Ondernemingsrecht
DEEL 1: BEGINSELEN VAN ONDERNEMINGSRECHT
Hoofdstuk 1: van ‘handelsrecht’ naar ‘ondernemingsrecht’
Afdeling 1: ontstaan en toepassingsgebied van het
‘handelsrecht’
= eerste fase
De ‘Code de commerce’ van 1807 als kroonstuk van het
handelsrecht van toepassing op ‘handelaars’
Gedurende lange tijd was het voorwerp niet ondernemingsrecht maar
‘handelsrecht’
- Rechtsregels van toepassing op ‘handelaars’
- Handelaar = koopman = hij die ‘daden van koophandel’ stelt +
daarvan zijn beroep maakt (veronderstelt winstoogmerk)
o Art 1 Wetboek van Koophandel (W.Kh.)
- ‘daden van koophandel’ werden limitatief opgesomd
o Art 2 e.v. W. Kh.
o ‘kopen om te verkopen’
Ontstaan van handelsrecht
Handelsrecht:
- ontstaan als bijzonder + afwijkend privaat recht
- heeft een ‘personeel toepassingsgebied’: recht van de handelaar (ius
mercatorum)
midden 11e eeuw – begin 14e eeuw: bevolking W-Europa nam toe →
heropleving van de handel → wedergeboorte van de steden → aantal
ambachtslui en kooplieden steeg
- handel ontwikkelt zich
o verovering nieuwe gebieden in Middellandse Zee
o toegang tot grondstoffen en nieuwe afzetgebieden
o gebiedsveroveringen
- landbouw niet langer enige belangrijke economische sector
- versterkte steden ontstaan op kruisingen van grote handelswegen
- kooplieden en ambachtslui niet langer geïsoleerd: moesten kunnen
beschikken over plaats van vestiging, ook als ze op reis waren
,ondertussen was ook het Romeinse recht herontdekt in het Westen MAAR
is ontoereikend: er ontstaat een specifiek gewoonterecht voor handelaars
- is een corporatief recht: rechtsprekende bevoegdheid voor corporatie
zelf (nog altijd beroepsrechters in handelsrechtbanken)
- is bijzonder → nieuw recht daar waar Rom recht geen oplossing bood
- is afwijkend → anders dan burgerlijk recht daar waar Rom recht geen
goede oplossing bood
- is internationaal
positie van vorsten versterkt → Koninklijke ordonnanties schreven het
handelsrecht op
- edict van Karel IX over handelsrechtbanken (1563): handelaar kiest
collega’s die als rechter zetelen
- Ordonnance du commerce de terre van Lodewijk XIV over handelaars
en handelsdaden (1673)
- Ordonnance de la Marine van Lodewijk XIV (1681)
Napoleontische codificatie
- Napoleontische Code de commerce (1807):
o 1e boek: handel te land
o 2e boek: handel ter zee
o 3e boek: faillissement
o 4e boek: handelsrechtbanken
- Wet Le Châpelier (1791):
o Komaf maken met standenrecht
o Afwijzende houding tegenover handelsrecht dat afwijkend is
DUS invoering van stelsel van ‘realiteit van het handelsrecht’:
Afwijkend handelsrecht is ook van toepassing op niet-
handelaars (want van toepassing op elke daad van
koophandel)
Limitatieve lijst met ‘objectieve’ daden van koophandel
Meer teruggrijpen naar objectief en reëel handelsrecht
Receptie van Franse handelsrecht in België
Na de Franse Revolutie werd in 1795 de Franse wetgeving overgenomen
door Noordelijke en Zuiderlijke Nederlanden → splitsing in 1830:
- Nederland: handelsrecht dat Code de commerce (sluit meer aan bij
burgerlijk recht) vervangt is in BW geïntegreerd (1992)
- België: behoudt een afwijkend handelsrecht
,Afdeling 2: stapsgewijze codificatie van het Wetboek van
Koophandel, gevolgd door de invoering van het Wetboek van
vennootschappen en van het Wetboek van economisch recht
Stapsgewijze, maar doorgedreven decodificatie van het Wetboek
van Koophandel
In de 20e eeuw decodificatie
Eerste periode = eind 19e eeuw
- Normale ontwikkeling: bepalingen aanpassen aan maatschappelijke
evolutie + structuur zelf behouden → modernisering/vervanging
- 1873: fundamentele wijziging → invoering van
handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid
Tweede periode = vanaf 20e eeuw
- Wijzigingen en nieuwe wetgeving geïnspireerd door internationale
verdragen
- Modernisering gebeurde nu door nieuwe opzichzelfstaande wetten
o Wetboek van Koophandel werd dus stapsgewijs ‘leeggehaald’
Vennootschapsrecht
Vennootschapsrecht was lange tijd deel van W. Kh. → ‘handelaarsbegrip’
heeft een invloed nagelaten
- Vennootschappen met burgerlijk doel:
o Burgerlijk doel = activiteiten andere dan daden van
koophandel
o ‘burgerlijke’ vorm zonder RP
Enkel kiezen voor maatschap
o Geregeld in BW
- Vennootschappen met handelsdoel:
o Handelsdoel = stellen van daden van koophandel
o Vennootschapsvorm
o Geregeld in W. Kh.
Onderscheid blijft maar er is geëvolueerd naar openstellen van activiteiten
voor beide vormen + in 1 wetboek samengebracht (Wetboek van
vennootschappen)
- Bv steenkoolindustrieontginning: eigenlijk geen daad van koophandel
maar werd toch een nv van gemaakt → wet aangepast: nv mag ook
gebruikt worden voor burgerlijke activiteit
→ is later ook uitgebreid naar andere richting
Economisch recht
,Economisch recht = rechtsregels die vrije en eerlijke concurrentie op
economische markten vrijwaren
- Pas in 20e eeuw ontwikkelt
- Verschillende aspecten
o Mededingingsrecht – vestigingsrecht – eerlijke concurrentie
WER werd ingevoerd in 2013 → door ‘aanbouwwetgeving’
- Talrijke wetten die van toepassing zijn op een ‘onderneming’
samenbrengen en ordenen
o Nog geen belangrijke inhoudelijke vernieuwingen
o Slokt handelsrecht dus nog niet op
Werd wel al gepleit om het handelsrecht af te schaffen
want:
Handelaarsbegrip is verouderd / onduidelijk
Economie is nu meer dienstengericht
Geen belang meer voor het onderscheid
- ‘onderneming’ is bindmiddel
o Definitie van ‘onderneming’ in art I.1 WER = functionele
definitie
MAAR er zijn verschillende definities
- Doel: het ‘algemene’ economische recht codificeren
- Bestaat uit 19 boeken (oorspronkelijk 18)
Toenemende kritiek op handelaarsbegrip
Het personele toepassingsgebied van het handelsrecht is beperkt:
belangrijke ondernemingsactiviteiten vallen niet onder het handelsrecht
→ een aantal gevolgen:
- niet-commerciële ondernemingen konden niet failliet verklaard
worden
- rechtbank van koophandel niet bevoegd
- geen handelsrechtelijke bewijsregels
DUS steeds vaker ‘onderneming’ als aanknopingspunt
Afdeling 3: naar een volwaardig ‘ondernemingsrecht’ met een
Wetboek van economisch recht en een Wetboek van
Vennootschappen en verenigingen
De 3 ‘ondernemingsrechtelijke’ hervormingsprojecten van
minister van Justitie Koen Geens
Heeft met dit moderniseringsproces het Belgische ondernemingsrecht
‘klaargemaakt’ voor de 21e eeuw
, 1. Gemoderniseerd insolventierecht
Wet van 11/8/2017: invoeging boek XX “insolventie en
ondernemingen”: vervangt 2 eerdere wetten
niet langer koopmansbegrip maar ondernemingsbegrip als
aanknoping
o de formele definitie (eerder kijken naar organisatievorm en
niet naar activiteiten zoals bij functionele definitie)
2. afschaffing handelsrecht, gemoderniseerd
ondernemingsrecht met nieuw ondernemingsbegrip
Wet van 15/4/2018: hervorming ondernemingsrecht
handelaarsbegrip werd afgeschaft
Wetboek van Koophandel verdween: was helemaal leeggehaald
Nieuw algemeen, formeel ondernemingsbegrip ingevoerd
o Was eigenlijk al eerder ingevoerd in boek XX
o Functionele definitie uit 2013 werd vervangen
3. Gemoderniseerd vennootschaps- en verenigingsrecht
Wet van 23/3/2019: invoering WVV
In tegenstelling tot eerdere Wetboek van vennootschappen kent
het WVV fundamentele wijzigingen
o Er zijn in essentie 4 vormen (nv – bv – cv – maatschap)
o Contractuele vrijheid centraal: meer aanvullend recht
DUS er zijn nu 2 ‘ondernemingsrechtelijke’ Wetboeken (ipv 3)
- Inhoud WER is verder uitgewerkt en WVV is sterk vernieuwd
- Ondernemingsrechtelijke bewijsrecht wordt ingevoerd in oud BW →
band met BW blijft
Evolutie van ‘handelsrecht’ naar ‘ondernemingsrecht’
weerspiegeld in evolutie van ‘rechtbank van koophandel’ tot
‘ondernemingsrechtbank’
Gerechtelijk Wetboek werd ingevoerd in 1967 → richtte toen in ieder
arrondissement een rechtbank van koophandel op
Tot 2014:
- Alle geschillen van kooplieden (daden van koophandel) die niet voor
vrederechter waren → hoedanigheid van verweerder (en dus niet
eiser) is relevant
- Bijzondere bevoegdheden voor niet-handelaars
,Wet 26/3/2014 = ‘Wet Natuurlijke Rechter’
- Bevoegdheid rechtbank van koophandel hervormd (verruimd)
- Aanknopingspunt was niet langer ‘koopman’ of ‘daden van
koophandel’ maar werd ‘onderneming (in functionele zin)’
Wet 15/4/2018 = Wet Hervorming Ondernemingsrecht
- Reflecteert modernisering → naamswijziging in
‘ondernemingsrechtbank’
- Art 573 Ger. W → zelfs niet eens meer nood om ‘onderneming’ te zijn
als is voldaan aan voorwaarden uit lid 1
Hoofdstuk 2: onderneming in formele en in functionele zin
Afdeling 1: onderneming in ‘formele’ en in ‘functionele’ zin
Een complexe recente geschiedenis
Bij de invoering van het WER in 2013 werd de functionele definitie van een
onderneming gebruikt: “onderneming = natuurlijke of rechtspersoon die
op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn
verenigingen”
- kijkt naar activiteiten
- Is verwant (niet gelijk) aan definitie uit Europees mededingingsrecht
o Entiteit en economische activiteit zijn relevant
HvJ: economische activiteit = iedere activiteit die
bestaat uit het aanbieden van goederen of diensten op
een bepaalde markt
o Rechtsvorm en financieringswijze zijn irrelevant
MAAR bij invoering van boek XX in 2017 werd de formele definitie
gebruikt: “elke zelfstandige natuurlijke persoon, elke privaatrechtelijke
rechtspersoon, elke vennootschap”
- Kijkt naar organisatievorm
- Bij de invoering van de Wet Hervorming Ondernemingsrecht werd
‘handelaar’ als aanknopingspunt vervangen door het formele
ondernemingsbegrip
Er moet dus goed gekeken worden naar de gehanteerde definities, want
zowel het functionele als het formele ondernemingsbegrip worden nog
toegepast (hoewel in praktijk het verschil niet zoveel uitmaakt)
- Functionele definitie wordt steeds meer vervangen door de formele
- De formele wordt wel nog behouden want is die uit het Europese
recht ^
‘zoek en vervang’ voor verwijzingen naar handelaar of koopman
,Er zijn heel veel verwijzingen naar ‘koopman’ of ‘handelaar’ en het is dus
onbegonnen werk om deze allemaal op te sporen en te vervangen → art
254 Wet Hervorming Ondernemingsrecht: de begrippen moeten worden
gelezen als ‘onderneming’ in de zin van art I.1. lid 1 1° WER
Vrije beroepen
Vrije beroepen vielen niet onder het klassieke handelaarsbegrip
- Zijn wel ondernemingen in formele en in functionele zin
o Bij natuurlijke personen enkel als ze zelfstandige zijn
Er is dus nood aan een eigen definitie → art I.1, 14° WER
Afdeling 2: onderneming in ‘formele’ zin
Het ‘formele’ ondernemingsbegrip in artikel I.1, lid 1, 1°, WER:
samengevat
Zoveel mogelijk kijken naar de vorm van de organisatie en niet naar wat
ze doet
a. Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een
beroepsactiviteit uitoefent
o Beroepsactiviteit omvat ‘commerciële’ activiteiten maar ook
activiteiten van beoefenaars van een vrij beroep
Normale beheer van vermogen is GEEN beroepsactiviteit
Duurzaamheid is inherent aan beroepsactiviteit (werd
vroeger expliciet naar verwezen)
o Zelfstandig: dus niet in ondergeschikt verband
Kan zowel in hoofdberoep als in bijberoep zijn
b. Iedere privaatrechtelijke rechtspersoon
o Iedere privaatrechtelijke rechtspersoon, zonder dat de
concrete activiteit van belang is → ongeacht feitelijke of
statutaire activiteit
Zelfs indien ze geen goederen of diensten aanbieden op
de markt!!
Omvat alle vennootschappen + vzw’s + stichtingen met
rechtspersoonlijkheid
o Uitzondering: iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen
goederen / diensten aanbiedt op de markt → art I.1, lid 1, 1°,
alinea , sub (b), (c) WER
Federale Staat, gemeenschappen …
c. Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid
, o organisatie die drager is van rechten en plichten en deelneemt
aan het rechtsverkeer
is eigenlijk een maatschap (is een vennootschap)
o Uitzondering: organisatie heeft geen uitkeringsoogmerk → art
I.1, lid 1, 1°, alinea 2, sub (a) WER
Feitelijke verenigingen
Dit puntje is nieuw!! Voor het eerst is een derde expliciet genoemd
in de definitie
Afdeling 3: onderneming in ‘functionele’ zin
Bijzonder ondernemingsbegrip voor bepaalde boeken
Het functionele ondernemingsbegrip wordt nog voor bepaalde boeken
gebruikt
- Recent is er in boek XIX ook het functionele ondernemingsbegrip
ingevoerd
Economisch doel
Kijkt naar de economische activiteit = goederen of diensten aanbieden op
een markt
- Komt uit Europees mededingingsrecht (uitgelegd door HvJ)
o ‘elke entiteit’ is veranderd in Belgische definitie → eigen twist
(iets meer formeel)
o ‘alsmede zijn verenigingen’ mag tussen haakjes gezet worden
want is zomaar overgenomen uit Eur recht: gaat over
ondernemingsverenigingen
Duurzaam nastreven van economisch doel
Het aanbieden van goederen en diensten op een markt moet ook
duurzaam gebeuren
- Met een zekere regelmaat OF
- In het kader van een zekere organisatie
Wat betreft natuurlijke personen en vennootschappen met
rechtspersoonlijkheid komen de 2 definities overeen: vallen onder de 2
zowel onderneming in formele als functionele zin:
- Vennootschap met RP: moet een activiteit hebben
- Vzw en stichtingen met RP ALS ze effectief goederen en diensten
aanbieden op een markt
o anders enkel in formele zin: belangrijkste categorie die anders
is
, - Publiekrechtelijke rechtspersoon ALS ze effectief goederen en
diensten aanbieden op een markt
o ALLE publiekrechtelijke rechtspersonen zijn uitgesloten van
boek XX WER
MAAR binnen de functionele definitie: functionele definitie wordt
ondertussen anders geïnterpreteerd door HvJ in consumentenrecht
Hoofdstuk 3: enkele basisverplichtingen van ondernemingen
Komen allemaal uit het handelsrecht → zijn gaandeweg uitgebreid naar
alle ondernemingen
Afdeling 1: Inschrijving in de Kruispuntbank van ondernemingen
Achtergrond en doel
OH wilt een lijst hebben van alle handelaars
- Vroeger papieren boeken: handelsregister (1924)
- Later: ook voor ambachten een ambachtsregister (1958)
- 2003: idee van 1 kruispuntbank → elektronische database maken
o In 2013 geïntegreerd in boek III
o In 2018 toepassingsgebied verruimd
Doelen:
- Efficiëntere werking
o Identificatiegegevens op een eenvormige wijze centraal ter
beschikking stellen
- Administratieve vereenvoudiging
o Maar 1x gegevens moeten geven → mogelijkheid om
onderneming te identificeren met 1 nummer
1 nummer is heel vernieuwd (vroeger 1 voor btw, 1 voor
handelsregister, 1 voor …)
- Platform en doorgeefluik
o Je vindt op de fiches ook links naar bv jaarrekeningen bij de
bank
- Je kan je inschrijven door naar ondernemingsloket te gaan
o Voorafgaande goedkeuring voordat je als privaatrechtelijke
rechtspersoon een ondernemingsloket kan zijn = voorportaal
Mag ook andere diensten aanbieden
Mogen tegen elkaar concurreren
- Art III.15 tot III.73 WER
Ruim toepassingsgebied
Wie moet zich laten inschrijven?
, - Geregistreerde entiteiten
o Definitie in art I.4, 1° WER
o Alle entiteiten die in KBO zijn ingeschreven → is ruimer dan
enkel inschrijvingsplichtigen: ook entiteiten die automatisch
zijn ingeschreven doordat OH instantie verplichting heeft die in
te schrijven
Puntje 1° tot 6° + 7° van art III.16 §1 WER
- Inschrijvingsplichtige ondernemingen
o Definitie in art I.4, 5° en art III.49 WER
o Ondernemingen die zichzelf moeten inschrijven
Rechtspersonenregister als onderdeel van KBO
Tot aan de Wet Hervorming Ondernemingsrecht was het handelsregister
een deelverzameling van de KBO → is opgeheven in 2018
! personenregister is wel nog een deelverzameling van KBO → art I.2, 15°
WER
Verplichting tot inschrijving
Als gevolg van verplichte inschrijving: ondernemings- of
vestigingsnummer wordt toegekend = uniek identificatienummer → art
III.17 en III.22 WER
- Dit nummer moet verplicht gebruikt worden in onderlinge en in
betrekkingen met administratieve en rechterlijke overheden → art
III.23 WER
- Vestigingsnummer = 10 cijfers dat begint met een cijfer van 2 tot 8
Geregistreerde gegevens
Zie artikel III.18, §1 + §3 WER
Verplichte inschrijving van ‘inschrijvingsplichtige ondernemingen’
Randnummer 27 in handboek: art III.49 WER is aangepast door recente
wet maar nog vorige versie in boek
Art III.49 WER vertelt welke deze zijn:
- Begrip onderneming is gebruikt → niet specifiek gedefinieerd voor
boek III dus algemene formele ondernemingsbegrip geldt
- Elke onderneming moet zich inschrijven voor zover die een
vestigingseenheid heeft
- Vermoeden van een onderneming als er een KBO-inschrijving is met
de hoedanigheid van inschrijvingsplichtige onderneming
o Behoudens tegenbewijs: §3
- Vrijstellingen van inschrijvingsplicht in §2
DEEL 1: BEGINSELEN VAN ONDERNEMINGSRECHT
Hoofdstuk 1: van ‘handelsrecht’ naar ‘ondernemingsrecht’
Afdeling 1: ontstaan en toepassingsgebied van het
‘handelsrecht’
= eerste fase
De ‘Code de commerce’ van 1807 als kroonstuk van het
handelsrecht van toepassing op ‘handelaars’
Gedurende lange tijd was het voorwerp niet ondernemingsrecht maar
‘handelsrecht’
- Rechtsregels van toepassing op ‘handelaars’
- Handelaar = koopman = hij die ‘daden van koophandel’ stelt +
daarvan zijn beroep maakt (veronderstelt winstoogmerk)
o Art 1 Wetboek van Koophandel (W.Kh.)
- ‘daden van koophandel’ werden limitatief opgesomd
o Art 2 e.v. W. Kh.
o ‘kopen om te verkopen’
Ontstaan van handelsrecht
Handelsrecht:
- ontstaan als bijzonder + afwijkend privaat recht
- heeft een ‘personeel toepassingsgebied’: recht van de handelaar (ius
mercatorum)
midden 11e eeuw – begin 14e eeuw: bevolking W-Europa nam toe →
heropleving van de handel → wedergeboorte van de steden → aantal
ambachtslui en kooplieden steeg
- handel ontwikkelt zich
o verovering nieuwe gebieden in Middellandse Zee
o toegang tot grondstoffen en nieuwe afzetgebieden
o gebiedsveroveringen
- landbouw niet langer enige belangrijke economische sector
- versterkte steden ontstaan op kruisingen van grote handelswegen
- kooplieden en ambachtslui niet langer geïsoleerd: moesten kunnen
beschikken over plaats van vestiging, ook als ze op reis waren
,ondertussen was ook het Romeinse recht herontdekt in het Westen MAAR
is ontoereikend: er ontstaat een specifiek gewoonterecht voor handelaars
- is een corporatief recht: rechtsprekende bevoegdheid voor corporatie
zelf (nog altijd beroepsrechters in handelsrechtbanken)
- is bijzonder → nieuw recht daar waar Rom recht geen oplossing bood
- is afwijkend → anders dan burgerlijk recht daar waar Rom recht geen
goede oplossing bood
- is internationaal
positie van vorsten versterkt → Koninklijke ordonnanties schreven het
handelsrecht op
- edict van Karel IX over handelsrechtbanken (1563): handelaar kiest
collega’s die als rechter zetelen
- Ordonnance du commerce de terre van Lodewijk XIV over handelaars
en handelsdaden (1673)
- Ordonnance de la Marine van Lodewijk XIV (1681)
Napoleontische codificatie
- Napoleontische Code de commerce (1807):
o 1e boek: handel te land
o 2e boek: handel ter zee
o 3e boek: faillissement
o 4e boek: handelsrechtbanken
- Wet Le Châpelier (1791):
o Komaf maken met standenrecht
o Afwijzende houding tegenover handelsrecht dat afwijkend is
DUS invoering van stelsel van ‘realiteit van het handelsrecht’:
Afwijkend handelsrecht is ook van toepassing op niet-
handelaars (want van toepassing op elke daad van
koophandel)
Limitatieve lijst met ‘objectieve’ daden van koophandel
Meer teruggrijpen naar objectief en reëel handelsrecht
Receptie van Franse handelsrecht in België
Na de Franse Revolutie werd in 1795 de Franse wetgeving overgenomen
door Noordelijke en Zuiderlijke Nederlanden → splitsing in 1830:
- Nederland: handelsrecht dat Code de commerce (sluit meer aan bij
burgerlijk recht) vervangt is in BW geïntegreerd (1992)
- België: behoudt een afwijkend handelsrecht
,Afdeling 2: stapsgewijze codificatie van het Wetboek van
Koophandel, gevolgd door de invoering van het Wetboek van
vennootschappen en van het Wetboek van economisch recht
Stapsgewijze, maar doorgedreven decodificatie van het Wetboek
van Koophandel
In de 20e eeuw decodificatie
Eerste periode = eind 19e eeuw
- Normale ontwikkeling: bepalingen aanpassen aan maatschappelijke
evolutie + structuur zelf behouden → modernisering/vervanging
- 1873: fundamentele wijziging → invoering van
handelsvennootschappen met rechtspersoonlijkheid
Tweede periode = vanaf 20e eeuw
- Wijzigingen en nieuwe wetgeving geïnspireerd door internationale
verdragen
- Modernisering gebeurde nu door nieuwe opzichzelfstaande wetten
o Wetboek van Koophandel werd dus stapsgewijs ‘leeggehaald’
Vennootschapsrecht
Vennootschapsrecht was lange tijd deel van W. Kh. → ‘handelaarsbegrip’
heeft een invloed nagelaten
- Vennootschappen met burgerlijk doel:
o Burgerlijk doel = activiteiten andere dan daden van
koophandel
o ‘burgerlijke’ vorm zonder RP
Enkel kiezen voor maatschap
o Geregeld in BW
- Vennootschappen met handelsdoel:
o Handelsdoel = stellen van daden van koophandel
o Vennootschapsvorm
o Geregeld in W. Kh.
Onderscheid blijft maar er is geëvolueerd naar openstellen van activiteiten
voor beide vormen + in 1 wetboek samengebracht (Wetboek van
vennootschappen)
- Bv steenkoolindustrieontginning: eigenlijk geen daad van koophandel
maar werd toch een nv van gemaakt → wet aangepast: nv mag ook
gebruikt worden voor burgerlijke activiteit
→ is later ook uitgebreid naar andere richting
Economisch recht
,Economisch recht = rechtsregels die vrije en eerlijke concurrentie op
economische markten vrijwaren
- Pas in 20e eeuw ontwikkelt
- Verschillende aspecten
o Mededingingsrecht – vestigingsrecht – eerlijke concurrentie
WER werd ingevoerd in 2013 → door ‘aanbouwwetgeving’
- Talrijke wetten die van toepassing zijn op een ‘onderneming’
samenbrengen en ordenen
o Nog geen belangrijke inhoudelijke vernieuwingen
o Slokt handelsrecht dus nog niet op
Werd wel al gepleit om het handelsrecht af te schaffen
want:
Handelaarsbegrip is verouderd / onduidelijk
Economie is nu meer dienstengericht
Geen belang meer voor het onderscheid
- ‘onderneming’ is bindmiddel
o Definitie van ‘onderneming’ in art I.1 WER = functionele
definitie
MAAR er zijn verschillende definities
- Doel: het ‘algemene’ economische recht codificeren
- Bestaat uit 19 boeken (oorspronkelijk 18)
Toenemende kritiek op handelaarsbegrip
Het personele toepassingsgebied van het handelsrecht is beperkt:
belangrijke ondernemingsactiviteiten vallen niet onder het handelsrecht
→ een aantal gevolgen:
- niet-commerciële ondernemingen konden niet failliet verklaard
worden
- rechtbank van koophandel niet bevoegd
- geen handelsrechtelijke bewijsregels
DUS steeds vaker ‘onderneming’ als aanknopingspunt
Afdeling 3: naar een volwaardig ‘ondernemingsrecht’ met een
Wetboek van economisch recht en een Wetboek van
Vennootschappen en verenigingen
De 3 ‘ondernemingsrechtelijke’ hervormingsprojecten van
minister van Justitie Koen Geens
Heeft met dit moderniseringsproces het Belgische ondernemingsrecht
‘klaargemaakt’ voor de 21e eeuw
, 1. Gemoderniseerd insolventierecht
Wet van 11/8/2017: invoeging boek XX “insolventie en
ondernemingen”: vervangt 2 eerdere wetten
niet langer koopmansbegrip maar ondernemingsbegrip als
aanknoping
o de formele definitie (eerder kijken naar organisatievorm en
niet naar activiteiten zoals bij functionele definitie)
2. afschaffing handelsrecht, gemoderniseerd
ondernemingsrecht met nieuw ondernemingsbegrip
Wet van 15/4/2018: hervorming ondernemingsrecht
handelaarsbegrip werd afgeschaft
Wetboek van Koophandel verdween: was helemaal leeggehaald
Nieuw algemeen, formeel ondernemingsbegrip ingevoerd
o Was eigenlijk al eerder ingevoerd in boek XX
o Functionele definitie uit 2013 werd vervangen
3. Gemoderniseerd vennootschaps- en verenigingsrecht
Wet van 23/3/2019: invoering WVV
In tegenstelling tot eerdere Wetboek van vennootschappen kent
het WVV fundamentele wijzigingen
o Er zijn in essentie 4 vormen (nv – bv – cv – maatschap)
o Contractuele vrijheid centraal: meer aanvullend recht
DUS er zijn nu 2 ‘ondernemingsrechtelijke’ Wetboeken (ipv 3)
- Inhoud WER is verder uitgewerkt en WVV is sterk vernieuwd
- Ondernemingsrechtelijke bewijsrecht wordt ingevoerd in oud BW →
band met BW blijft
Evolutie van ‘handelsrecht’ naar ‘ondernemingsrecht’
weerspiegeld in evolutie van ‘rechtbank van koophandel’ tot
‘ondernemingsrechtbank’
Gerechtelijk Wetboek werd ingevoerd in 1967 → richtte toen in ieder
arrondissement een rechtbank van koophandel op
Tot 2014:
- Alle geschillen van kooplieden (daden van koophandel) die niet voor
vrederechter waren → hoedanigheid van verweerder (en dus niet
eiser) is relevant
- Bijzondere bevoegdheden voor niet-handelaars
,Wet 26/3/2014 = ‘Wet Natuurlijke Rechter’
- Bevoegdheid rechtbank van koophandel hervormd (verruimd)
- Aanknopingspunt was niet langer ‘koopman’ of ‘daden van
koophandel’ maar werd ‘onderneming (in functionele zin)’
Wet 15/4/2018 = Wet Hervorming Ondernemingsrecht
- Reflecteert modernisering → naamswijziging in
‘ondernemingsrechtbank’
- Art 573 Ger. W → zelfs niet eens meer nood om ‘onderneming’ te zijn
als is voldaan aan voorwaarden uit lid 1
Hoofdstuk 2: onderneming in formele en in functionele zin
Afdeling 1: onderneming in ‘formele’ en in ‘functionele’ zin
Een complexe recente geschiedenis
Bij de invoering van het WER in 2013 werd de functionele definitie van een
onderneming gebruikt: “onderneming = natuurlijke of rechtspersoon die
op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn
verenigingen”
- kijkt naar activiteiten
- Is verwant (niet gelijk) aan definitie uit Europees mededingingsrecht
o Entiteit en economische activiteit zijn relevant
HvJ: economische activiteit = iedere activiteit die
bestaat uit het aanbieden van goederen of diensten op
een bepaalde markt
o Rechtsvorm en financieringswijze zijn irrelevant
MAAR bij invoering van boek XX in 2017 werd de formele definitie
gebruikt: “elke zelfstandige natuurlijke persoon, elke privaatrechtelijke
rechtspersoon, elke vennootschap”
- Kijkt naar organisatievorm
- Bij de invoering van de Wet Hervorming Ondernemingsrecht werd
‘handelaar’ als aanknopingspunt vervangen door het formele
ondernemingsbegrip
Er moet dus goed gekeken worden naar de gehanteerde definities, want
zowel het functionele als het formele ondernemingsbegrip worden nog
toegepast (hoewel in praktijk het verschil niet zoveel uitmaakt)
- Functionele definitie wordt steeds meer vervangen door de formele
- De formele wordt wel nog behouden want is die uit het Europese
recht ^
‘zoek en vervang’ voor verwijzingen naar handelaar of koopman
,Er zijn heel veel verwijzingen naar ‘koopman’ of ‘handelaar’ en het is dus
onbegonnen werk om deze allemaal op te sporen en te vervangen → art
254 Wet Hervorming Ondernemingsrecht: de begrippen moeten worden
gelezen als ‘onderneming’ in de zin van art I.1. lid 1 1° WER
Vrije beroepen
Vrije beroepen vielen niet onder het klassieke handelaarsbegrip
- Zijn wel ondernemingen in formele en in functionele zin
o Bij natuurlijke personen enkel als ze zelfstandige zijn
Er is dus nood aan een eigen definitie → art I.1, 14° WER
Afdeling 2: onderneming in ‘formele’ zin
Het ‘formele’ ondernemingsbegrip in artikel I.1, lid 1, 1°, WER:
samengevat
Zoveel mogelijk kijken naar de vorm van de organisatie en niet naar wat
ze doet
a. Iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een
beroepsactiviteit uitoefent
o Beroepsactiviteit omvat ‘commerciële’ activiteiten maar ook
activiteiten van beoefenaars van een vrij beroep
Normale beheer van vermogen is GEEN beroepsactiviteit
Duurzaamheid is inherent aan beroepsactiviteit (werd
vroeger expliciet naar verwezen)
o Zelfstandig: dus niet in ondergeschikt verband
Kan zowel in hoofdberoep als in bijberoep zijn
b. Iedere privaatrechtelijke rechtspersoon
o Iedere privaatrechtelijke rechtspersoon, zonder dat de
concrete activiteit van belang is → ongeacht feitelijke of
statutaire activiteit
Zelfs indien ze geen goederen of diensten aanbieden op
de markt!!
Omvat alle vennootschappen + vzw’s + stichtingen met
rechtspersoonlijkheid
o Uitzondering: iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen
goederen / diensten aanbiedt op de markt → art I.1, lid 1, 1°,
alinea , sub (b), (c) WER
Federale Staat, gemeenschappen …
c. Organisaties zonder rechtspersoonlijkheid
, o organisatie die drager is van rechten en plichten en deelneemt
aan het rechtsverkeer
is eigenlijk een maatschap (is een vennootschap)
o Uitzondering: organisatie heeft geen uitkeringsoogmerk → art
I.1, lid 1, 1°, alinea 2, sub (a) WER
Feitelijke verenigingen
Dit puntje is nieuw!! Voor het eerst is een derde expliciet genoemd
in de definitie
Afdeling 3: onderneming in ‘functionele’ zin
Bijzonder ondernemingsbegrip voor bepaalde boeken
Het functionele ondernemingsbegrip wordt nog voor bepaalde boeken
gebruikt
- Recent is er in boek XIX ook het functionele ondernemingsbegrip
ingevoerd
Economisch doel
Kijkt naar de economische activiteit = goederen of diensten aanbieden op
een markt
- Komt uit Europees mededingingsrecht (uitgelegd door HvJ)
o ‘elke entiteit’ is veranderd in Belgische definitie → eigen twist
(iets meer formeel)
o ‘alsmede zijn verenigingen’ mag tussen haakjes gezet worden
want is zomaar overgenomen uit Eur recht: gaat over
ondernemingsverenigingen
Duurzaam nastreven van economisch doel
Het aanbieden van goederen en diensten op een markt moet ook
duurzaam gebeuren
- Met een zekere regelmaat OF
- In het kader van een zekere organisatie
Wat betreft natuurlijke personen en vennootschappen met
rechtspersoonlijkheid komen de 2 definities overeen: vallen onder de 2
zowel onderneming in formele als functionele zin:
- Vennootschap met RP: moet een activiteit hebben
- Vzw en stichtingen met RP ALS ze effectief goederen en diensten
aanbieden op een markt
o anders enkel in formele zin: belangrijkste categorie die anders
is
, - Publiekrechtelijke rechtspersoon ALS ze effectief goederen en
diensten aanbieden op een markt
o ALLE publiekrechtelijke rechtspersonen zijn uitgesloten van
boek XX WER
MAAR binnen de functionele definitie: functionele definitie wordt
ondertussen anders geïnterpreteerd door HvJ in consumentenrecht
Hoofdstuk 3: enkele basisverplichtingen van ondernemingen
Komen allemaal uit het handelsrecht → zijn gaandeweg uitgebreid naar
alle ondernemingen
Afdeling 1: Inschrijving in de Kruispuntbank van ondernemingen
Achtergrond en doel
OH wilt een lijst hebben van alle handelaars
- Vroeger papieren boeken: handelsregister (1924)
- Later: ook voor ambachten een ambachtsregister (1958)
- 2003: idee van 1 kruispuntbank → elektronische database maken
o In 2013 geïntegreerd in boek III
o In 2018 toepassingsgebied verruimd
Doelen:
- Efficiëntere werking
o Identificatiegegevens op een eenvormige wijze centraal ter
beschikking stellen
- Administratieve vereenvoudiging
o Maar 1x gegevens moeten geven → mogelijkheid om
onderneming te identificeren met 1 nummer
1 nummer is heel vernieuwd (vroeger 1 voor btw, 1 voor
handelsregister, 1 voor …)
- Platform en doorgeefluik
o Je vindt op de fiches ook links naar bv jaarrekeningen bij de
bank
- Je kan je inschrijven door naar ondernemingsloket te gaan
o Voorafgaande goedkeuring voordat je als privaatrechtelijke
rechtspersoon een ondernemingsloket kan zijn = voorportaal
Mag ook andere diensten aanbieden
Mogen tegen elkaar concurreren
- Art III.15 tot III.73 WER
Ruim toepassingsgebied
Wie moet zich laten inschrijven?
, - Geregistreerde entiteiten
o Definitie in art I.4, 1° WER
o Alle entiteiten die in KBO zijn ingeschreven → is ruimer dan
enkel inschrijvingsplichtigen: ook entiteiten die automatisch
zijn ingeschreven doordat OH instantie verplichting heeft die in
te schrijven
Puntje 1° tot 6° + 7° van art III.16 §1 WER
- Inschrijvingsplichtige ondernemingen
o Definitie in art I.4, 5° en art III.49 WER
o Ondernemingen die zichzelf moeten inschrijven
Rechtspersonenregister als onderdeel van KBO
Tot aan de Wet Hervorming Ondernemingsrecht was het handelsregister
een deelverzameling van de KBO → is opgeheven in 2018
! personenregister is wel nog een deelverzameling van KBO → art I.2, 15°
WER
Verplichting tot inschrijving
Als gevolg van verplichte inschrijving: ondernemings- of
vestigingsnummer wordt toegekend = uniek identificatienummer → art
III.17 en III.22 WER
- Dit nummer moet verplicht gebruikt worden in onderlinge en in
betrekkingen met administratieve en rechterlijke overheden → art
III.23 WER
- Vestigingsnummer = 10 cijfers dat begint met een cijfer van 2 tot 8
Geregistreerde gegevens
Zie artikel III.18, §1 + §3 WER
Verplichte inschrijving van ‘inschrijvingsplichtige ondernemingen’
Randnummer 27 in handboek: art III.49 WER is aangepast door recente
wet maar nog vorige versie in boek
Art III.49 WER vertelt welke deze zijn:
- Begrip onderneming is gebruikt → niet specifiek gedefinieerd voor
boek III dus algemene formele ondernemingsbegrip geldt
- Elke onderneming moet zich inschrijven voor zover die een
vestigingseenheid heeft
- Vermoeden van een onderneming als er een KBO-inschrijving is met
de hoedanigheid van inschrijvingsplichtige onderneming
o Behoudens tegenbewijs: §3
- Vrijstellingen van inschrijvingsplicht in §2