Sociaal-economische kaders
Deel 4: Over het slijk der aarde
Hoofdstuk 13: Inflatie
- Definiëren als een algemene prijsstijging met min of meer langdurig karakter
o Goederen worden duurder om te kopen
o Geld minder waard wordt: we kunnen immers minder mee kopen
- Deflatie = algemene prijsdaling met een min of meer langdurig karakter
o Deflatie = negatieve inflatie
o = daling van het algemeen prijsniveau
o Investeerders zullen grote investeringen uitstellen omdat zij een toekomstige
prijsdaling verwachten.
o Reële waarde van schulden zal automatisch toenemen: negatieve werking op de
aggregatieve vraag
- Inflatie = aanhoudende stijging van het algemene prijspeil.
- Procentuele toename van het algemeen prijsniveau in de tijd.
- Dynamische economie: de prijzen van goederen en diensten kennen een verschillend
verloop.
- Het gaat echter niet om de prijs van een welbepaald goed, maar wel om het algemeen
prijsniveau.
- = meetinstrument van inflatie
1. GEVOLGEN VAN INFLATIE
Zie voorbeelden pagina 220
- Minder koopkracht
- Daling van de waarde van het spaargeld
- Zwaardere progressieve belastingen bij niet-indexering belastingschalen en indexering lonen
- Schuld wordt minder zwaar
- Ontmoediging investeerders
1
, Sociaal-economische kaders
- Inflatie is ongewenst
o = herverdeling van inkomens en vermogens – geen gevolg van een bewust beleid van
de overheid
- Inflatie tast de functie van geld als bewaarmiddel van koopkracht aan
o = inflatie maakt andere activa die meer waardevast zijn immers meer attractief vb.
Huizen, gronden
- Verstoring van de relatieve prijzen tussen verschillende goederen zonder dat dit
weerspiegeling vormt van onderliggende veranderingen van vraag en aanbod vb.
grondstoffen
2. OORZAKEN VAN INFLATIE
- 1e vorm : bestedingsinflatie (synoniem: kopersinflatie en demand-pullinflatie) ~ vraaginflatie
o Oorzaak in het feit dat vraag groter is dan
aanbod
o Aanbod kan vraag niet volgen en prijzen
zullen stijgen
o Tegenkomen in bijzondere situaties als
bevolking bepaalde producten gaat
hamsteren waardoor vraag plotseling stijgt
o Normale omstandigheden: inflatie opduiken als mensen veel krediet gaan kopen en
dus geld uitgeven dat ze nog niet hebben verdiend
o Theorie van economische kringloop: tegenover bepaald inkomen staat een bepaalde
productie
o Macro-economisch vlak = meer uitgeven dan verdiend is dat er meer gekocht wordt
dan er geproduceerd is, stijging van prijzen als gevolg
o Bevolking zal meer op krediet gaan kopen als ze optimistisch is over haar financiële
toekomst
o Overheid kan via haar monetaire, economische en fiscale beleid kredietverlening
stimuleren of tegenwerken
e
- 2 oorzaak: kosteninflatie (Synoniem = cost-pushinflatie)
o De kosteninflatie ontstaat op basis van kostenelementen van het productieproces.
2
Deel 4: Over het slijk der aarde
Hoofdstuk 13: Inflatie
- Definiëren als een algemene prijsstijging met min of meer langdurig karakter
o Goederen worden duurder om te kopen
o Geld minder waard wordt: we kunnen immers minder mee kopen
- Deflatie = algemene prijsdaling met een min of meer langdurig karakter
o Deflatie = negatieve inflatie
o = daling van het algemeen prijsniveau
o Investeerders zullen grote investeringen uitstellen omdat zij een toekomstige
prijsdaling verwachten.
o Reële waarde van schulden zal automatisch toenemen: negatieve werking op de
aggregatieve vraag
- Inflatie = aanhoudende stijging van het algemene prijspeil.
- Procentuele toename van het algemeen prijsniveau in de tijd.
- Dynamische economie: de prijzen van goederen en diensten kennen een verschillend
verloop.
- Het gaat echter niet om de prijs van een welbepaald goed, maar wel om het algemeen
prijsniveau.
- = meetinstrument van inflatie
1. GEVOLGEN VAN INFLATIE
Zie voorbeelden pagina 220
- Minder koopkracht
- Daling van de waarde van het spaargeld
- Zwaardere progressieve belastingen bij niet-indexering belastingschalen en indexering lonen
- Schuld wordt minder zwaar
- Ontmoediging investeerders
1
, Sociaal-economische kaders
- Inflatie is ongewenst
o = herverdeling van inkomens en vermogens – geen gevolg van een bewust beleid van
de overheid
- Inflatie tast de functie van geld als bewaarmiddel van koopkracht aan
o = inflatie maakt andere activa die meer waardevast zijn immers meer attractief vb.
Huizen, gronden
- Verstoring van de relatieve prijzen tussen verschillende goederen zonder dat dit
weerspiegeling vormt van onderliggende veranderingen van vraag en aanbod vb.
grondstoffen
2. OORZAKEN VAN INFLATIE
- 1e vorm : bestedingsinflatie (synoniem: kopersinflatie en demand-pullinflatie) ~ vraaginflatie
o Oorzaak in het feit dat vraag groter is dan
aanbod
o Aanbod kan vraag niet volgen en prijzen
zullen stijgen
o Tegenkomen in bijzondere situaties als
bevolking bepaalde producten gaat
hamsteren waardoor vraag plotseling stijgt
o Normale omstandigheden: inflatie opduiken als mensen veel krediet gaan kopen en
dus geld uitgeven dat ze nog niet hebben verdiend
o Theorie van economische kringloop: tegenover bepaald inkomen staat een bepaalde
productie
o Macro-economisch vlak = meer uitgeven dan verdiend is dat er meer gekocht wordt
dan er geproduceerd is, stijging van prijzen als gevolg
o Bevolking zal meer op krediet gaan kopen als ze optimistisch is over haar financiële
toekomst
o Overheid kan via haar monetaire, economische en fiscale beleid kredietverlening
stimuleren of tegenwerken
e
- 2 oorzaak: kosteninflatie (Synoniem = cost-pushinflatie)
o De kosteninflatie ontstaat op basis van kostenelementen van het productieproces.
2