Elias Fernandez-Suarez Kine 1e Bach S2 2024-2025
INHOUD
- H8: P2-20 (19p)
- H9: P21-36 (16p)
- H11: P37-46 (10p)
- H12: P47-82 (36p)
- H14.1: P83-88 (6p)
- H14.2: P89-91 (3p)
- H15: P92-105 (14p)
- H16: P106-119 (14p)
- H17: P120-136 (17p)
- H18: P137-153 (17p)
- H19: P154-164 (11p)
- H20: P165-177 (13p)
TOTAAL 177p
1
,Elias Fernandez-Suarez Kine 1e Bach S2 2024-2025
H8: Regeling van genexpressie
Genexpressie en differentiatie
- Beginnen bij zygote
Groeit uit tot 3 celtypes:
➔ Epitheelcellen
➔ Spiercellen
➔ Zenuwcellen
➔ Alle celtypes hebben zelfde DNA, maar andere genen komen tot expressie
➔ Elk celtype gebruikt 30-60% van genen. Geen enkele cel gebruikt alle genen tegelijkertijd.
Een groot deel van de genen staat nooit aan
Functies celtypes
- Regeling genexpressie
- Aan-/uitzetten van genen (1gen)
- Genexpressie coördineren
- Differentiatie (=vorming 200 verschillende celtypes)
- Cel geheugen (=nieuwe cellen moeten zelfde doen als oude)
8.1 De begrippen genexpressie & differentiatie
8.1.1. Verschillende celtypes van een multicellulair organisme bevatten hetzelfd DNA, maar
gebruiken het anders basisstructuur
- Zygote → differentiatie → 200 celtypes
Bevruchte eicel zal differentiëren in groot aantal celtype
➔ Deze verschillen in structuur en functie
- Differentiële genexpressie = aan/uitzetten van genen
Zelfde genetische informatie maar met ander gebruik ervan
➔ Maakt cel differentiatie mogelijk (geen verlies van info)
2 soorten genen: Eiwit coderende genen & RNA coderende genen (=genen voor DNA)
- Differentiatie
Hoe meer gemaakte keuzes hoe meer ze gedifferentieerd is
➔ BV: vertrekken van bevruchte eicel, kan alle types eicellen gaan vormen, maar naar mate ze
deelt moet ze keuzes maken welke genen aan & uit gezet moeten worden
Naar mate je specialiseert, hoe moeilijker het is om naar ander celtype te gaan.
➔ Je zit vast in een bepaald programma en het is moeilijk om terug te wisselen
Terminale differentiatie = onomkeerbare differentiatie
➔ Spiercellen, zenuwcellen: cellen die niet meer gaan delen, zitten daar vast
- 200 celtypes onderverdelen in 4
1. Spiercellen
2. Zenuwcellen
3. Epitheelcellen
4. Bindweefselcellen
➔ Het gaat niet altijd over deze 4 types gelijk
➔ Taken die ze allemaal vervullen: genexpressie, transcriptie en translatie
2
,Elias Fernandez-Suarez Kine 1e Bach S2 2024-2025
8.1.1.1 Is er bewijs dat al onze cellen hetzelfde DNA bevatten?
- Wortels
Uit cel van een wortel komt een volledig nieuwe wortel (die ene cel bevat dus alles wat nodig is)
➔ Zelfde DNA
- Kikkers
Nucleus (=celkern) nemen uit de huid (terminaal gedifferentieerde cel)
Inbrengen in cel waarvan je de nucleus hebt vernietigd
➔ Geen DNA verloren
➢ Gedifferentieerde cellen bevatten alle info nodig voor vorming nieuwe organismen
➔ Kan bv ook met koeien: eicel uit eileider van 1 koe injecteren in een andere koe waar je de
nucleus hebt vernietigd
➢ Kunstmatige bevruchting
8.1.2 Verschillende cellen exprimeren (=tot expressie komen van) verschillende genen
Zenuwcellen & spiercellen hebben hetzelfde DNA maar gebruiken dit anders
➔ Andere genen aan en uit zetten
- Expressie = vormen van genproduct (RNA of eiwit)
Gen dat geëxprimeerd wordt, tot expressie komt = RNA of eiwitproduct gevormd
- 2 klasse van genen
1. Eiwit coderende genen
➔ 19000 eiwit coderende genen
➔ 30-60% gebruikt van deze genen
2. RNA coderende genen
1. Eiwit coderende genen
a. House-keeping
- Genen die altijd aanstaan, altijd tot expressie komen = constitutieve expressie (klein deel)
Bv vertalen RNA
Belangrijk voor al onze cellen, alle cellen moeten functie vervullen
➔ RNA-polymerase moet overal zitten om transcriptie uit te voeren
Belangrijk voor huishouden van al onze cellen
➔ Altijd tot expressie gebracht, onafhankelijk van celtype
b. Gespecialiseerde celtypes
- Exprimeren specifieke proteïnen typisch voor een speciale celfunctie
- Geregeld
Heel selectief = selectieve expressie
2. RNA coderende genen
- Selectieve expressie
- 5000 rNA coderende genen
Combinatie van genen die tot expressie komen, bepaalt celtype + celfunctie
Andere set genen tot expressie in de spiercel en de zenuwcel
3
, Elias Fernandez-Suarez Kine 1e Bach S2 2024-2025
8.1.3 Een cel kan zijn expressiepatroon aanpassen onder invloed van externe stimuli
1. Tijden inspanning/vasten worden er suikers gewonnen uit aminozuren
- Genprogramma moet bijgestuurd worden Geregeld door cortisol (= steroid uit de bijnier)
Omstandigheden wijzigen
- Expressiepatroon aangepast aan omgevingsfactoren
Stimuli/signalen voor nodig
Genen aan & uit zetten door signalen
2. Tijdens inspanning/vasten wordt cortisol gevormd
- Gaat genexpressie bijsturen die gevoelig hieraan zijn
Levercellen (AZ → Glucose)
Vetcellen
Andere cellen
- Cortisol gaat verschillende functies uitvoeren bij verschillende celtypes
8.1.4 Multiple stappen die genexpressie kunnen controleren
Elke stap van DNA → Ewiit kan geregeld worden
- Synthese (opbouw) Afbraak
- Vorming/afbraak van RNA & eiwit wordt geregeld
Hoeveelheid RNA & eiwit kan bijgestuurd worden = geregelde genexpressie
Zo regelen hoeveel product er gevormdt wordt
STAPPEN:
1. Transcriptieregeling: Wanneer + hoevaak gentranscriptie? → sterke of zwakke promotor
- BELANGRIJKSTE STAP
Meest efficiënt
Hier worden meeste genen aan/uit gezet
Aan het begin van proces, anders teveel E verlies
2,3. Wordt het pre mRNA alternatief gespliced/gepolyadenyleerd/getransporteerd? Post-transcriptionele
4,5. Welke mRNAs worden afgebroken/vertaald/gemodificeerd regeling
Genexpressie bijgestuurd na transcriptie (als RNA gevormd is)
Wat er op RNA niveau gebeurd
6,7. Post translationele regeling: Post-translationele modificaties en eiwitstabiliteit
Genexpressie bijgestuurd na translatie (als eiwit al gevormd is)
Wat er op eiwit niveau gebeurd
Hoe stabieler het eiwit, hoe beter het in de cel blijft, hoe meer eiwit er kan gevormd
worden
4
INHOUD
- H8: P2-20 (19p)
- H9: P21-36 (16p)
- H11: P37-46 (10p)
- H12: P47-82 (36p)
- H14.1: P83-88 (6p)
- H14.2: P89-91 (3p)
- H15: P92-105 (14p)
- H16: P106-119 (14p)
- H17: P120-136 (17p)
- H18: P137-153 (17p)
- H19: P154-164 (11p)
- H20: P165-177 (13p)
TOTAAL 177p
1
,Elias Fernandez-Suarez Kine 1e Bach S2 2024-2025
H8: Regeling van genexpressie
Genexpressie en differentiatie
- Beginnen bij zygote
Groeit uit tot 3 celtypes:
➔ Epitheelcellen
➔ Spiercellen
➔ Zenuwcellen
➔ Alle celtypes hebben zelfde DNA, maar andere genen komen tot expressie
➔ Elk celtype gebruikt 30-60% van genen. Geen enkele cel gebruikt alle genen tegelijkertijd.
Een groot deel van de genen staat nooit aan
Functies celtypes
- Regeling genexpressie
- Aan-/uitzetten van genen (1gen)
- Genexpressie coördineren
- Differentiatie (=vorming 200 verschillende celtypes)
- Cel geheugen (=nieuwe cellen moeten zelfde doen als oude)
8.1 De begrippen genexpressie & differentiatie
8.1.1. Verschillende celtypes van een multicellulair organisme bevatten hetzelfd DNA, maar
gebruiken het anders basisstructuur
- Zygote → differentiatie → 200 celtypes
Bevruchte eicel zal differentiëren in groot aantal celtype
➔ Deze verschillen in structuur en functie
- Differentiële genexpressie = aan/uitzetten van genen
Zelfde genetische informatie maar met ander gebruik ervan
➔ Maakt cel differentiatie mogelijk (geen verlies van info)
2 soorten genen: Eiwit coderende genen & RNA coderende genen (=genen voor DNA)
- Differentiatie
Hoe meer gemaakte keuzes hoe meer ze gedifferentieerd is
➔ BV: vertrekken van bevruchte eicel, kan alle types eicellen gaan vormen, maar naar mate ze
deelt moet ze keuzes maken welke genen aan & uit gezet moeten worden
Naar mate je specialiseert, hoe moeilijker het is om naar ander celtype te gaan.
➔ Je zit vast in een bepaald programma en het is moeilijk om terug te wisselen
Terminale differentiatie = onomkeerbare differentiatie
➔ Spiercellen, zenuwcellen: cellen die niet meer gaan delen, zitten daar vast
- 200 celtypes onderverdelen in 4
1. Spiercellen
2. Zenuwcellen
3. Epitheelcellen
4. Bindweefselcellen
➔ Het gaat niet altijd over deze 4 types gelijk
➔ Taken die ze allemaal vervullen: genexpressie, transcriptie en translatie
2
,Elias Fernandez-Suarez Kine 1e Bach S2 2024-2025
8.1.1.1 Is er bewijs dat al onze cellen hetzelfde DNA bevatten?
- Wortels
Uit cel van een wortel komt een volledig nieuwe wortel (die ene cel bevat dus alles wat nodig is)
➔ Zelfde DNA
- Kikkers
Nucleus (=celkern) nemen uit de huid (terminaal gedifferentieerde cel)
Inbrengen in cel waarvan je de nucleus hebt vernietigd
➔ Geen DNA verloren
➢ Gedifferentieerde cellen bevatten alle info nodig voor vorming nieuwe organismen
➔ Kan bv ook met koeien: eicel uit eileider van 1 koe injecteren in een andere koe waar je de
nucleus hebt vernietigd
➢ Kunstmatige bevruchting
8.1.2 Verschillende cellen exprimeren (=tot expressie komen van) verschillende genen
Zenuwcellen & spiercellen hebben hetzelfde DNA maar gebruiken dit anders
➔ Andere genen aan en uit zetten
- Expressie = vormen van genproduct (RNA of eiwit)
Gen dat geëxprimeerd wordt, tot expressie komt = RNA of eiwitproduct gevormd
- 2 klasse van genen
1. Eiwit coderende genen
➔ 19000 eiwit coderende genen
➔ 30-60% gebruikt van deze genen
2. RNA coderende genen
1. Eiwit coderende genen
a. House-keeping
- Genen die altijd aanstaan, altijd tot expressie komen = constitutieve expressie (klein deel)
Bv vertalen RNA
Belangrijk voor al onze cellen, alle cellen moeten functie vervullen
➔ RNA-polymerase moet overal zitten om transcriptie uit te voeren
Belangrijk voor huishouden van al onze cellen
➔ Altijd tot expressie gebracht, onafhankelijk van celtype
b. Gespecialiseerde celtypes
- Exprimeren specifieke proteïnen typisch voor een speciale celfunctie
- Geregeld
Heel selectief = selectieve expressie
2. RNA coderende genen
- Selectieve expressie
- 5000 rNA coderende genen
Combinatie van genen die tot expressie komen, bepaalt celtype + celfunctie
Andere set genen tot expressie in de spiercel en de zenuwcel
3
, Elias Fernandez-Suarez Kine 1e Bach S2 2024-2025
8.1.3 Een cel kan zijn expressiepatroon aanpassen onder invloed van externe stimuli
1. Tijden inspanning/vasten worden er suikers gewonnen uit aminozuren
- Genprogramma moet bijgestuurd worden Geregeld door cortisol (= steroid uit de bijnier)
Omstandigheden wijzigen
- Expressiepatroon aangepast aan omgevingsfactoren
Stimuli/signalen voor nodig
Genen aan & uit zetten door signalen
2. Tijdens inspanning/vasten wordt cortisol gevormd
- Gaat genexpressie bijsturen die gevoelig hieraan zijn
Levercellen (AZ → Glucose)
Vetcellen
Andere cellen
- Cortisol gaat verschillende functies uitvoeren bij verschillende celtypes
8.1.4 Multiple stappen die genexpressie kunnen controleren
Elke stap van DNA → Ewiit kan geregeld worden
- Synthese (opbouw) Afbraak
- Vorming/afbraak van RNA & eiwit wordt geregeld
Hoeveelheid RNA & eiwit kan bijgestuurd worden = geregelde genexpressie
Zo regelen hoeveel product er gevormdt wordt
STAPPEN:
1. Transcriptieregeling: Wanneer + hoevaak gentranscriptie? → sterke of zwakke promotor
- BELANGRIJKSTE STAP
Meest efficiënt
Hier worden meeste genen aan/uit gezet
Aan het begin van proces, anders teveel E verlies
2,3. Wordt het pre mRNA alternatief gespliced/gepolyadenyleerd/getransporteerd? Post-transcriptionele
4,5. Welke mRNAs worden afgebroken/vertaald/gemodificeerd regeling
Genexpressie bijgestuurd na transcriptie (als RNA gevormd is)
Wat er op RNA niveau gebeurd
6,7. Post translationele regeling: Post-translationele modificaties en eiwitstabiliteit
Genexpressie bijgestuurd na translatie (als eiwit al gevormd is)
Wat er op eiwit niveau gebeurd
Hoe stabieler het eiwit, hoe beter het in de cel blijft, hoe meer eiwit er kan gevormd
worden
4