1. Psychodynamische therapie Op zoek naar onderliggende gevoelens, gedachten en motieven.
Hierbij gaat men er vaak van uit dat veel van onze psychische én vaak ook lichamelijke problemen terug te voeren zijn naar
ervaringen uit onze prille kindertijd, zoals een verstoorde hechting tussen ouder en kind.
Doordat de patiënt zich van deze onbewuste processen bewust wordt, kan deze ermee aan de slag gaan.
2. Cognitieve gedragstherapie Vertrekt van de veronderstelling dat alle gedrag is aangeleerd.
doel: belemmerende gedrags- en gedachtenpatronen geleidelijk aan te vervangen door ‘gezondere’+ stilstaan bij de gedachten,
gevoelens en lichamelijke gewaarwordingen van de patiënt op een bepaald moment.
- Zo leert de patiënt kiezen hij hij/zij met deze gewaarwordingen omgaat, in plaats van er automatisch op
te reageren
- De patiënt probeert gevoelens en gedachten niet altijd te veranderen: men accepteert dat ze er zijn, ook
al zijn ze moeilijk
vb binnen kinesitherapie: acceptance en commitment therapie (bv leren omgaan met chronische pijn) en mindfulness based
therapie
3. Ervaringsgerichte therapie Het gevoel en de beleving is het uitgangspunt, je kijkt naar wat er vandaag speelt (niet zozeer naar het verleden)
bv. Gestalttherapie: naast gesprekken ook gewerkt met lichaamsgerichte oefeningen
- Doel: meer bewust worden van wat er precies afspeelt in het lichaam en waarom. (lichamelijke gewaarwording)
Heel wat psychische problemen komen lichamelijk tot uiting in de vorm van lichamelijke vermoeidheid, spierspanning,
spierstijfheid, pijn,...
vb. binnen kine: psychomotorische therapie: patiënten laten stilstaan bij hun lichaam: je biedt ervaringen aan en gaat
hiermee aan de slag
4. Systeemtherapie Uitgangspunt: problemen ontstaan grotendeels door de manier waarop mensen met elkaar in interactie staan.
probleem van één persoon in het gezin wordt gezien als een symptoom van het functioneren van het gezin als geheel.
Stoornissen (vb. een eetstoornis, of een kind dat probleemgedrag vertoont) kunnen een manier zijn om het hele gezin in een,
weliswaar wankel, evenwicht te houden.
Dergelijke therapieën gaan met de relatie of het hele gezin aan de slag.
(bereidwilligheid van gezinsleden (of ander systeem)= noodzakelijk)
5. De ambulante zorgverlening binnen = de zorg die niet in een instelling (vb. psychiatrisch ziekenhuis) verleend wordt.
de geestelijke gezondheidszorg extramuraal (buiten de muren)
geen opname, veelal wonen de patiënten zelfstandig, ze hebben wel op een bepaalde manier zorg nodig.
vb.
-
De centra voor geestelijke gezondheidszorg (consultatiebureaus): men kan hier terecht voor advies, diagnose en
ambulante behandeling
-
De psychiatrische thuiszorg: biedt een intensief (één huisbezoek/week aan één patiënt) hulpaanbod aan psychiatrische
patiënten.
6. De semi- murale zorgverlening = Tussenvoorzieningen
binnen de geestelijke De mensen die hier gebruik van maken wonen niet zelfstandig, maar hoeven ook niet opgenomen te worden of in
verzorgingstehuis te wonen.
gezondheidszorg
opties:
-
Beschermd wonen (zo zelfstandig mogelijk, maar hulp waar nodig)
-
Deeltijd behandeling in een psychiatrische instelling
-
Dagbesteding voor personen met een verstandelijke of lichamelijke beperking: zinvolle dagbesteding en
ondersteuning, geen behandeling
-
Beschutte werkplaatsen
de mensen overnachten niet in de instelling waar ze de zorg krijgen: ze wonen zelfstandig (of deels ondersteund)
7. De intra- murale zorgverlening = zorg die binnen de muren van een instelling verleend wordt. De mensen worden opgenomen in deze instelling en verblijven hier
binnen de geestelijke meerdere nachten.
gezondheidszorg Voorzieningen:
-
De PAAZ of een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. 2 functies:
1. SPOED: dringende psychiatrische crisishulpverlening, in nauwe samenwerking met de spoedgevallendienst
2. Liaisonpsychiatrie: psychologische en psychiatrische opvang van patiënten die opgenomen zijn voor een
lichamelijke klacht (in een niet- psychiatrische dienst): psychiatrische begeleiding
=>scheiding tssn de psychiatrie en de rest van de geneeskunde in het algemeen ziekenhuis verkleinen
+zorg voor p met lichamelijke aandoeningen verbeteren
-
Psychiatrische ziekenhuizen: multidisciplinaire en specialistische diagnosestelling en behandeling voor
psychiatrische p
-
Psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT): beschermde collectieve woonvorm die continue begeleiding biedt die
de bewoners moet toelaten hun autonomie te herwinnen
voor personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis en voor mensen met een
verstandelijke beperking die nood hebben aan continue begeleiding
-
instelling voor personen met een verstandelijke beperking
Parentee- psylos Federatie voor sport en recreatie voor personen met een beperking/ kwetsbaarheid
Erkende unisportfederatie: Personen met fysieke, visuele, verstandelijke of auditieve handicap+ personen met psychische
kwetsbaarheid
1
, - Recreatief, recreatieve competitie, competitie, topsport
wil mensen met een beperking stimuleren tot een blijvende, sportieve vrijetijdsbesteding op maat en een gezonde levensstijl
+brugfunctie voor doorstroming van p naar het reguliere aanbod.
Similes Vereniging voor gezinsleden met psychiatrische problemen
- begeleiden van personen die er willen zijn voor een naaste die kampt met psychische problemen
- informeren en lotgenoten samenbrengen
- KEI-plan: kijken, empathie tonen en ingrijpen
8. Het biomedische model Mensbeeld:
ZIEKTE De p is een materieel object. Alle lichamen zijn gelijk en men is dus niet uniek.
CURE geen rekening gehouden met: sociologische, psychologische of culturele factoren
het persoonlijke en unieke in het lijden van de p is storend en wordt als ruis opgevat
Concreet:
-
Ziekte= een gebrekkig functioneren van het lichaam
-
Ontegensprekelijke samenhang tussen lichaam en geest: psychische symptomen verklaard vanuit een
somatische afwijking of aandoening
-
Erfelijke factoren spelen een rol
-
Vb. kijken naar stoornissen in CZS, in de neurotransmitterhuishouding
Behandeling:
Vaak medicatie als basis
ook: elektroconvulsies (bv depressie), diepe hersenstimulatie (bv obsessies), of bewegingsinterventies
taak kine= ‘cure’, weinig plaats voor interactie, p is passieve ontvanger
Psychofarmaca Geneesmiddelen die bij psychische problemen of stoornissen gebruikt worden.
Verschillende groepen:
-
Kalmeermiddelen: tranquillizers, sedativa of anxiolytica
-
Slaapmiddelen: hypnotica
-
Antidepressiva
-
Neuroleptica: antipsychotica: vooral deze kunnen belangrijke motorische en metabole nevenwerkingen
hebben (kine kan p helpen hier mee om te gaan)
-
Pijnstillende middelen: analgentica
9. Biopsychosocial model = een holistisch model: er is plek voor psychische, fysische en sociale aspecten.
ZIEK ZIJN alle aspecten van het leven hebben een invloed en moeten as een geheel bekeken worden om uitspraak te doen over ziekte en
gezondheid
CARE
Life-span perspectief: eigenschappen van de persoon moeten benaderd worden met respect voor de vroegere, huidige en
waarschijnlijke toekomstige ontwikkeling.
Mensbeeld:
-
Respect voor de eigenheid van de patiënt.
-
De volgende aspecten staan centraal:
Wat heeft de persoon?
Wat doet de persoon?
Hoe denkt de persoon?
-
De klacht “klagen” begrijpen.
Taak kine: je kijkt naar alle factoren en hun relatief belang.
-
Aandacht voor de invloed van het probleem op de subjectieve levenskwaliteit van de p.
-
Aandacht voor directe omgeving: gezin, werk, vrije tijd
-
Nadruk op optimaliseren levenskwaliteit
-
P staat centraal!
10. Meerdimensionaal belasting en Gezondheid= evenwicht tussen belasting en belastbaarheid
belastbaarheidsmodel <->Ziekte= onevenwicht tussen belasting en belastbaarheid.
De kinesitherapiebehandeling moet rekening houden met alle belastbare factoren (lichamelijke, psychische en sociale) en de
belastbaarheid van de patiënt
Het belang van de persoon in zijn geheel in een model!
11. Psychomotorische therapie = Een behandelvorm die de lichamelijkheid en het bewegen als aanknopingspunten van haar benadering neemt
Bewegingsgericht: in de sportzaal (in beweging komen)
Lichaamsgericht: ademhalingsoefeningen
-
Vaardigheids- en ervaringsgericht
Ervaring: leren omgaan met moeilijke situaties, experimenteren met gedragsvormen, sociale
interactiepatronen, communicatie
uit comfort zone stappen om te leren en te groeien
Vaardigheidsgericht: sociale v, cognitieve v, emotionele v,
2
, motorische v
-
Vanuit een holistische visie: lichaam en geest staan in interactie
-
Bewegen en lichaam in de meest ruime zin
-
Integratie van medische, psychologische, pedagogische, kinesiologische en rehabilitatieve componenten (via beweging en
lichamelijkheid)
12. De eudaimomische kwaliteit van Je potentieel en zelfvoldoening bereiken. Bv. kennis opdoen
leven ’Aristoteles’
Maslow’s Hiërarchie van noden:
-
Mensen hebben meer nodig dan pleziermomenten om welzijn te bereiken
-
Mensen moeten zich veilig en geliefd voelen + de mogelijkheid hebben tot zelf- improvement
13. Hedonistische kwaliteit van het Zoveel mogelijk plezier beleven als mogelijk en pijnlijke ervaringen vermijden.
leven zo vaak mogelijk leuke dingen doen en zo weinig mogelijk stomme dingen
°Aristippus
draagt niet noodzakelijk bij aan algemeen welzijn van de persoon
14. Het hiërarchisch model van het Zelfconcept= en complex en belangrijk concept binnen de GGZ
zelfconcept complex vermits er verschillende termen zijn:
-
Self-esteem: general feelings of self- worth or self- value
-
Self-efficacy: belief in one’s capacity to succeed at tasks: general/specific
-
Self-concept: self description of abilities, activities, qualities, personal philosophies, morals and values,… and roles
adopted by the self
Belangrijk concept vermits:
Veel chronische lichamelijke en geestelijke aandoeningen gaan gepaard met een verlaagd zelfwaardegevoel.
Eigen oorzaak van falen (interne attributie) <->externe oorzaak van succes (externe attributie)
hiërarchisch model:
1. Top: het globale zelfconcept (algemene zelfwaardering)
2. Volgende niveau: academische zelfconcept (intellectueel) en niet academische zelfconcept (sociaal, fysiek en
emotioneel)
3. Specifieke subdomeinen bv. wisk, taal, vrienden, uiterlijk, lichaamsbeleving
4. Basis: eigenlijke gedrag
lagere gebieden= meer situatie specifiek
specifieke subdomeinen zijn makkelijker rechtstreeks te beïnvloeden dan het globale zelfconcept (beïnvloeding van onder naar
boven)
met toenemende leeftijd en ervaring neemt de differentiatie van het zelfbeeld toe
Zelfconcept= steeds in ontwikkeling (veranderd doorheen het leven)
15. de lichaamsbeleving = een integratie van visuele en tactiele (exteroceptieve) informatie en perceptie en interpretatie van signalen die van binnen uit
het lichaam komen
Onderdelen:
1. subjectieve ervaringen van lichaamsfuncties (zowel affectief als emotioneel)
2. cognities: gedachten en denkstijlen
3. perceptie: visueel- ruimtelijk, sensorische gewaarwording
verstoorde lichaamsbeleving:
belangrijk aspect in behandeling van eetstoornissen: subjectieve lichaamsbeleving meten adhv LAV (lichaamsattitusevragenlijst)
-
altijd: negatieve reacties, op een feitelijk of in beleving veranderde constitutie of lichaamsfunctie+ schaamte,
verlegenheid, schuldgevoel, walging
-
oorzaken: pathofysiologie, situaties en gebeurtenissen
16. SF-36 gezondheidstoestand Multidimensioneel meetinstrument dat peilt naar uw standpunt tav uw gezondheid.
Doelgroep: Volwassenen
vragenlijst
Doel: bijhouden hoe men zich voelt en hoe goed men in staat is om gebruikelijke bezigheden uit te voeren
(belemmering van fysieke en/ of emotionele beperkingen?)
Antwoordtype: 36 gesloten vragen waarin beperkingen in het functioneren dan wel cognities over
gezondheid worden uitgevraagd.
-
Bv. goed, zeer goed, matig, slecht,…
Scoring: vragen worden per subschaal opgeteld en omgerekend via een algoritme tot een score van 0 tot
100. Hogere score beter niveau van functioneren.
Psychometrische gegevens: test-hertest betrouwbaarheid is goed.
Dimensies:
-
Fysiek functioneren
-
Sociaal functioneren
-
Rolbeperkingen door fysiek problemen
3
Hierbij gaat men er vaak van uit dat veel van onze psychische én vaak ook lichamelijke problemen terug te voeren zijn naar
ervaringen uit onze prille kindertijd, zoals een verstoorde hechting tussen ouder en kind.
Doordat de patiënt zich van deze onbewuste processen bewust wordt, kan deze ermee aan de slag gaan.
2. Cognitieve gedragstherapie Vertrekt van de veronderstelling dat alle gedrag is aangeleerd.
doel: belemmerende gedrags- en gedachtenpatronen geleidelijk aan te vervangen door ‘gezondere’+ stilstaan bij de gedachten,
gevoelens en lichamelijke gewaarwordingen van de patiënt op een bepaald moment.
- Zo leert de patiënt kiezen hij hij/zij met deze gewaarwordingen omgaat, in plaats van er automatisch op
te reageren
- De patiënt probeert gevoelens en gedachten niet altijd te veranderen: men accepteert dat ze er zijn, ook
al zijn ze moeilijk
vb binnen kinesitherapie: acceptance en commitment therapie (bv leren omgaan met chronische pijn) en mindfulness based
therapie
3. Ervaringsgerichte therapie Het gevoel en de beleving is het uitgangspunt, je kijkt naar wat er vandaag speelt (niet zozeer naar het verleden)
bv. Gestalttherapie: naast gesprekken ook gewerkt met lichaamsgerichte oefeningen
- Doel: meer bewust worden van wat er precies afspeelt in het lichaam en waarom. (lichamelijke gewaarwording)
Heel wat psychische problemen komen lichamelijk tot uiting in de vorm van lichamelijke vermoeidheid, spierspanning,
spierstijfheid, pijn,...
vb. binnen kine: psychomotorische therapie: patiënten laten stilstaan bij hun lichaam: je biedt ervaringen aan en gaat
hiermee aan de slag
4. Systeemtherapie Uitgangspunt: problemen ontstaan grotendeels door de manier waarop mensen met elkaar in interactie staan.
probleem van één persoon in het gezin wordt gezien als een symptoom van het functioneren van het gezin als geheel.
Stoornissen (vb. een eetstoornis, of een kind dat probleemgedrag vertoont) kunnen een manier zijn om het hele gezin in een,
weliswaar wankel, evenwicht te houden.
Dergelijke therapieën gaan met de relatie of het hele gezin aan de slag.
(bereidwilligheid van gezinsleden (of ander systeem)= noodzakelijk)
5. De ambulante zorgverlening binnen = de zorg die niet in een instelling (vb. psychiatrisch ziekenhuis) verleend wordt.
de geestelijke gezondheidszorg extramuraal (buiten de muren)
geen opname, veelal wonen de patiënten zelfstandig, ze hebben wel op een bepaalde manier zorg nodig.
vb.
-
De centra voor geestelijke gezondheidszorg (consultatiebureaus): men kan hier terecht voor advies, diagnose en
ambulante behandeling
-
De psychiatrische thuiszorg: biedt een intensief (één huisbezoek/week aan één patiënt) hulpaanbod aan psychiatrische
patiënten.
6. De semi- murale zorgverlening = Tussenvoorzieningen
binnen de geestelijke De mensen die hier gebruik van maken wonen niet zelfstandig, maar hoeven ook niet opgenomen te worden of in
verzorgingstehuis te wonen.
gezondheidszorg
opties:
-
Beschermd wonen (zo zelfstandig mogelijk, maar hulp waar nodig)
-
Deeltijd behandeling in een psychiatrische instelling
-
Dagbesteding voor personen met een verstandelijke of lichamelijke beperking: zinvolle dagbesteding en
ondersteuning, geen behandeling
-
Beschutte werkplaatsen
de mensen overnachten niet in de instelling waar ze de zorg krijgen: ze wonen zelfstandig (of deels ondersteund)
7. De intra- murale zorgverlening = zorg die binnen de muren van een instelling verleend wordt. De mensen worden opgenomen in deze instelling en verblijven hier
binnen de geestelijke meerdere nachten.
gezondheidszorg Voorzieningen:
-
De PAAZ of een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. 2 functies:
1. SPOED: dringende psychiatrische crisishulpverlening, in nauwe samenwerking met de spoedgevallendienst
2. Liaisonpsychiatrie: psychologische en psychiatrische opvang van patiënten die opgenomen zijn voor een
lichamelijke klacht (in een niet- psychiatrische dienst): psychiatrische begeleiding
=>scheiding tssn de psychiatrie en de rest van de geneeskunde in het algemeen ziekenhuis verkleinen
+zorg voor p met lichamelijke aandoeningen verbeteren
-
Psychiatrische ziekenhuizen: multidisciplinaire en specialistische diagnosestelling en behandeling voor
psychiatrische p
-
Psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT): beschermde collectieve woonvorm die continue begeleiding biedt die
de bewoners moet toelaten hun autonomie te herwinnen
voor personen met een langdurige en gestabiliseerde psychische stoornis en voor mensen met een
verstandelijke beperking die nood hebben aan continue begeleiding
-
instelling voor personen met een verstandelijke beperking
Parentee- psylos Federatie voor sport en recreatie voor personen met een beperking/ kwetsbaarheid
Erkende unisportfederatie: Personen met fysieke, visuele, verstandelijke of auditieve handicap+ personen met psychische
kwetsbaarheid
1
, - Recreatief, recreatieve competitie, competitie, topsport
wil mensen met een beperking stimuleren tot een blijvende, sportieve vrijetijdsbesteding op maat en een gezonde levensstijl
+brugfunctie voor doorstroming van p naar het reguliere aanbod.
Similes Vereniging voor gezinsleden met psychiatrische problemen
- begeleiden van personen die er willen zijn voor een naaste die kampt met psychische problemen
- informeren en lotgenoten samenbrengen
- KEI-plan: kijken, empathie tonen en ingrijpen
8. Het biomedische model Mensbeeld:
ZIEKTE De p is een materieel object. Alle lichamen zijn gelijk en men is dus niet uniek.
CURE geen rekening gehouden met: sociologische, psychologische of culturele factoren
het persoonlijke en unieke in het lijden van de p is storend en wordt als ruis opgevat
Concreet:
-
Ziekte= een gebrekkig functioneren van het lichaam
-
Ontegensprekelijke samenhang tussen lichaam en geest: psychische symptomen verklaard vanuit een
somatische afwijking of aandoening
-
Erfelijke factoren spelen een rol
-
Vb. kijken naar stoornissen in CZS, in de neurotransmitterhuishouding
Behandeling:
Vaak medicatie als basis
ook: elektroconvulsies (bv depressie), diepe hersenstimulatie (bv obsessies), of bewegingsinterventies
taak kine= ‘cure’, weinig plaats voor interactie, p is passieve ontvanger
Psychofarmaca Geneesmiddelen die bij psychische problemen of stoornissen gebruikt worden.
Verschillende groepen:
-
Kalmeermiddelen: tranquillizers, sedativa of anxiolytica
-
Slaapmiddelen: hypnotica
-
Antidepressiva
-
Neuroleptica: antipsychotica: vooral deze kunnen belangrijke motorische en metabole nevenwerkingen
hebben (kine kan p helpen hier mee om te gaan)
-
Pijnstillende middelen: analgentica
9. Biopsychosocial model = een holistisch model: er is plek voor psychische, fysische en sociale aspecten.
ZIEK ZIJN alle aspecten van het leven hebben een invloed en moeten as een geheel bekeken worden om uitspraak te doen over ziekte en
gezondheid
CARE
Life-span perspectief: eigenschappen van de persoon moeten benaderd worden met respect voor de vroegere, huidige en
waarschijnlijke toekomstige ontwikkeling.
Mensbeeld:
-
Respect voor de eigenheid van de patiënt.
-
De volgende aspecten staan centraal:
Wat heeft de persoon?
Wat doet de persoon?
Hoe denkt de persoon?
-
De klacht “klagen” begrijpen.
Taak kine: je kijkt naar alle factoren en hun relatief belang.
-
Aandacht voor de invloed van het probleem op de subjectieve levenskwaliteit van de p.
-
Aandacht voor directe omgeving: gezin, werk, vrije tijd
-
Nadruk op optimaliseren levenskwaliteit
-
P staat centraal!
10. Meerdimensionaal belasting en Gezondheid= evenwicht tussen belasting en belastbaarheid
belastbaarheidsmodel <->Ziekte= onevenwicht tussen belasting en belastbaarheid.
De kinesitherapiebehandeling moet rekening houden met alle belastbare factoren (lichamelijke, psychische en sociale) en de
belastbaarheid van de patiënt
Het belang van de persoon in zijn geheel in een model!
11. Psychomotorische therapie = Een behandelvorm die de lichamelijkheid en het bewegen als aanknopingspunten van haar benadering neemt
Bewegingsgericht: in de sportzaal (in beweging komen)
Lichaamsgericht: ademhalingsoefeningen
-
Vaardigheids- en ervaringsgericht
Ervaring: leren omgaan met moeilijke situaties, experimenteren met gedragsvormen, sociale
interactiepatronen, communicatie
uit comfort zone stappen om te leren en te groeien
Vaardigheidsgericht: sociale v, cognitieve v, emotionele v,
2
, motorische v
-
Vanuit een holistische visie: lichaam en geest staan in interactie
-
Bewegen en lichaam in de meest ruime zin
-
Integratie van medische, psychologische, pedagogische, kinesiologische en rehabilitatieve componenten (via beweging en
lichamelijkheid)
12. De eudaimomische kwaliteit van Je potentieel en zelfvoldoening bereiken. Bv. kennis opdoen
leven ’Aristoteles’
Maslow’s Hiërarchie van noden:
-
Mensen hebben meer nodig dan pleziermomenten om welzijn te bereiken
-
Mensen moeten zich veilig en geliefd voelen + de mogelijkheid hebben tot zelf- improvement
13. Hedonistische kwaliteit van het Zoveel mogelijk plezier beleven als mogelijk en pijnlijke ervaringen vermijden.
leven zo vaak mogelijk leuke dingen doen en zo weinig mogelijk stomme dingen
°Aristippus
draagt niet noodzakelijk bij aan algemeen welzijn van de persoon
14. Het hiërarchisch model van het Zelfconcept= en complex en belangrijk concept binnen de GGZ
zelfconcept complex vermits er verschillende termen zijn:
-
Self-esteem: general feelings of self- worth or self- value
-
Self-efficacy: belief in one’s capacity to succeed at tasks: general/specific
-
Self-concept: self description of abilities, activities, qualities, personal philosophies, morals and values,… and roles
adopted by the self
Belangrijk concept vermits:
Veel chronische lichamelijke en geestelijke aandoeningen gaan gepaard met een verlaagd zelfwaardegevoel.
Eigen oorzaak van falen (interne attributie) <->externe oorzaak van succes (externe attributie)
hiërarchisch model:
1. Top: het globale zelfconcept (algemene zelfwaardering)
2. Volgende niveau: academische zelfconcept (intellectueel) en niet academische zelfconcept (sociaal, fysiek en
emotioneel)
3. Specifieke subdomeinen bv. wisk, taal, vrienden, uiterlijk, lichaamsbeleving
4. Basis: eigenlijke gedrag
lagere gebieden= meer situatie specifiek
specifieke subdomeinen zijn makkelijker rechtstreeks te beïnvloeden dan het globale zelfconcept (beïnvloeding van onder naar
boven)
met toenemende leeftijd en ervaring neemt de differentiatie van het zelfbeeld toe
Zelfconcept= steeds in ontwikkeling (veranderd doorheen het leven)
15. de lichaamsbeleving = een integratie van visuele en tactiele (exteroceptieve) informatie en perceptie en interpretatie van signalen die van binnen uit
het lichaam komen
Onderdelen:
1. subjectieve ervaringen van lichaamsfuncties (zowel affectief als emotioneel)
2. cognities: gedachten en denkstijlen
3. perceptie: visueel- ruimtelijk, sensorische gewaarwording
verstoorde lichaamsbeleving:
belangrijk aspect in behandeling van eetstoornissen: subjectieve lichaamsbeleving meten adhv LAV (lichaamsattitusevragenlijst)
-
altijd: negatieve reacties, op een feitelijk of in beleving veranderde constitutie of lichaamsfunctie+ schaamte,
verlegenheid, schuldgevoel, walging
-
oorzaken: pathofysiologie, situaties en gebeurtenissen
16. SF-36 gezondheidstoestand Multidimensioneel meetinstrument dat peilt naar uw standpunt tav uw gezondheid.
Doelgroep: Volwassenen
vragenlijst
Doel: bijhouden hoe men zich voelt en hoe goed men in staat is om gebruikelijke bezigheden uit te voeren
(belemmering van fysieke en/ of emotionele beperkingen?)
Antwoordtype: 36 gesloten vragen waarin beperkingen in het functioneren dan wel cognities over
gezondheid worden uitgevraagd.
-
Bv. goed, zeer goed, matig, slecht,…
Scoring: vragen worden per subschaal opgeteld en omgerekend via een algoritme tot een score van 0 tot
100. Hogere score beter niveau van functioneren.
Psychometrische gegevens: test-hertest betrouwbaarheid is goed.
Dimensies:
-
Fysiek functioneren
-
Sociaal functioneren
-
Rolbeperkingen door fysiek problemen
3