Historische en actuele
perspectieven
Hoofdstuk 3: Feodale betrekkingen,
christelijke caritas en de gilden (500 –
1500) Sociaal werk in de Middeleeuwen
De Frankische tijd
Feodaliteit en stedelijke gildewezen van nieuwigheden zijn uitzicht van sociaal
werk gaan inkleuren
Lezen (p. 49 – 51)
Het middeleeuwse driestandenmodel
Alledaagse leven opgedeeld in drie standen (geboorte): adel, geestelijkheid,
derde stand = werkende stand (boeren, ambachtsmannen…)
ongelijkheid, sociale stratificatie
De Middeleeuwse standenstaat
“Gods huis is drievoudig, sommigen vechten, sommigen bidden, weer anderen
werkten. Het was de tijd van de koning die oorlog voerde tegen andere koningen,
van de heer en de ridder die vochten voor de koning. Het was de tijd van de
monnik die bad tot God en van de horige, die werkte voor de heer (Kratsborn,
2005, p. 61).”
1. Zij die bidden: geestelijkheid = clerus
a. Vervullen van religieuze plicht
b. Beheer en bestuur van bezittingen zoals kloosters, gasthuizen en
kerken
c. Onder leiding van de paus
1
, d. Lezen en schrijven belangrijkste bestuurlijke en rechterlijke
functies aan koninklijk hof
e. Later een competitie tussen geestelijken en wereldlijke macht
verliezer = kerk ondergeschikt aan wereldlijke macht
2. Zij die strijden: adel = ruiters en ridders
a. Oorlog voeren en intact houden van familie door goede huwelijken
te sluiten
b. Overwegend edellieden
c. Vrouw maatschappelijk gezien zo goed als niet in te brengen
d. Vrouw onder voogdij van man geen openbaar ambt bekleden
e. Ongelijkheid tussen man en vrouw kleiner in lagere sociaal-
economische klassen
f. Opkomst van zorgsector verbeterd de positie van de vrouw in de
maatschappij
3. Zij die werken = boeren en slaven (op het platteland) & ambachtslui (in
de stad)
a. Onvrije boeren = aan grond gebonden
i. Niet worden verkocht
ii. Juridisch handelingsbekwaam
De standen bepaalde de rechten, plichten, hoe rijk ze waren, of ze konden gaan
stemmen of niet…
Standenonderscheid? Geen probleem!
'Vanaf het prille begin van de christelijke kerk was er een
aanvaarding van de gevestigde orde. Dit was ongetwijfeld te wijten
aan de hoop op een spoedige wederkomst van de Heer en het gevoel
dat onrecht in deze wereld er weinig toe deed, omdat het
spoedig zou worden rechtgezet in het volgende leven. Daarom
nam de Kerk het niet op zich om het instituut van de menselijke
slavernij te vernietigen. In plaats daarvan adviseerde het de slaven …
om goed gebruik te maken van hun roeping als slaven (…) het idee
dat de sociale orde aan verandering onderhevig was, kwam
2
perspectieven
Hoofdstuk 3: Feodale betrekkingen,
christelijke caritas en de gilden (500 –
1500) Sociaal werk in de Middeleeuwen
De Frankische tijd
Feodaliteit en stedelijke gildewezen van nieuwigheden zijn uitzicht van sociaal
werk gaan inkleuren
Lezen (p. 49 – 51)
Het middeleeuwse driestandenmodel
Alledaagse leven opgedeeld in drie standen (geboorte): adel, geestelijkheid,
derde stand = werkende stand (boeren, ambachtsmannen…)
ongelijkheid, sociale stratificatie
De Middeleeuwse standenstaat
“Gods huis is drievoudig, sommigen vechten, sommigen bidden, weer anderen
werkten. Het was de tijd van de koning die oorlog voerde tegen andere koningen,
van de heer en de ridder die vochten voor de koning. Het was de tijd van de
monnik die bad tot God en van de horige, die werkte voor de heer (Kratsborn,
2005, p. 61).”
1. Zij die bidden: geestelijkheid = clerus
a. Vervullen van religieuze plicht
b. Beheer en bestuur van bezittingen zoals kloosters, gasthuizen en
kerken
c. Onder leiding van de paus
1
, d. Lezen en schrijven belangrijkste bestuurlijke en rechterlijke
functies aan koninklijk hof
e. Later een competitie tussen geestelijken en wereldlijke macht
verliezer = kerk ondergeschikt aan wereldlijke macht
2. Zij die strijden: adel = ruiters en ridders
a. Oorlog voeren en intact houden van familie door goede huwelijken
te sluiten
b. Overwegend edellieden
c. Vrouw maatschappelijk gezien zo goed als niet in te brengen
d. Vrouw onder voogdij van man geen openbaar ambt bekleden
e. Ongelijkheid tussen man en vrouw kleiner in lagere sociaal-
economische klassen
f. Opkomst van zorgsector verbeterd de positie van de vrouw in de
maatschappij
3. Zij die werken = boeren en slaven (op het platteland) & ambachtslui (in
de stad)
a. Onvrije boeren = aan grond gebonden
i. Niet worden verkocht
ii. Juridisch handelingsbekwaam
De standen bepaalde de rechten, plichten, hoe rijk ze waren, of ze konden gaan
stemmen of niet…
Standenonderscheid? Geen probleem!
'Vanaf het prille begin van de christelijke kerk was er een
aanvaarding van de gevestigde orde. Dit was ongetwijfeld te wijten
aan de hoop op een spoedige wederkomst van de Heer en het gevoel
dat onrecht in deze wereld er weinig toe deed, omdat het
spoedig zou worden rechtgezet in het volgende leven. Daarom
nam de Kerk het niet op zich om het instituut van de menselijke
slavernij te vernietigen. In plaats daarvan adviseerde het de slaven …
om goed gebruik te maken van hun roeping als slaven (…) het idee
dat de sociale orde aan verandering onderhevig was, kwam
2