DE STATISTIEK IN HET ONDERZOEK
1 Statistiek
Wetenschap van
- Gegevensverzameling
- Classificeren van gegevens
- Samenvatten van gegevens
- Organiseren van gegevens
- Analyseren van gegevens
- Interpreteren van gegevens
Gegevens verzameld via een steekproef van een populatie
- Populatie: de bestudeerde groep
- Steekproef: een selectie uit de populatie
Verzamelen, classificeren, samenvatten, organiseren, analyseren, interpreteren van gegevens
2 vormen
- Beschrijvende statistiek
o Kenmerken/parameters bepalen van steekproef
o Geen veralgemeningen naar populatie
o De gegevens van het onderzoek trachten voor te stellen via kengetallen, grafische
presentatie
- Inductieve statistiek
o Indien we op grond van steekproefgegevens iets trachten te besluiten over de
populatie, veralgemenen
o Kenmerken/parameters bepalen van populatie
o Van steekproef naar populatie = inductieve redenering (<> deductief)
o Extra vertaalslag nodig = foutgevoelig
2 Onderzoek
We waarnemen om uitspraken te kunnen maken die ...
- Zinvol zijn voor theorievorming = fundamenteel onderzoek bvb is wiskundig redeneren de
belangrijkste vaardigheid om statistiek uit te oefenen?
- Zinvol zijn voor de psychologische praktijk = praktijkgericht onderzoek bvb kan de
vooropleiding gebruikt worden om bepaalde studenten de instapmodule wiskunde aan te
bevelen?
Wie gaan we waarnemen
- Deelnemers (of onderzoeksobjecten) uit een steekproef bvb TP-studenten van thomas more
- Een steekproef wordt steeds uit een populatie getrokken bvb TP-studenten van alle hoge
scholen
Wat gaan we waarnemen?
- Eigenschappen meten van onze deelnemers of via onze deelnemers = variabelen
- Variabelen praktisch uitwerken zodat ze meetbaar zijn = operationaliseren bvb score op
examen
Statistiek
1
, - Patronen beschrijven van gemeten kenmerken
o Centrale tendens bvb Hoeveel punten worden er gemiddeld ( X ) behaald?
o Spreiding bvb Zijn er veel verschillen (Sx) tussen TP-studenten op het examen?
o Verbanden/associaties bvb Hebben studenten met een vooropleiding met meer uur
wiskunde hogere scores dan zij met minder (r xy)
- Waarnemingen omvormen tot ware en algemene uitspraken
o Uitspraken gebaseerd op waarnemingen verkregen via onze steekproef
o Uitspraken die veralgemenen naar volledige steekproef of populatie
Twee soorten
- Deterministische uitspraken: uitspraken die 100% zeker zijn; zekerheden & wetmatigheden
zelden tot nooit voor gedragswetenschappen
- Probabilistische uitspraken: uitspraken die niet 100% zeker zijn; onzekerheden & kansen/
waarschijnlijkheden, bijna altijd voor gedragswetenschappen --> wees kritisch
Conclusie
- Een hypothese ontwikkelen --> vraagstelling en operationalisering
- Objectieve data verzamelen --> steekproefopzet en dataverzameling
- De resultaten beschrijven en analyseren --> statistische trukendoos
- De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren --> kritische ingesteldheid als noodzaak
3 Soorten onderzoek
Kwaliteitscriteria van onderzoek
1) OBJECTIVITEIT
- Zonder enige vorm van vooroordeel (‘bias’) = neutraal blijven
- Bvb inclusie van deelnemers
2) CONTROLEERBAARHEID
- Procedure waarbij de onderzoeker zoveel mogelijk controle heeft: alle details kennen,
voorbereidingen maken
- Bvb observatiechecklist
3) HERHAALBAARHEID
- Procedure die feilloos te herhalen valt
- Een soort onderzoeksrecept maken zodat iedereen hetzelfde onderzoek 100% hetzelfde kan
nadoen
- Bvb standaardisatie van instructies
4) SYSTEMATIEK
- Procedure waarbij logische stappen gezet worden
- Bvb slaapimpact meten: eerste stap = slapen
2
,3.1 Het experiment
Hier werken we met een onafhankelijke variabele, waar je controle over hebt
- Bvb wat gaan verschillende types ontbijt doen met iemand zijn cognitieve vermogens?
- Onafhankelijke variabele: ontbijt (kan gemanipuleerd worden)
- Wat we hierover gaan meten: afhankelijke variabele (kan niet gemanipuleerd worden)
- Indeling in groepen: 1e groep krijgt een ijsje - 2e groep krijgt een glas water - 3e groep krijgt
geen ontbijt
We laten alle groepen denkoefeningen doen op de computer. We gaan meten hoe snel de mensen
deze oefeningen oplossen (afhankelijke variabele 1) en hoe juist ze zijn (afhankelijke variabele 2).
Meten hoe de manipulaties (onafhankelijke variabelen) een effect gaan hebben op de afhankelijke
variabelen.
3.2 Het correlationeel onderzoek
Verbanden zoeken tussen covariaten
Verschil met experiment
- Met correlationeel onderzoek ga je niets manipuleren maar alleen een verband zoeken
tussen twee variabelen die je niet onder controle hebt als onderzoeker
- Bvb aan de deelnemers vragen wat ze als ontbijt (variabele 1) gegeten hebben (coderen
volgens voedingswaarden --> fruit = 5, croissant = 1) dit in verband stellen met mentale
vaardigheden (variabele 2) via IQ-test
--> Positief verband: hoe beter/gezonder het ontbijt, hoe beter de scores op de mentale
vaardigheden
Maar: Kan in meerdere richtingen gaan, bvb slimmere mensen kiezen automatisch ook voor
gezonder ontbijt. Of komt dit misschien door opvoeding (achterliggende variabele, dus niet één van
de twee variabele die je onderzocht, maar een derde) die je hebt gekregen
--> Er zijn dus verschillende interpretaties van verbanden (X = onafhankelijke en Y = afhankelijke)
3
, 4 Soorten verbanden
1) DIRECT CAUSAAL
Vaak bij experiment, maar niet altijd bij psychologisch experiment
X -> Y = directe oorzaak, gevolg: het één veroorzaakt het andere (Hume & Mill)
Bvb een gezond ontbijt bepaalt zorgt voor positievere computeroefeningen
Hier hoop je op bij een onderzoek, maar vooral bij correlationeel onderzoek is dit vaak niet het geval.
2) INVERS CAUSAAL X <- Y
BVB SLIMME MENSEN KIEZEN SNELLER VOOR EEN GEZOND ONTBIJT, STAAT TEGENOVER DE OPZET
VAN JE ONDERZOEK WANT JE VERWACHT OORZAAK GEVOLG
3) COVARIATIE X <-> Y
X en y variëren samen, covariëren: Een gezond ontbijt maakt slimmer, maar door het gezonde ontbijt
krijg je de juiste voedingsstoffen binnen waardoor slimme mensen dus ook sneller zullen kiezen voor
een gezond ontbijt > exacte oorzaak en gevolg is troebel, niet helemaal duidelijk bij covariatie
4) INDIRECT ZX -> Y
Een achterliggende variabele (=storende variabele) die de verklaring geeft.
Bvb slimmere mensen kiezen voor gezonder ontbijt > de opvoeding verklaart dit verband = storende
variabele
Onderzoekscriteria van Hume & Mill: vereisten voor een direct causaal verband (toepassen examen)
1) Tijdruimtelijke structuur van oorzaak en gevolg
o X en Y kunnen in de tijd geordend worden
o Logische volgorde, chronologisch: ontbijtmanipulatie, dan denkoefeningen
2) Oorzaak dient vooraf te gaan aan het gevolg
o X en Y kunnen specifiek in de tijd geordend worden; éérst X en dan Y
o Eerst de oorzaak meten dan het gevolg: ijsje eten voor denkoefeningen
3) Het gevolg zal nooit optreden zonder het voorkomen van de oorzaak
o Geen X dan ook géén Y
o Nood aan controleconditie: geen ontbijt
4) Alle andere mogelijke verklaringen zijn uitgesloten
o Geen derde variabelen die het verband tussen X en Y kunnen verklaren (variabele Z)
o Extra onderzoek voor nodig: bvb hoe scoren gezondere onbijtsoorten?
Experiment Correlationeel onderzoek
Manipuleren: onafhankelijke variabele Geen manipulaties
Meten: afhankelijke variabele Enkel meten: covariaten
Verband: direct causaal: het effect van OV op AV Verbanden: geen onderscheidingen
4
1 Statistiek
Wetenschap van
- Gegevensverzameling
- Classificeren van gegevens
- Samenvatten van gegevens
- Organiseren van gegevens
- Analyseren van gegevens
- Interpreteren van gegevens
Gegevens verzameld via een steekproef van een populatie
- Populatie: de bestudeerde groep
- Steekproef: een selectie uit de populatie
Verzamelen, classificeren, samenvatten, organiseren, analyseren, interpreteren van gegevens
2 vormen
- Beschrijvende statistiek
o Kenmerken/parameters bepalen van steekproef
o Geen veralgemeningen naar populatie
o De gegevens van het onderzoek trachten voor te stellen via kengetallen, grafische
presentatie
- Inductieve statistiek
o Indien we op grond van steekproefgegevens iets trachten te besluiten over de
populatie, veralgemenen
o Kenmerken/parameters bepalen van populatie
o Van steekproef naar populatie = inductieve redenering (<> deductief)
o Extra vertaalslag nodig = foutgevoelig
2 Onderzoek
We waarnemen om uitspraken te kunnen maken die ...
- Zinvol zijn voor theorievorming = fundamenteel onderzoek bvb is wiskundig redeneren de
belangrijkste vaardigheid om statistiek uit te oefenen?
- Zinvol zijn voor de psychologische praktijk = praktijkgericht onderzoek bvb kan de
vooropleiding gebruikt worden om bepaalde studenten de instapmodule wiskunde aan te
bevelen?
Wie gaan we waarnemen
- Deelnemers (of onderzoeksobjecten) uit een steekproef bvb TP-studenten van thomas more
- Een steekproef wordt steeds uit een populatie getrokken bvb TP-studenten van alle hoge
scholen
Wat gaan we waarnemen?
- Eigenschappen meten van onze deelnemers of via onze deelnemers = variabelen
- Variabelen praktisch uitwerken zodat ze meetbaar zijn = operationaliseren bvb score op
examen
Statistiek
1
, - Patronen beschrijven van gemeten kenmerken
o Centrale tendens bvb Hoeveel punten worden er gemiddeld ( X ) behaald?
o Spreiding bvb Zijn er veel verschillen (Sx) tussen TP-studenten op het examen?
o Verbanden/associaties bvb Hebben studenten met een vooropleiding met meer uur
wiskunde hogere scores dan zij met minder (r xy)
- Waarnemingen omvormen tot ware en algemene uitspraken
o Uitspraken gebaseerd op waarnemingen verkregen via onze steekproef
o Uitspraken die veralgemenen naar volledige steekproef of populatie
Twee soorten
- Deterministische uitspraken: uitspraken die 100% zeker zijn; zekerheden & wetmatigheden
zelden tot nooit voor gedragswetenschappen
- Probabilistische uitspraken: uitspraken die niet 100% zeker zijn; onzekerheden & kansen/
waarschijnlijkheden, bijna altijd voor gedragswetenschappen --> wees kritisch
Conclusie
- Een hypothese ontwikkelen --> vraagstelling en operationalisering
- Objectieve data verzamelen --> steekproefopzet en dataverzameling
- De resultaten beschrijven en analyseren --> statistische trukendoos
- De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren --> kritische ingesteldheid als noodzaak
3 Soorten onderzoek
Kwaliteitscriteria van onderzoek
1) OBJECTIVITEIT
- Zonder enige vorm van vooroordeel (‘bias’) = neutraal blijven
- Bvb inclusie van deelnemers
2) CONTROLEERBAARHEID
- Procedure waarbij de onderzoeker zoveel mogelijk controle heeft: alle details kennen,
voorbereidingen maken
- Bvb observatiechecklist
3) HERHAALBAARHEID
- Procedure die feilloos te herhalen valt
- Een soort onderzoeksrecept maken zodat iedereen hetzelfde onderzoek 100% hetzelfde kan
nadoen
- Bvb standaardisatie van instructies
4) SYSTEMATIEK
- Procedure waarbij logische stappen gezet worden
- Bvb slaapimpact meten: eerste stap = slapen
2
,3.1 Het experiment
Hier werken we met een onafhankelijke variabele, waar je controle over hebt
- Bvb wat gaan verschillende types ontbijt doen met iemand zijn cognitieve vermogens?
- Onafhankelijke variabele: ontbijt (kan gemanipuleerd worden)
- Wat we hierover gaan meten: afhankelijke variabele (kan niet gemanipuleerd worden)
- Indeling in groepen: 1e groep krijgt een ijsje - 2e groep krijgt een glas water - 3e groep krijgt
geen ontbijt
We laten alle groepen denkoefeningen doen op de computer. We gaan meten hoe snel de mensen
deze oefeningen oplossen (afhankelijke variabele 1) en hoe juist ze zijn (afhankelijke variabele 2).
Meten hoe de manipulaties (onafhankelijke variabelen) een effect gaan hebben op de afhankelijke
variabelen.
3.2 Het correlationeel onderzoek
Verbanden zoeken tussen covariaten
Verschil met experiment
- Met correlationeel onderzoek ga je niets manipuleren maar alleen een verband zoeken
tussen twee variabelen die je niet onder controle hebt als onderzoeker
- Bvb aan de deelnemers vragen wat ze als ontbijt (variabele 1) gegeten hebben (coderen
volgens voedingswaarden --> fruit = 5, croissant = 1) dit in verband stellen met mentale
vaardigheden (variabele 2) via IQ-test
--> Positief verband: hoe beter/gezonder het ontbijt, hoe beter de scores op de mentale
vaardigheden
Maar: Kan in meerdere richtingen gaan, bvb slimmere mensen kiezen automatisch ook voor
gezonder ontbijt. Of komt dit misschien door opvoeding (achterliggende variabele, dus niet één van
de twee variabele die je onderzocht, maar een derde) die je hebt gekregen
--> Er zijn dus verschillende interpretaties van verbanden (X = onafhankelijke en Y = afhankelijke)
3
, 4 Soorten verbanden
1) DIRECT CAUSAAL
Vaak bij experiment, maar niet altijd bij psychologisch experiment
X -> Y = directe oorzaak, gevolg: het één veroorzaakt het andere (Hume & Mill)
Bvb een gezond ontbijt bepaalt zorgt voor positievere computeroefeningen
Hier hoop je op bij een onderzoek, maar vooral bij correlationeel onderzoek is dit vaak niet het geval.
2) INVERS CAUSAAL X <- Y
BVB SLIMME MENSEN KIEZEN SNELLER VOOR EEN GEZOND ONTBIJT, STAAT TEGENOVER DE OPZET
VAN JE ONDERZOEK WANT JE VERWACHT OORZAAK GEVOLG
3) COVARIATIE X <-> Y
X en y variëren samen, covariëren: Een gezond ontbijt maakt slimmer, maar door het gezonde ontbijt
krijg je de juiste voedingsstoffen binnen waardoor slimme mensen dus ook sneller zullen kiezen voor
een gezond ontbijt > exacte oorzaak en gevolg is troebel, niet helemaal duidelijk bij covariatie
4) INDIRECT ZX -> Y
Een achterliggende variabele (=storende variabele) die de verklaring geeft.
Bvb slimmere mensen kiezen voor gezonder ontbijt > de opvoeding verklaart dit verband = storende
variabele
Onderzoekscriteria van Hume & Mill: vereisten voor een direct causaal verband (toepassen examen)
1) Tijdruimtelijke structuur van oorzaak en gevolg
o X en Y kunnen in de tijd geordend worden
o Logische volgorde, chronologisch: ontbijtmanipulatie, dan denkoefeningen
2) Oorzaak dient vooraf te gaan aan het gevolg
o X en Y kunnen specifiek in de tijd geordend worden; éérst X en dan Y
o Eerst de oorzaak meten dan het gevolg: ijsje eten voor denkoefeningen
3) Het gevolg zal nooit optreden zonder het voorkomen van de oorzaak
o Geen X dan ook géén Y
o Nood aan controleconditie: geen ontbijt
4) Alle andere mogelijke verklaringen zijn uitgesloten
o Geen derde variabelen die het verband tussen X en Y kunnen verklaren (variabele Z)
o Extra onderzoek voor nodig: bvb hoe scoren gezondere onbijtsoorten?
Experiment Correlationeel onderzoek
Manipuleren: onafhankelijke variabele Geen manipulaties
Meten: afhankelijke variabele Enkel meten: covariaten
Verband: direct causaal: het effect van OV op AV Verbanden: geen onderscheidingen
4