Hoofdstuk 23: Overheidsfinanciën
1. Inleiding
Begroting = systematisch overzicht v/ toekomstige en geschatte uitgaven & inkomsten van
de staat gedurende een bepaalde periode
o Overheidsontvangsten: T
o Overheidsuitgaven: G + STR + R
o Vijf principes
▪ Annaliteit: ontvangsten & uitgaven gedurende één jaar
▪ Universaliteit: alle ontvangsten & uitgaven
▪ Eenheid: één document, begroting is één geheel
▪ Specialiteit: elke uitgave toewijzen aan specifiek doel
▪ Openbaarheid: iedereen mag het inkijken
G: governement
STR: social transfers
Onderscheid tss contributies & retributies vs belastingen
= goederen & diensten die een huishouding koopt
van de overheid → wel profijtbeginsel* → geen profijtbeginsel
(ik betaal & krijg iets in ruil) (niet meer betalen = meer gebruik)
2. Saldo en primair saldo
• 𝐬𝐚𝐥𝐝𝐨 = 𝑇 − (𝐺 + 𝑆𝑇𝑅 + 𝑅)
= begrotingsoverschot of tekort Dus:
“Deficit”: saldo op begroting is negatief 𝑠𝑎𝑙𝑑𝑜 = 𝑝𝑟𝑖𝑚𝑎𝑖𝑟 𝑠𝑎𝑙𝑑𝑜 − 𝑅
• Zonder rentelasten: primair saldo
𝑝𝑟𝑖𝑚𝑎𝑖𝑟 𝑠𝑎𝑙𝑑𝑜 = 𝑇 − (𝐺 + 𝑆𝑇𝑅)
, 3. Groeiende overheid… is de overheid te groot?
Grootte van de overheid meestal als bestedingen t.o.v. BBP
• Markten corrigeren, verwijderen inefficiënties
o ‘Inefficiënte’ bedrijven gaan failliet, ‘inefficiënte’ managers worden ontslagen,…
o Werking prijsmechanisme
• Relevante vraag publieke sector:
o Overheden gaan moeilijker failliet
o Prijsmechanisme werkt niet
o Is er minder efficiëntie?
• Vier verklaringen voor de grootte van de overheid
1) De wet van Wagner
2) De wet van Baumol
3) Pal of Ratchet effect
4) Niskanenmodel (zie later)
▪ Budgetmaximaliserende ambtenaar
▪ Omzetmaximaliserende manager
4. De wet van Wagner
= V-gerelateerd (W staat dicht bij V) → fout in boek
Als we rijken w → stijgt de V naar die goederen meer dan proportioneel (inkomenselasticiteit)
• Vraag naar publieke diensten is inkomenselastisch
Vb recreatie, gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid
o Als BBP groeit → vraag naar publieke diensten stijgt sterker → publieke sector groeit
als % van inkomen/BBP
o Mochten publieke diensten door de markt w voorzien, deze sector zou ook groeien
o Empirisch?
▪ Causaliteit ligt moeilijk…
▪ Wagner: inkomen verklaart uitgaven
▪ Maar er geldt ook: uitgaven verklaren inkomen (Keynes)
5. De wet van Baumol
= A-gerelateerd (A dicht bij B) → fout in boek
A. Productietechnologie in de publieke sector
o Arbeidsintensiever, want minder mogelijkheden tot productiviteitswinst
o Moeilijk om arbeid te substitueren voor kapitaal
Vb grootte van klassen in middelbaar, verplegend personeel in ziekenhuizen…
B. Maar! In de private sector
o Arbeidsproductiviteit stijgt (bv door technologische vooruitgang (doet zich vooral in
private sector voor))
o Dus inkomens stijgen
o Concurrentie op arbeidsmarkt dus lonen in beide sectoren gelijk (als lonen stijgen i/d
private sector → ook in de publieke sector doen om talenten te trekken)
1. Inleiding
Begroting = systematisch overzicht v/ toekomstige en geschatte uitgaven & inkomsten van
de staat gedurende een bepaalde periode
o Overheidsontvangsten: T
o Overheidsuitgaven: G + STR + R
o Vijf principes
▪ Annaliteit: ontvangsten & uitgaven gedurende één jaar
▪ Universaliteit: alle ontvangsten & uitgaven
▪ Eenheid: één document, begroting is één geheel
▪ Specialiteit: elke uitgave toewijzen aan specifiek doel
▪ Openbaarheid: iedereen mag het inkijken
G: governement
STR: social transfers
Onderscheid tss contributies & retributies vs belastingen
= goederen & diensten die een huishouding koopt
van de overheid → wel profijtbeginsel* → geen profijtbeginsel
(ik betaal & krijg iets in ruil) (niet meer betalen = meer gebruik)
2. Saldo en primair saldo
• 𝐬𝐚𝐥𝐝𝐨 = 𝑇 − (𝐺 + 𝑆𝑇𝑅 + 𝑅)
= begrotingsoverschot of tekort Dus:
“Deficit”: saldo op begroting is negatief 𝑠𝑎𝑙𝑑𝑜 = 𝑝𝑟𝑖𝑚𝑎𝑖𝑟 𝑠𝑎𝑙𝑑𝑜 − 𝑅
• Zonder rentelasten: primair saldo
𝑝𝑟𝑖𝑚𝑎𝑖𝑟 𝑠𝑎𝑙𝑑𝑜 = 𝑇 − (𝐺 + 𝑆𝑇𝑅)
, 3. Groeiende overheid… is de overheid te groot?
Grootte van de overheid meestal als bestedingen t.o.v. BBP
• Markten corrigeren, verwijderen inefficiënties
o ‘Inefficiënte’ bedrijven gaan failliet, ‘inefficiënte’ managers worden ontslagen,…
o Werking prijsmechanisme
• Relevante vraag publieke sector:
o Overheden gaan moeilijker failliet
o Prijsmechanisme werkt niet
o Is er minder efficiëntie?
• Vier verklaringen voor de grootte van de overheid
1) De wet van Wagner
2) De wet van Baumol
3) Pal of Ratchet effect
4) Niskanenmodel (zie later)
▪ Budgetmaximaliserende ambtenaar
▪ Omzetmaximaliserende manager
4. De wet van Wagner
= V-gerelateerd (W staat dicht bij V) → fout in boek
Als we rijken w → stijgt de V naar die goederen meer dan proportioneel (inkomenselasticiteit)
• Vraag naar publieke diensten is inkomenselastisch
Vb recreatie, gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid
o Als BBP groeit → vraag naar publieke diensten stijgt sterker → publieke sector groeit
als % van inkomen/BBP
o Mochten publieke diensten door de markt w voorzien, deze sector zou ook groeien
o Empirisch?
▪ Causaliteit ligt moeilijk…
▪ Wagner: inkomen verklaart uitgaven
▪ Maar er geldt ook: uitgaven verklaren inkomen (Keynes)
5. De wet van Baumol
= A-gerelateerd (A dicht bij B) → fout in boek
A. Productietechnologie in de publieke sector
o Arbeidsintensiever, want minder mogelijkheden tot productiviteitswinst
o Moeilijk om arbeid te substitueren voor kapitaal
Vb grootte van klassen in middelbaar, verplegend personeel in ziekenhuizen…
B. Maar! In de private sector
o Arbeidsproductiviteit stijgt (bv door technologische vooruitgang (doet zich vooral in
private sector voor))
o Dus inkomens stijgen
o Concurrentie op arbeidsmarkt dus lonen in beide sectoren gelijk (als lonen stijgen i/d
private sector → ook in de publieke sector doen om talenten te trekken)