe
ervaringen worden beleefd (hoe mensen in
het leven staan, temperament…)
Afweer en Een psychologisch mechanisme dat hoort p. 47
ontkennen bij ‘reductie van de werkelijkheid’
= Uit angst voor… (bv. verandering) iets
niet opmerken.
Bv. een voetbal-fanatiek die niet
doorheeft dat zijn zoon niet van
voetbal houdt.
Afweer is een overkoepelende term voor
, psychologische strategieën die mensen
(vaak onbewust) gebruiken om zichzelf te
beschermen tegen angst, stress of
innerlijke conflicten. Het doel is om
pijnlijke of onaanvaardbare gedachten,
gevoelens of realiteiten minder bedreigend
te maken.
Ontkenning is een specifieke vorm van
afweer waarbij iemand weigert de realiteit
of de ernst van een situatie onder ogen te
zien. Iemand erkent bijvoorbeeld niet dat
er een probleem is, ook al zijn er duidelijke
bewijzen.
Amygdala Emotionele laag van de herinnering P. 65
Analytische Helpt bij het reactiveren van feitelijkheden p. 65
geheugen(functi
e)
Anticiperen het vooruitlopen op iets dat gaat komen, P 55
vaak door je gedrag, gedachten of
gevoelens daar al op aan te passen.
Bij operante conditionering verwacht het
proefpersoon een beloning.
assimilatie Nieuwe informatie ‘versmelten’/indelen bij p. 57
reeds gekende informatie, zodat de oude VB p. 58
informatie slechts een kleine verandering
ondergaat.
Attributie Je voegt (automatisch) iets toe aan wat je P. 62-63
waarneemt.
-> Goed VB op p. 63
Availability- Meest voor de hand liggende verklaring p. 66
effect wordt als juist gezien
B.
Barrièresignale Een vorm van signalen bij intermenselijke p. 82
n communicatie: signalen die de andere op
afstand houden, vermijdend, afwerend…
<> contact- en relatiebevorderende signalen
Basisvoorwaard Zo objectief en waarheidsgetrouw mogelijk P. 30
e bij het zijn.
verzamelen van
gegevens
behoefteaspect Menselijk gedrag wordt gedreven door p. 76-78
behoeften. Behoeften zijn de drijfveer/motor
van het gedrag
3 grote behoeftedrijfveren:
1. Lichamelijke behoeften: nodig om te
, overleven (voedsel, kleding, afwezigheid
van pijn…)
2. Sociale behoeften: behoeften aan
medemenselijkheid zoals erkenning van
anderen, waardering…
Morele behoeften: behoeften die mens van
dier onderscheiden zoals waarheid, juistheid
en authenticiteit
Behoeftedrijfver Zie behoefteaspect in de begrippenlijst p. 76-78
en
Behoeftenhiërar De theorie van Maslow die behoeften ordent p. 123
chie van minst tot meest belangrijk.
Beroepsmatig doelgerichte, systematische observatie waarbij p. 13
waarnemen je let op relevante signalen of informatie die
belangrijk zijn voor je werk
betrekkkingsmo Zie communicatieve aspect p. 78
ment
Bewust De leefwereld van de ander aantasten te eigen p. 118
strategisch bate.
handelen/koloni Voorbeelden p. 118-119
seren
Bruikbare De informatie van zintuigen is bruikbaar p. 54
informatie gemaakt -> informatie kan worden gebruikt of
worden opgeslagen in het geheugen
Burn- Het interpretatieschema van iemand die lijdt p. 48
outsignalen aan burn-out wordt gekenmerkt door
negatieve stemmingsinhouden (“Hij zal er wel
de pest aan hebben, dat is altijd zo.” …).
C.
Co-actie Samen actie ondernemen (Nossent over co- p.19
regulatie)
Codering = Informatie van zintuigen samenvoegen tot p. 54
een LOGISCH geheel. (Bv. niet informatie die
elkaar tegenspreekt)
Cognitieve Intern sturingsprogramma: associaties en p. 66
schema’s associatiereeksen die samen een patroon
vormen waarmee de werkelijkheid
beheersbaar wordt
Indien het schema niet meer flexibel en
veranderlijk is, spreken we van stereotypen
Cognitieve mentale structuren of denkkaders die we p. 44
schema’s gebruiken om informatie te organiseren,
(beoordelingssc interpreteren en begrijpen.
hema’s) Vaak gebaseerd op onze aangeleerde
waarden en normen
Deze schema’s zijn automatisch en
vaak onbewust