AI opgestelde vragen Problemen van Borst en Urogenitaal
stelsel: Urologie
Hoofdstuk 1: semiologie
1. Koorts met hoge pieken bij een acute infectie van de urinewegen kan wijzen
op een ernstige aandoening zoals:
A) Bacteriële cystitis
B) Urinaire tuberculose
C) Pyelonefritis
D) Ongecompliceerde urethritis
2. Eetlustverlies en vermagering bij urologische aandoeningen kunnen een
symptoom zijn van:
A) Acute bacteriële cystitis
B) Chronische infectie of nierinsufficiëntie
C) Een kleine, ongecompliceerde niercyste
D) Een acute nierkoliek
3. Pijn die typisch hoog abdominaal of in de flank gelokaliseerd is, kan een
gevolg zijn van:
A) Urineretentie (globus vesicalis)
B) Prostatitis
C) Nierkoliek
D) Epididymitis
4. Laag abdominale of suprapubische pijn is suggestief voor:
A) Nierkoliek
B) Torsio testis
C) Urineretentie
D) Pyelonefritis
5. Acute scrotale pijn vereist snelle urologische raadpleging omwille van het
risico op:
A) Epididymitis
B) Testiskanker
C) Torsio testis
D) Hydrocoele
6. Wat is de breedste term die gebruikt wordt voor afwijkingen in het plassen, ter
vervanging van het vroegere 'prostatisme'?:
A) Dysurie
B) Strangurie
C) LUTS (Lower Urinary Tract Symptoms)
D) Pollakisurie
1
,7. Nycturie wordt gedefinieerd als:
A) Vaak plassen
B) Moeilijk kunnen starten met plassen
C) 's Nachts opstaan om te plassen
D) Onwillekeurig urineverlies
8. Pollakisurie (vaak plassen) wordt vaak veroorzaakt door:
A) Nierinsufficiëntie
B) Irritatie van de blaas of neurogene overprikkeling
C) Polyurie
D) Stressincontinentie
9. Welke van de volgende symptomen valt onder de omschrijving 'moeilijke
mictie' of Dysurie?
A) Urgentie
B) Hematurie
C) Straalzwakte
D) Pyurie
10.Wat betekent pneumaturie?
A) Lucht plassen
B) Bloed plassen
C) Pijn bij het plassen
D) Vaak plassen
11.Retrograde ejaculatie wordt beschreven als:
A) Geen ejaculaat
B) Bloed in het ejaculaat
C) Normaal antegraad ejaculaat dat terug wordt geperst in de blaas
D) Te snelle ejaculatie
12.Volgens de WHO definitie is urinaire incontinentie gedefinieerd als:
A) Onwillekeurig verlies van urine, één keer per maand
B) Elk onwillekeurig verlies van urine, ongeacht frequentie
C) Onwillekeurig verlies van urine, twee of meer keren per maand
D) Ongewild urineverlies enkel tijdens inspanning
13.Welk type urinaire incontinentie is geassocieerd met een overactieve blaas?
A) Stressincontinentie
B) Urge-incontinentie
C) Overloopincontinentie
D) Functionele incontinentie
14.Luchtbellen plassen (pneumaturie) kan wijzen op:
A) Een ongecompliceerde urineweginfectie
B) Een fistel tussen de urinewegen en de darm
C) Aanwezigheid van nierstenen
2
, D) Een neurogene blaas
15.Een IPSS (International Prostate Symptom Score) score van 10 duidt volgens
de gegeven schaal op:
A) Géén - lichte klachten
B) Matige - milde klachten
C) Ernstige klachten
D) Zeer ernstige klachten
16.Pijn ter hoogte van de prostaat of het perineum is vaak geassocieerd met:
A) Nierkoliek
B) Cystitis
C) Prostatitis
D) Urethritis
17.Bij macroscopische hematurie (zichtbaar bloed in de urine) is het belangrijk
om altijd verder onderzoek te doen, met name omdat het kan wijzen op:
A) Stress
B) Een tumor
C) Enkel een ongecompliceerde infectie
D) Een normale variatie
18.Welk eenvoudig aanvullend onderzoek wordt als "zeer belangrijk" en "meest
vergeten" beschreven bij urolithiasis?
A) CT scan
B) Echografie
C) Urine sediment
D) Urine kweek
19.Wat is een belangrijk doel van rectaal onderzoek in de urologie bij mannen?
A) Evaluatie van de blaasvulling
B) Evaluatie van de prostaat
C) Inspectie van de externe genitalia
D) Evaluatie van de nierloges op slagpijn
20.Overloopincontinentie wordt vaak geassocieerd met:
A) Sterke aandrang
B) Inspanning
C) Urineretentie
D) Een neurogene oorzaak met reflexincontinentie
21.Pyurie (troebele urine door leukocyturie) wijst meestal op:
A) Hematurie
B) Een infectie
C) Aanwezigheid van nierstenen
D) Een glomerulaire aandoening
22.Paruresis wordt omschreven als:
3
, A) Bedplassen
B) Niet kunnen plassen in aanwezigheid van anderen
C) Nadruppelen na de mictie
D) Een verhoogd PSA
23.Oligurie betekent:
A) Overmatige urineproductie
B) Te weinig urineproductie
C) Vaak plassen
D) Bloed in de urine
24.Polyurie, overmatige urineproductie, is meestal een symptoom van:
A) Een urineweginfectie
B) Een neurogene blaas
C) Een cardiaal of metabool probleem
D) Obstructie van de urinewegen
25.Welk aanvullend onderzoek wordt bij moeilijke mictie expliciet genoemd als
nuttig voor het bepalen van post-mictie residu?
A) Cystoscopie
B) Echografie
C) Urethrografie
D) PSA test
4
stelsel: Urologie
Hoofdstuk 1: semiologie
1. Koorts met hoge pieken bij een acute infectie van de urinewegen kan wijzen
op een ernstige aandoening zoals:
A) Bacteriële cystitis
B) Urinaire tuberculose
C) Pyelonefritis
D) Ongecompliceerde urethritis
2. Eetlustverlies en vermagering bij urologische aandoeningen kunnen een
symptoom zijn van:
A) Acute bacteriële cystitis
B) Chronische infectie of nierinsufficiëntie
C) Een kleine, ongecompliceerde niercyste
D) Een acute nierkoliek
3. Pijn die typisch hoog abdominaal of in de flank gelokaliseerd is, kan een
gevolg zijn van:
A) Urineretentie (globus vesicalis)
B) Prostatitis
C) Nierkoliek
D) Epididymitis
4. Laag abdominale of suprapubische pijn is suggestief voor:
A) Nierkoliek
B) Torsio testis
C) Urineretentie
D) Pyelonefritis
5. Acute scrotale pijn vereist snelle urologische raadpleging omwille van het
risico op:
A) Epididymitis
B) Testiskanker
C) Torsio testis
D) Hydrocoele
6. Wat is de breedste term die gebruikt wordt voor afwijkingen in het plassen, ter
vervanging van het vroegere 'prostatisme'?:
A) Dysurie
B) Strangurie
C) LUTS (Lower Urinary Tract Symptoms)
D) Pollakisurie
1
,7. Nycturie wordt gedefinieerd als:
A) Vaak plassen
B) Moeilijk kunnen starten met plassen
C) 's Nachts opstaan om te plassen
D) Onwillekeurig urineverlies
8. Pollakisurie (vaak plassen) wordt vaak veroorzaakt door:
A) Nierinsufficiëntie
B) Irritatie van de blaas of neurogene overprikkeling
C) Polyurie
D) Stressincontinentie
9. Welke van de volgende symptomen valt onder de omschrijving 'moeilijke
mictie' of Dysurie?
A) Urgentie
B) Hematurie
C) Straalzwakte
D) Pyurie
10.Wat betekent pneumaturie?
A) Lucht plassen
B) Bloed plassen
C) Pijn bij het plassen
D) Vaak plassen
11.Retrograde ejaculatie wordt beschreven als:
A) Geen ejaculaat
B) Bloed in het ejaculaat
C) Normaal antegraad ejaculaat dat terug wordt geperst in de blaas
D) Te snelle ejaculatie
12.Volgens de WHO definitie is urinaire incontinentie gedefinieerd als:
A) Onwillekeurig verlies van urine, één keer per maand
B) Elk onwillekeurig verlies van urine, ongeacht frequentie
C) Onwillekeurig verlies van urine, twee of meer keren per maand
D) Ongewild urineverlies enkel tijdens inspanning
13.Welk type urinaire incontinentie is geassocieerd met een overactieve blaas?
A) Stressincontinentie
B) Urge-incontinentie
C) Overloopincontinentie
D) Functionele incontinentie
14.Luchtbellen plassen (pneumaturie) kan wijzen op:
A) Een ongecompliceerde urineweginfectie
B) Een fistel tussen de urinewegen en de darm
C) Aanwezigheid van nierstenen
2
, D) Een neurogene blaas
15.Een IPSS (International Prostate Symptom Score) score van 10 duidt volgens
de gegeven schaal op:
A) Géén - lichte klachten
B) Matige - milde klachten
C) Ernstige klachten
D) Zeer ernstige klachten
16.Pijn ter hoogte van de prostaat of het perineum is vaak geassocieerd met:
A) Nierkoliek
B) Cystitis
C) Prostatitis
D) Urethritis
17.Bij macroscopische hematurie (zichtbaar bloed in de urine) is het belangrijk
om altijd verder onderzoek te doen, met name omdat het kan wijzen op:
A) Stress
B) Een tumor
C) Enkel een ongecompliceerde infectie
D) Een normale variatie
18.Welk eenvoudig aanvullend onderzoek wordt als "zeer belangrijk" en "meest
vergeten" beschreven bij urolithiasis?
A) CT scan
B) Echografie
C) Urine sediment
D) Urine kweek
19.Wat is een belangrijk doel van rectaal onderzoek in de urologie bij mannen?
A) Evaluatie van de blaasvulling
B) Evaluatie van de prostaat
C) Inspectie van de externe genitalia
D) Evaluatie van de nierloges op slagpijn
20.Overloopincontinentie wordt vaak geassocieerd met:
A) Sterke aandrang
B) Inspanning
C) Urineretentie
D) Een neurogene oorzaak met reflexincontinentie
21.Pyurie (troebele urine door leukocyturie) wijst meestal op:
A) Hematurie
B) Een infectie
C) Aanwezigheid van nierstenen
D) Een glomerulaire aandoening
22.Paruresis wordt omschreven als:
3
, A) Bedplassen
B) Niet kunnen plassen in aanwezigheid van anderen
C) Nadruppelen na de mictie
D) Een verhoogd PSA
23.Oligurie betekent:
A) Overmatige urineproductie
B) Te weinig urineproductie
C) Vaak plassen
D) Bloed in de urine
24.Polyurie, overmatige urineproductie, is meestal een symptoom van:
A) Een urineweginfectie
B) Een neurogene blaas
C) Een cardiaal of metabool probleem
D) Obstructie van de urinewegen
25.Welk aanvullend onderzoek wordt bij moeilijke mictie expliciet genoemd als
nuttig voor het bepalen van post-mictie residu?
A) Cystoscopie
B) Echografie
C) Urethrografie
D) PSA test
4
