Psychologie en Wetenschap
Hoofdstuk 1 introduction
psychology of science
Een schematisch overzicht van deze cursus. helpt om de relatie tussen de onderwerpen en mensen die in de
volgende hoofdstukken worden besproken, te begrijpen
1600: Francis Bacon Empirisch model van wetenschap. Hij introduceerde 'inductie' als een
methode. “Wetenschap is alleen het resultaat van observaties (feiten),
het organiseren van deze feiten en het gebruiken van inductie om
generalisaties of 'wetten' af te leiden ('spreadsheetmodel')”.
Bijvoorbeeld de gaswet (Boyle-Gay Lussac: Druk x volume /
temperatuur = constant). Gebaseerd op inductie van veel observaties,
netjes georganiseerd zodat de wet of generalisatie zichtbaar wordt.
1700: Empiristen (Locke, “Kennis wordt alleen verkregen door ervaring”.
Hume)
1850: Positivisme (Auguste “Wetenschap zou zich alleen moeten richten op 'positieve'
Comte) observaties: Geen metafysica (speculatie)”
1900: Positivisme (Ernst Mach) “Begin met observeerbare feiten. Geen metafysica (speculatie). Geen
theorieën of modellen (bijv. geen theorieën over atomen of
moleculen: niet waarneembaar). Echter, theorieën en (atomaire)
modellen werden rond 1900 steeds meer ontwikkeld in de
natuurkunde (bijv. relativiteitstheorie, kwantumfysica)”.
1920: Neo-positivisme of logisch “Theorieën en modellen kunnen worden gebruikt als ze volledig zijn
positivisme, Wiener Kreis afgeleid van logica en observatie”
(Wiener Kreis, Carnap,
Hempel, Neurath, Schlick)
, Hoofdstuk 6 Logic
psychology of science
Deductief redeneren en syllogismen (Categorische logica)
deductief redeneren: geeft een conclusie op basis van twee (of meer) premissen. Een premisse is een
stelling waarvan wordt aangenomen dat deze waar is. Dit betekent dat als de deductie valide is, de conclusie
ook waar is. Als de deductie geldig is en de premissen waar zijn, geeft de deductie een bewijs van de
conclusie.
belangrijk verschil!
een syllogisme is valide als de conclusie noodzakelijkerwijs volgt uit de premisen
een syllogisme is waar als het syllogisme valide is en alle premissen waar zijn
Voorbeeld van een syllogisme.
Aanneer uitspraken bevestigen of iets tot een categorie behoort of niet is het een categorische verklaring
(bv ‘alle’). Er zijn vier soorten categorische claims, twee daarvan algemeen, twee daarvan specifiek, twee
daarvan bevestigend, en twee daarvan negatief:
* AffIrmative – nEgO
Elke verklaring in het syllogisme is van de vorm: Onderwerp = Predikaat. Een predikaat is een
kenmerk dat wordt uitgedrukt (vermeld) over het onderwerp van de zin. Het predikaat (P) van de conclusie
wordt de major term genoemd. Het subject (S) van de conclusie wordt de minor term genoemd. De
middelste term functioneert dus in beide premissen, maar verschijnt niet in de conclusie. Toch speelt het een
cruciale rol in het syllogisme. In het bijzonder biedt het de verbinding in het syllogisme tussen het predikaat
van de conclusie, genomen uit de ene premisse, en het subject van de conclusie, genomen uit de andere
premisse (zie het voorbeeld van syllogisme).
In het Deductief-Nomologisch (D-N) model van verklaring (voorspelling) van LP (hoofdstuk 2, sectie
2.5.1) fungeert de eerste premisse als de generalisatie of 'wet'. De tweede premisse fungeert als de
beginvoorwaarde. De conclusie is een verklaring of voorspelling. De rol van de generalisatie ('wet') is om
het predikaat van de verklaring (voorspelling) te introduceren en de rol van de beginvoorwaarde is om het
onderwerp van de verklaring (voorspelling) te introduceren.
Venn-diagrammen en syllogismen (Categorische logica).
*voorbeeld Venn-diagram
Hoofdstuk 1 introduction
psychology of science
Een schematisch overzicht van deze cursus. helpt om de relatie tussen de onderwerpen en mensen die in de
volgende hoofdstukken worden besproken, te begrijpen
1600: Francis Bacon Empirisch model van wetenschap. Hij introduceerde 'inductie' als een
methode. “Wetenschap is alleen het resultaat van observaties (feiten),
het organiseren van deze feiten en het gebruiken van inductie om
generalisaties of 'wetten' af te leiden ('spreadsheetmodel')”.
Bijvoorbeeld de gaswet (Boyle-Gay Lussac: Druk x volume /
temperatuur = constant). Gebaseerd op inductie van veel observaties,
netjes georganiseerd zodat de wet of generalisatie zichtbaar wordt.
1700: Empiristen (Locke, “Kennis wordt alleen verkregen door ervaring”.
Hume)
1850: Positivisme (Auguste “Wetenschap zou zich alleen moeten richten op 'positieve'
Comte) observaties: Geen metafysica (speculatie)”
1900: Positivisme (Ernst Mach) “Begin met observeerbare feiten. Geen metafysica (speculatie). Geen
theorieën of modellen (bijv. geen theorieën over atomen of
moleculen: niet waarneembaar). Echter, theorieën en (atomaire)
modellen werden rond 1900 steeds meer ontwikkeld in de
natuurkunde (bijv. relativiteitstheorie, kwantumfysica)”.
1920: Neo-positivisme of logisch “Theorieën en modellen kunnen worden gebruikt als ze volledig zijn
positivisme, Wiener Kreis afgeleid van logica en observatie”
(Wiener Kreis, Carnap,
Hempel, Neurath, Schlick)
, Hoofdstuk 6 Logic
psychology of science
Deductief redeneren en syllogismen (Categorische logica)
deductief redeneren: geeft een conclusie op basis van twee (of meer) premissen. Een premisse is een
stelling waarvan wordt aangenomen dat deze waar is. Dit betekent dat als de deductie valide is, de conclusie
ook waar is. Als de deductie geldig is en de premissen waar zijn, geeft de deductie een bewijs van de
conclusie.
belangrijk verschil!
een syllogisme is valide als de conclusie noodzakelijkerwijs volgt uit de premisen
een syllogisme is waar als het syllogisme valide is en alle premissen waar zijn
Voorbeeld van een syllogisme.
Aanneer uitspraken bevestigen of iets tot een categorie behoort of niet is het een categorische verklaring
(bv ‘alle’). Er zijn vier soorten categorische claims, twee daarvan algemeen, twee daarvan specifiek, twee
daarvan bevestigend, en twee daarvan negatief:
* AffIrmative – nEgO
Elke verklaring in het syllogisme is van de vorm: Onderwerp = Predikaat. Een predikaat is een
kenmerk dat wordt uitgedrukt (vermeld) over het onderwerp van de zin. Het predikaat (P) van de conclusie
wordt de major term genoemd. Het subject (S) van de conclusie wordt de minor term genoemd. De
middelste term functioneert dus in beide premissen, maar verschijnt niet in de conclusie. Toch speelt het een
cruciale rol in het syllogisme. In het bijzonder biedt het de verbinding in het syllogisme tussen het predikaat
van de conclusie, genomen uit de ene premisse, en het subject van de conclusie, genomen uit de andere
premisse (zie het voorbeeld van syllogisme).
In het Deductief-Nomologisch (D-N) model van verklaring (voorspelling) van LP (hoofdstuk 2, sectie
2.5.1) fungeert de eerste premisse als de generalisatie of 'wet'. De tweede premisse fungeert als de
beginvoorwaarde. De conclusie is een verklaring of voorspelling. De rol van de generalisatie ('wet') is om
het predikaat van de verklaring (voorspelling) te introduceren en de rol van de beginvoorwaarde is om het
onderwerp van de verklaring (voorspelling) te introduceren.
Venn-diagrammen en syllogismen (Categorische logica).
*voorbeeld Venn-diagram