SPRAAK EN TAAL: ASSESSMENT &
THERAPIE 2
1. SPRAAKKLANKSTOORNISSEN EN TAALONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
BEHANDELEN BIJ DE KLEUTER
1.1 THERAPIE GERICHT OP SPRAAKKLANKEN (SPRAAK EN TAALVORM)
1.1.1 THERAPIE GERICHT OP FONOLOGIE
ALGEMEEN
FONOLOGISCHE STOORNISSEN?
Onvoldoende betekenisonderscheid aangeven met woorden (bv. p en b)
Onvoldoende kennis fonotactische regels (bv. /ng/ kan niet initiaal in woorden)
! DIFFERENTIAALDIAGNOSE: FONETISCH – FONOLOGISCH
Consistente fonologische stoornis
o Hodson en Paden / Metaphon
Inconsistente fonologische stoornis
o Core vocabulary therapy
SOD
o Core vocabulary therapy
o stimulability-training
o inoefenen van klanken en syllaben (Dyspraxieprogramma)
STAT3: waar het motorisch plan gemaakt wordt
Fonologische SKS Zit in spraakproductiemodel Levelt bij: fonologisch encoderen
FONOLOGISCHE THERAPIE
Lexicon
o Betekenisonderscheidende functie v klanken: contrasten leren
Bv. onderscheid voor (t/aart) – achter (k/aart)
o Fonotactische regels
Bv. /bw/ is geen bestaande cluster
Fonologische representaties breiden langzaamaan uit, naarmate een kind
meer contrasten en fonotactische regels leert
FONOLOGIE EN ANDERE TAALPROBLEMEN
Andere taalproblemen kunnen de doelstellingen vr fonologische therapie mede bepalen
Kids met TOS zijn selectief ih gebruik v woorden en vermijden woorden waarin klanken voorkomen
die voor hen lastig zijn doordat ze (nog) niet voorkomen in hun foneemrepertoire => !! dat de
fonologie en de woordenschat gelijktijdig worden uitgebreid
FONOLOGIE – SEMANTIEK
Zeer beperkt foneemrepertoire problemen id woordenschat
Bij woordenschattherapie rekening houden met de fonologische vaardigheden vh kind
Woorden kiezen met de juiste woordvorm!
Fonologisch doel (bv. produceren vd eindconsonant) moet id woorden worden uitgelokt,
maar met fonemen die het kind wel al beheerst in andere posities
,FONOLOGIE – MORFOSYNTAXIS
Bv. medeklinkerclusters bij vervoegen v werkwoorden: kind zegt ‘hij lees’ ipv ‘hij leest’
nagaan aan wat het probleem ligt
Bv. toevoegen vd uitgang bij verkleinwoorden complexe medeklinkerclusters die kids
zullen vermijden
Bv. problemen met de verwerving vd fricatief /g/ kunnen leiden tot problemen bij de
productie v voltooid deelwoorden (gelezen wordt elezen)
FONOLOGIE – PRAGMATIEK
Slechte verstaanbaarheid als gevolg ve fonologische stoornis kan ontwikkeling v
pragmatische vaardigheden beïnvloeden
Niet goed begrepen worden kan leiden tot het onvoldoende ontwikkelen v
communicatieve functies of conversatievaardigheden
Behandelplan vr de fonologie moet ingebed worden in een breder plan dat versch aspecten vd
taalontwikkeling beslaat
ARTICULATIE EN AUDITIEVE WAARNEMING
Voorwaarden fonologische behandeling: voldoende articulatorische vaardigheden en
voldoende auditieve waarneming
o Voordat geconcludeerd kan worden dat een klankverandering of – weglating
optreedt agv beperkingen ih fonologisch systeem, moet vastgesteld worden of
het kind de klank eig wel kan produceren en waarnemen
o Minimale contrastverschillen tssn klanken moeten voldoende auditief kunnen
waargenomen worden en gehoor moet optimaal zijn
SELECTEREN V FONOLOGISCHE BEHANDELDOELEN
Bij selecteren v behandeldoelen spelen versch aspecten een rol:
Normale verwervingsvolgorde
o Start: klank of klanken uit de volgende ontwikkelingsfase (of klanken die nog niet
verworven zijn uit eerdere fasen)
o Beers – Schaerlaekens: zie kenmerken kleuter
o Uit onderzoek blijkt: selecteren v later verworven klanken als behandeldoel leidt
tot een snellere vooruitgang in fonologische ontwikkeling dan het selecteren v
klanken die vroeger voorkomen id normale ontwikkeling
Stimuleerbaarheid
o Nog niet verworven klank kan geselecteerd worden als behandeldoel als deze
wel stimuleerbaar is
o Klank is stimuleerbaar als het kind deze kan imiteren of produceren adhv
auditieve, sensorische of visuele cue of mondelinge instructie
Frequentie
o Hoe frequenter een proces voorkomt, hoe meer invloed dit zal hebben op de
spraakverstaanbaarheid
Zichtbaarheid
o De mate waarin de manier of plaats v articulatie zichtbaar is, kan rol spelen bij
selecteren v behandeldoel
o Goed zichtbare klanken: bv. (bi)labiale en dentale klanken en de klanken waarbij
lipspreiding of – ronding voorkomt
(In)consistent voorkomen
o Kids kunnen variëren id mate waarin klankvervangingen en deleties voorkomen
o Sommige klanken worden regelmatig (consistent) vervangen/weggelaten,
andere klanken soms wel en soms niet (in – consistent)
, o Consistente fouten: probleem met ontwikkeling vh fonologisch systeem
kunnen worden behandeld met behulp v fonologische therapie
o Inconsistente fouten: het gevolg v problemen op een lager niveau vd
spraakketen (fonologische planning) kunnen beter worden behandeld volgens
de core vocabulary therapie
FONOLOGISCH GEORIËNTEERDE INTERVENTIE BEVAT 3 KARAKTERISTIEKEN :
1. Gebaseerd op systematisch karakter van fonologie
Bv. alle stemhebbende klanken worden verstemloosd
2. Conceptuele activiteiten waarbij doel is spraakklanken te leren gebruiken op een
betekenisvolle contrastieve manier
3. Generalisatie als ultieme doel (doel is niet om de klank correct te doen maar correct
in de spontane spraak)
DRIE THERAPIEDOELSTELLINGEN
Eliminatie van de instabiliteit in de spraak
Homoniemen elimineren
Opbouwen van contrasten binnen het systeem van het kind
niet gericht op productie van afzonderlijke fonemen
gericht op verminderen van de frequentie van voorkomen van afwijkende of persisterende
fonologische processen
verbeteren van de fonologische kennis van de cliënt
DRIE ONDERLIGGENDE BASISPRINCIPES
1. Spraakklanken met gelijke patronen of fouten vormen het doel, focus op modificeren
van een groep van spraakklanken
2. Tot dan geneutraliseerde fonologische contrasten worden opgebouwd, nadruk ligt op
fonologische contrasten
3. De communicatieve context wordt benadrukt
Einddoel in termen v spraakverstaanbaarheid (en niet percentage correct)
FONOLOGISCHE GEORIËNTEERDE BENADERINGEN
MINIMALE PAREN – BEHANDELING EN VARIANTEN
= het aanbieden van woorden die onderling verschillen ob één foneem,
leidend tot een betekenisverschil
vooral onderscheid stemhebbend – stemloos / fricatief – stopklank
VIER STAPPEN
1. Introductie van paren op basis van prenten of objecten
2. Identificeren van door de therapeut genoemde paren/objecten
3. Rollen worden omgedraaid: kind benoemt de prenten/objecten
4. Kind wordt beloond bij selectie van een correcte stimulus of krijgt de kans de niet
accurate productie van een spraakklank te herstellen
Ferrier & Davis, Weiner, Young
Benadering wordt vaak geassocieerd met ‘fonologische interventie’ omdat het de aandacht vestigt op
de semantische verwarring die veroorzaakt wordt doordat het kind homoniemenparen produceert
VIER STAPPEN
1. Perceptie (optioneel)
, De therapeut selecteert prenten en biedt deze aan de patiënt aan met als doel het
gebruik ervan tijdens de therapie te stimuleren
2. Productie (optioneel)
De therapeut onderzoekt de fonetische productievaardigheden vd patiënt en leert
hem de articulatieplaats vd bedoelde spraakklanken
3. Minimale paren
Door de therapeut worden minimale paren (gekozen ifv de typische foutieve
productie door het kind en vd doelproductie) aangeboden. De patiënt dient deze te
produceren
4. Minimale paren in context
De minimale paren worden geïncorporeerd in contextueel oefenmateriaal (vaak door
gebruik te maken v stereotiepe ondersteunende zinnen)
MULTIPLE OPPOSITIES
Ernstige fonologische stoornissen, kdn die een foneem hanteren voor meerdere
fonemen
Simultaan minimale woordparen creëren, simultaan contrasteren
Bv. boot – bloot, boot – brood, boot-boos, boot-boor
4 fasen:
o Introductie: therapeut brengt contrast aan tssn wat het kind doet en wat het
werkelijk zou moeten doen, daarna wordt de noodzakelijke woordenschat
aangebracht, levert de therapeut een imitatief model v contrastieve paren en
vraagt de patiënt de woordparen te produceren
o Productie: therapeut benoemt prenten v woordparen en patiënt oefent deze
zowel imitatief als spontaan (interactief spel)
o Spontaan gebruik: correcte productie vd contrasten kan door de patiënt
spontaan gebruikt worden wordt verder ondersteund door verschillende
spelletjes en technieken
o Conversatie
MAXIMALE OPPOSITIE
Doel: klanksysteem uitbreiden
Woordpaar met maximaal contrasterende spraakklanken (bv. bok – sok)
Benadering berust op 2 begrippen:
o Non major class features: verwijzen naar stem, articulatieplaats en
articulatiewijze
o Major class features: onderscheid in basisgroepen en verwijzen naar vocalen vs
consonanten ; consonanten vs glijders; sonoranten vs obstruenten
Deze drie opposities vormen de basis voor volgende 3 features:
o Syllabisch: spraakklanken geproduceerd met veel energie binnen een syllabe
(vocalen)
o Consonantisch: enige constricitie of volledige blokkering vd luchtweg
(stopklanken, fricatieven, affricatieven, liquidae, nasalen)
o Sonorant: luchtweg beperkt de klankenergie niet om te ontsnappen via de nasale
dan wel de orale caviteit (liquidae, nasalen, vocalen, glijders)
Vormen de basis voor wat de ‘complexiteitsmatrix’ genoemd wordt
THERAPIE 2
1. SPRAAKKLANKSTOORNISSEN EN TAALONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
BEHANDELEN BIJ DE KLEUTER
1.1 THERAPIE GERICHT OP SPRAAKKLANKEN (SPRAAK EN TAALVORM)
1.1.1 THERAPIE GERICHT OP FONOLOGIE
ALGEMEEN
FONOLOGISCHE STOORNISSEN?
Onvoldoende betekenisonderscheid aangeven met woorden (bv. p en b)
Onvoldoende kennis fonotactische regels (bv. /ng/ kan niet initiaal in woorden)
! DIFFERENTIAALDIAGNOSE: FONETISCH – FONOLOGISCH
Consistente fonologische stoornis
o Hodson en Paden / Metaphon
Inconsistente fonologische stoornis
o Core vocabulary therapy
SOD
o Core vocabulary therapy
o stimulability-training
o inoefenen van klanken en syllaben (Dyspraxieprogramma)
STAT3: waar het motorisch plan gemaakt wordt
Fonologische SKS Zit in spraakproductiemodel Levelt bij: fonologisch encoderen
FONOLOGISCHE THERAPIE
Lexicon
o Betekenisonderscheidende functie v klanken: contrasten leren
Bv. onderscheid voor (t/aart) – achter (k/aart)
o Fonotactische regels
Bv. /bw/ is geen bestaande cluster
Fonologische representaties breiden langzaamaan uit, naarmate een kind
meer contrasten en fonotactische regels leert
FONOLOGIE EN ANDERE TAALPROBLEMEN
Andere taalproblemen kunnen de doelstellingen vr fonologische therapie mede bepalen
Kids met TOS zijn selectief ih gebruik v woorden en vermijden woorden waarin klanken voorkomen
die voor hen lastig zijn doordat ze (nog) niet voorkomen in hun foneemrepertoire => !! dat de
fonologie en de woordenschat gelijktijdig worden uitgebreid
FONOLOGIE – SEMANTIEK
Zeer beperkt foneemrepertoire problemen id woordenschat
Bij woordenschattherapie rekening houden met de fonologische vaardigheden vh kind
Woorden kiezen met de juiste woordvorm!
Fonologisch doel (bv. produceren vd eindconsonant) moet id woorden worden uitgelokt,
maar met fonemen die het kind wel al beheerst in andere posities
,FONOLOGIE – MORFOSYNTAXIS
Bv. medeklinkerclusters bij vervoegen v werkwoorden: kind zegt ‘hij lees’ ipv ‘hij leest’
nagaan aan wat het probleem ligt
Bv. toevoegen vd uitgang bij verkleinwoorden complexe medeklinkerclusters die kids
zullen vermijden
Bv. problemen met de verwerving vd fricatief /g/ kunnen leiden tot problemen bij de
productie v voltooid deelwoorden (gelezen wordt elezen)
FONOLOGIE – PRAGMATIEK
Slechte verstaanbaarheid als gevolg ve fonologische stoornis kan ontwikkeling v
pragmatische vaardigheden beïnvloeden
Niet goed begrepen worden kan leiden tot het onvoldoende ontwikkelen v
communicatieve functies of conversatievaardigheden
Behandelplan vr de fonologie moet ingebed worden in een breder plan dat versch aspecten vd
taalontwikkeling beslaat
ARTICULATIE EN AUDITIEVE WAARNEMING
Voorwaarden fonologische behandeling: voldoende articulatorische vaardigheden en
voldoende auditieve waarneming
o Voordat geconcludeerd kan worden dat een klankverandering of – weglating
optreedt agv beperkingen ih fonologisch systeem, moet vastgesteld worden of
het kind de klank eig wel kan produceren en waarnemen
o Minimale contrastverschillen tssn klanken moeten voldoende auditief kunnen
waargenomen worden en gehoor moet optimaal zijn
SELECTEREN V FONOLOGISCHE BEHANDELDOELEN
Bij selecteren v behandeldoelen spelen versch aspecten een rol:
Normale verwervingsvolgorde
o Start: klank of klanken uit de volgende ontwikkelingsfase (of klanken die nog niet
verworven zijn uit eerdere fasen)
o Beers – Schaerlaekens: zie kenmerken kleuter
o Uit onderzoek blijkt: selecteren v later verworven klanken als behandeldoel leidt
tot een snellere vooruitgang in fonologische ontwikkeling dan het selecteren v
klanken die vroeger voorkomen id normale ontwikkeling
Stimuleerbaarheid
o Nog niet verworven klank kan geselecteerd worden als behandeldoel als deze
wel stimuleerbaar is
o Klank is stimuleerbaar als het kind deze kan imiteren of produceren adhv
auditieve, sensorische of visuele cue of mondelinge instructie
Frequentie
o Hoe frequenter een proces voorkomt, hoe meer invloed dit zal hebben op de
spraakverstaanbaarheid
Zichtbaarheid
o De mate waarin de manier of plaats v articulatie zichtbaar is, kan rol spelen bij
selecteren v behandeldoel
o Goed zichtbare klanken: bv. (bi)labiale en dentale klanken en de klanken waarbij
lipspreiding of – ronding voorkomt
(In)consistent voorkomen
o Kids kunnen variëren id mate waarin klankvervangingen en deleties voorkomen
o Sommige klanken worden regelmatig (consistent) vervangen/weggelaten,
andere klanken soms wel en soms niet (in – consistent)
, o Consistente fouten: probleem met ontwikkeling vh fonologisch systeem
kunnen worden behandeld met behulp v fonologische therapie
o Inconsistente fouten: het gevolg v problemen op een lager niveau vd
spraakketen (fonologische planning) kunnen beter worden behandeld volgens
de core vocabulary therapie
FONOLOGISCH GEORIËNTEERDE INTERVENTIE BEVAT 3 KARAKTERISTIEKEN :
1. Gebaseerd op systematisch karakter van fonologie
Bv. alle stemhebbende klanken worden verstemloosd
2. Conceptuele activiteiten waarbij doel is spraakklanken te leren gebruiken op een
betekenisvolle contrastieve manier
3. Generalisatie als ultieme doel (doel is niet om de klank correct te doen maar correct
in de spontane spraak)
DRIE THERAPIEDOELSTELLINGEN
Eliminatie van de instabiliteit in de spraak
Homoniemen elimineren
Opbouwen van contrasten binnen het systeem van het kind
niet gericht op productie van afzonderlijke fonemen
gericht op verminderen van de frequentie van voorkomen van afwijkende of persisterende
fonologische processen
verbeteren van de fonologische kennis van de cliënt
DRIE ONDERLIGGENDE BASISPRINCIPES
1. Spraakklanken met gelijke patronen of fouten vormen het doel, focus op modificeren
van een groep van spraakklanken
2. Tot dan geneutraliseerde fonologische contrasten worden opgebouwd, nadruk ligt op
fonologische contrasten
3. De communicatieve context wordt benadrukt
Einddoel in termen v spraakverstaanbaarheid (en niet percentage correct)
FONOLOGISCHE GEORIËNTEERDE BENADERINGEN
MINIMALE PAREN – BEHANDELING EN VARIANTEN
= het aanbieden van woorden die onderling verschillen ob één foneem,
leidend tot een betekenisverschil
vooral onderscheid stemhebbend – stemloos / fricatief – stopklank
VIER STAPPEN
1. Introductie van paren op basis van prenten of objecten
2. Identificeren van door de therapeut genoemde paren/objecten
3. Rollen worden omgedraaid: kind benoemt de prenten/objecten
4. Kind wordt beloond bij selectie van een correcte stimulus of krijgt de kans de niet
accurate productie van een spraakklank te herstellen
Ferrier & Davis, Weiner, Young
Benadering wordt vaak geassocieerd met ‘fonologische interventie’ omdat het de aandacht vestigt op
de semantische verwarring die veroorzaakt wordt doordat het kind homoniemenparen produceert
VIER STAPPEN
1. Perceptie (optioneel)
, De therapeut selecteert prenten en biedt deze aan de patiënt aan met als doel het
gebruik ervan tijdens de therapie te stimuleren
2. Productie (optioneel)
De therapeut onderzoekt de fonetische productievaardigheden vd patiënt en leert
hem de articulatieplaats vd bedoelde spraakklanken
3. Minimale paren
Door de therapeut worden minimale paren (gekozen ifv de typische foutieve
productie door het kind en vd doelproductie) aangeboden. De patiënt dient deze te
produceren
4. Minimale paren in context
De minimale paren worden geïncorporeerd in contextueel oefenmateriaal (vaak door
gebruik te maken v stereotiepe ondersteunende zinnen)
MULTIPLE OPPOSITIES
Ernstige fonologische stoornissen, kdn die een foneem hanteren voor meerdere
fonemen
Simultaan minimale woordparen creëren, simultaan contrasteren
Bv. boot – bloot, boot – brood, boot-boos, boot-boor
4 fasen:
o Introductie: therapeut brengt contrast aan tssn wat het kind doet en wat het
werkelijk zou moeten doen, daarna wordt de noodzakelijke woordenschat
aangebracht, levert de therapeut een imitatief model v contrastieve paren en
vraagt de patiënt de woordparen te produceren
o Productie: therapeut benoemt prenten v woordparen en patiënt oefent deze
zowel imitatief als spontaan (interactief spel)
o Spontaan gebruik: correcte productie vd contrasten kan door de patiënt
spontaan gebruikt worden wordt verder ondersteund door verschillende
spelletjes en technieken
o Conversatie
MAXIMALE OPPOSITIE
Doel: klanksysteem uitbreiden
Woordpaar met maximaal contrasterende spraakklanken (bv. bok – sok)
Benadering berust op 2 begrippen:
o Non major class features: verwijzen naar stem, articulatieplaats en
articulatiewijze
o Major class features: onderscheid in basisgroepen en verwijzen naar vocalen vs
consonanten ; consonanten vs glijders; sonoranten vs obstruenten
Deze drie opposities vormen de basis voor volgende 3 features:
o Syllabisch: spraakklanken geproduceerd met veel energie binnen een syllabe
(vocalen)
o Consonantisch: enige constricitie of volledige blokkering vd luchtweg
(stopklanken, fricatieven, affricatieven, liquidae, nasalen)
o Sonorant: luchtweg beperkt de klankenergie niet om te ontsnappen via de nasale
dan wel de orale caviteit (liquidae, nasalen, vocalen, glijders)
Vormen de basis voor wat de ‘complexiteitsmatrix’ genoemd wordt