INLEIDING
“De wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en handelingen van
mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere
mensen.” – Allport
1 Inleiding
Sociale deprivatie = tekort hebben aan sociale prikkels (deprivatie = tekort hebben)
Sociale paradox = nood aan sociaal contact, maar ook moeilijkheden om sociaal contact te maken
(paradox = tegenstellende conclusie)
= I can’t live with or without you
Invloed = nood aan anderen dus beïnvloeden we elkaar, mensen volgen elkaar: als 1 iemand het
doet, ben je geneigd om het zelf ook te doen want iedereen doet het bv hamsteren in corona
2 Studieobject
“De wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en handelingen van
mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere
mensen.” – Allport
2.1 Een wetenschappelijke studie
Empirische cyclus
1) Ik merk op dat vrouwen meer hulp vragen dan
mannen
2) Hypothese opstellen: vragen vrouwen meer hulp dan
mannen?
3) Ik denk dat vrouwen sneller hulp vragen en daarom
meer of ik denk dat mannen hulp niet durven te vragen
4) Meten: hoe snel, hoe vaak
5) Zou dat in elke les zo zijn? Of zijn er verschillen
naargelang het onderwerp
Variabelen
Onafhankelijke variabele = diegene die gemanipuleerd wordt; diegene waarvan verwacht wordt dat
hij invloed heeft op de afhankelijke variabele
Afhankelijke variabele = die variabele die afhankelijk is van de onafhankelijke variabele; het gedrag
dat gemeten wordt (de uitkomst)
Bvb groeit de plant sneller op kraanwater of mineraalwater?
Onafhankelijke variabele = het soort water
Afhankelijke variabele = de groei van de plant
1
,2.2 De gedachten, gevoelens en handelingen
ABC – model
- Affection: in hoe we ons voelen = sociale invloed, beïnvloedt mijn gevoel
bvb vriend die mijn trui uitlacht = maakt mij verdrietig
- Behavior: in hoe we ons gedragen = sociale invloed, beïnvloedt mijn gedrag
bvb vriend die mijn trui uitlacht = ik doe de trui uit / ik koop een andere trui
- Cognitive: in hoe we (over onszelf) denken = sociale invloed, beïnvloedt mijn gedachten
bvb vriend die mijn trui uitlacht = nu vind ik mijn trui ook lelijk
2.3 Beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen
Fysiek, feitelijk = door de fysieke aanwezigheid kan je beïnvloed worden
bv man met rugzak => terrorist met bom in rugzak
Voorgesteld = nadenken over wat de anderen ZOU doen, zeggen, denken beïnvloedt je
bv hoe ga ik mij kleden? Wat zouden de anderen aandoen?
Onrechtstreeks, impliciet = op een onrechtstreekse manier beïnvloedt worden
bv door reclame
2.4 Aanvullingen bij de definitie
1) Beïnvloed worden maar ook anderen beïnvloeden
2) Niet altijd bewuste of intentionele invloed
3) Heel breed terrein: alles is sociale psychologie
Bvb context: hitte = meer agressie
3. De invalshoek van sociale psychologie
Onderscheid sociologie
- Maatschappelijke kenmerken of groepskenmerken
- Tegenover aandacht voor het individu
- En dan: individu en onmiddellijke omgeving
Binnen de psychologie
- Dispositionisme: persoonlijkheidspsychologie leggen de oorzaken van gedrag vaak intern
- Situationisme: sociale psychologie leggen de oorzaak van gedrag aan externe factoren
- Interactionisme: hoe kunnen we het gedrag het best verklaren?
4. Enkele belangrijke evoluties
Zelfstudie pagina 19 -24 --> geen examenvragen over
2
,GROEPSNORMEN
Groep + normen --> hoe zullen/moeten wij ons aanpassen aan de normen van een groep
Personal space experiment = jongen gaat steeds dichter bij mensen bvb op de tram zitten --> de
persoonlijke ruimte van onbekenden testen
1 Hoe ontstaan normen
Expliciete norm = uitgesproken regel bvb niet roken in de aula = hoort niet +/- wet
Impliciete norm = onuitgesproken regel bvb niet als eerste beginnen eten, of al gaan zitten
1.1 Van bovenaf opgelegde normen
= verticale, hiërarchischer structuur
- Hogeschool, gezin, verkeer, religie, overheid
- Externe omstandigheden bvb noodsituaties: brand op school: leerkrachten zijn
verantwoordelijk om ons normen op te leggen van hoe te gedragen
1.2 Normen die spontaan binnen de groep ontstaan
Als de groep +/- gelijk is aan elkaar
- Krijg je zelf inspraak in het overleggen van de groepsnormen
- Spontaan, onbewust
1) NORMEN ALS PRODUCT VAN EEN SOCIALE VERGELIJKING
Sociale normering = met de groep onbewust een gemeenschappelijke norm vormen
Experiment lichtpuntje Sherif
Autokinetische effect: de illusie dat een statisch lichtpuntje in een donkere omgeving lijkt te
bewegen ten gevolge van de eigen oogbewegingen => vraag: schat de afstand dat de stip beweegt
Ambigue situatie: de situatie is onduidelijk, er is geen juist antwoord mogelijk (ambiguïteit is een
belangrijk kenmerk van Sherif) --> wat gaan mensen doen in ambigue situaties: anderen volgen
(impliciete invloed)
Proefopstelling Evolutie van de individuele schattingen
Individueel Ontstaan van individuele norm
In groepjes van drie Vorming van een groepsnorm
Individueel De groepsnorm als referentie gebruikt
3 groepssessies nodig om aan sociale normering te doen, door de ambigue situatie
--> men wist het antwoord niet, dus gaan we kijken naar wat de anderen doen; al na drie
groepssessies komen ze overeen over de afstand
3
, 2) TOEPASSINGEN AMIBUÏTEIT
- Alledaagse normen: bepaalde foto’s mogen niet op instagram
- Sensibiliseringscampagnes voor het goede doel
o Help save the environment
= op hotel krijg je elke dag nieuwe handdoeken --> milieu onvriendelijk
dus: reusable handdoeken 2x gebruik
groep 1 = kreeg folder waarop stond gebruik de handdoeken 2x
groep 2 = kregen dezelfde folder maar met erbij geschreven dat de vorige
hotelgasten dit ook hadden gedaan--> makkelijker voor groep 2 om de handdoeken
nog eens te gebruiken
o Working&drinking
= studenten ↑ drinken ↑ leren ↓ --> dus folder maken voor het omgekeerde ↓
drinken ↑ leren
2 Automatische sociale invloed
Subtiel, onbewust, impliciet
Bvb op open plek naar boven kijken, iedereen kijkt plots mee
Kameleoneffect: kameleon kan zich snel aanpassen aan de omgeving, als we in groep zijn gaan we
onbewust het gedrag en de houding van anderen overnemen
3 Conformeren aan een groepsnorm
Conformeren = aanpassing, de neiging om de eigen opinies, attitudes of gedragingen aan te passen
aan wat men als norm ervaart binnen de groep
= ik gedraag me volgens de normen van de groep (ook al wordt het niet gevraagd)
Bvb sekte: mensen brainwashen = leidde tot massa zelfmoord
Bvb in de les: stil zitten en luisteren naar de leerkracht
> in het Westen klinkt conformisme negatief = ‘jij doet gewoon mee met de groep, jij bent zwak”
Verschil Sherif: daarbij waren er nog geen groepsnormen aanwezig, ze zochten samen een
gemeenschappelijke , zij deden aan sociale normering
<-> conformisme: er is al een groep met groepsnormen aanwezig, het individu komt hierbij
3.1 Conformeren tegen beter weten in
Experiment lijnstukken van Asch
Studies of independence and conformity: a minortiy of one against a unanimous majority
= ik wil kunnen aantonen dat mensen een eigen mening hebben dat tegen in de groep gaat
<-> Sherif: men liet zich beïnvloeden door de groep omdat er sprake was van een ambigue situatie
=> experiment met een duidelijke situatie waarbij 1 antwoord mogelijk was zodat de onzekerheid
wordt uitgesloten
4
“De wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en handelingen van
mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere
mensen.” – Allport
1 Inleiding
Sociale deprivatie = tekort hebben aan sociale prikkels (deprivatie = tekort hebben)
Sociale paradox = nood aan sociaal contact, maar ook moeilijkheden om sociaal contact te maken
(paradox = tegenstellende conclusie)
= I can’t live with or without you
Invloed = nood aan anderen dus beïnvloeden we elkaar, mensen volgen elkaar: als 1 iemand het
doet, ben je geneigd om het zelf ook te doen want iedereen doet het bv hamsteren in corona
2 Studieobject
“De wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en handelingen van
mensen beïnvloed worden door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere
mensen.” – Allport
2.1 Een wetenschappelijke studie
Empirische cyclus
1) Ik merk op dat vrouwen meer hulp vragen dan
mannen
2) Hypothese opstellen: vragen vrouwen meer hulp dan
mannen?
3) Ik denk dat vrouwen sneller hulp vragen en daarom
meer of ik denk dat mannen hulp niet durven te vragen
4) Meten: hoe snel, hoe vaak
5) Zou dat in elke les zo zijn? Of zijn er verschillen
naargelang het onderwerp
Variabelen
Onafhankelijke variabele = diegene die gemanipuleerd wordt; diegene waarvan verwacht wordt dat
hij invloed heeft op de afhankelijke variabele
Afhankelijke variabele = die variabele die afhankelijk is van de onafhankelijke variabele; het gedrag
dat gemeten wordt (de uitkomst)
Bvb groeit de plant sneller op kraanwater of mineraalwater?
Onafhankelijke variabele = het soort water
Afhankelijke variabele = de groei van de plant
1
,2.2 De gedachten, gevoelens en handelingen
ABC – model
- Affection: in hoe we ons voelen = sociale invloed, beïnvloedt mijn gevoel
bvb vriend die mijn trui uitlacht = maakt mij verdrietig
- Behavior: in hoe we ons gedragen = sociale invloed, beïnvloedt mijn gedrag
bvb vriend die mijn trui uitlacht = ik doe de trui uit / ik koop een andere trui
- Cognitive: in hoe we (over onszelf) denken = sociale invloed, beïnvloedt mijn gedachten
bvb vriend die mijn trui uitlacht = nu vind ik mijn trui ook lelijk
2.3 Beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen
Fysiek, feitelijk = door de fysieke aanwezigheid kan je beïnvloed worden
bv man met rugzak => terrorist met bom in rugzak
Voorgesteld = nadenken over wat de anderen ZOU doen, zeggen, denken beïnvloedt je
bv hoe ga ik mij kleden? Wat zouden de anderen aandoen?
Onrechtstreeks, impliciet = op een onrechtstreekse manier beïnvloedt worden
bv door reclame
2.4 Aanvullingen bij de definitie
1) Beïnvloed worden maar ook anderen beïnvloeden
2) Niet altijd bewuste of intentionele invloed
3) Heel breed terrein: alles is sociale psychologie
Bvb context: hitte = meer agressie
3. De invalshoek van sociale psychologie
Onderscheid sociologie
- Maatschappelijke kenmerken of groepskenmerken
- Tegenover aandacht voor het individu
- En dan: individu en onmiddellijke omgeving
Binnen de psychologie
- Dispositionisme: persoonlijkheidspsychologie leggen de oorzaken van gedrag vaak intern
- Situationisme: sociale psychologie leggen de oorzaak van gedrag aan externe factoren
- Interactionisme: hoe kunnen we het gedrag het best verklaren?
4. Enkele belangrijke evoluties
Zelfstudie pagina 19 -24 --> geen examenvragen over
2
,GROEPSNORMEN
Groep + normen --> hoe zullen/moeten wij ons aanpassen aan de normen van een groep
Personal space experiment = jongen gaat steeds dichter bij mensen bvb op de tram zitten --> de
persoonlijke ruimte van onbekenden testen
1 Hoe ontstaan normen
Expliciete norm = uitgesproken regel bvb niet roken in de aula = hoort niet +/- wet
Impliciete norm = onuitgesproken regel bvb niet als eerste beginnen eten, of al gaan zitten
1.1 Van bovenaf opgelegde normen
= verticale, hiërarchischer structuur
- Hogeschool, gezin, verkeer, religie, overheid
- Externe omstandigheden bvb noodsituaties: brand op school: leerkrachten zijn
verantwoordelijk om ons normen op te leggen van hoe te gedragen
1.2 Normen die spontaan binnen de groep ontstaan
Als de groep +/- gelijk is aan elkaar
- Krijg je zelf inspraak in het overleggen van de groepsnormen
- Spontaan, onbewust
1) NORMEN ALS PRODUCT VAN EEN SOCIALE VERGELIJKING
Sociale normering = met de groep onbewust een gemeenschappelijke norm vormen
Experiment lichtpuntje Sherif
Autokinetische effect: de illusie dat een statisch lichtpuntje in een donkere omgeving lijkt te
bewegen ten gevolge van de eigen oogbewegingen => vraag: schat de afstand dat de stip beweegt
Ambigue situatie: de situatie is onduidelijk, er is geen juist antwoord mogelijk (ambiguïteit is een
belangrijk kenmerk van Sherif) --> wat gaan mensen doen in ambigue situaties: anderen volgen
(impliciete invloed)
Proefopstelling Evolutie van de individuele schattingen
Individueel Ontstaan van individuele norm
In groepjes van drie Vorming van een groepsnorm
Individueel De groepsnorm als referentie gebruikt
3 groepssessies nodig om aan sociale normering te doen, door de ambigue situatie
--> men wist het antwoord niet, dus gaan we kijken naar wat de anderen doen; al na drie
groepssessies komen ze overeen over de afstand
3
, 2) TOEPASSINGEN AMIBUÏTEIT
- Alledaagse normen: bepaalde foto’s mogen niet op instagram
- Sensibiliseringscampagnes voor het goede doel
o Help save the environment
= op hotel krijg je elke dag nieuwe handdoeken --> milieu onvriendelijk
dus: reusable handdoeken 2x gebruik
groep 1 = kreeg folder waarop stond gebruik de handdoeken 2x
groep 2 = kregen dezelfde folder maar met erbij geschreven dat de vorige
hotelgasten dit ook hadden gedaan--> makkelijker voor groep 2 om de handdoeken
nog eens te gebruiken
o Working&drinking
= studenten ↑ drinken ↑ leren ↓ --> dus folder maken voor het omgekeerde ↓
drinken ↑ leren
2 Automatische sociale invloed
Subtiel, onbewust, impliciet
Bvb op open plek naar boven kijken, iedereen kijkt plots mee
Kameleoneffect: kameleon kan zich snel aanpassen aan de omgeving, als we in groep zijn gaan we
onbewust het gedrag en de houding van anderen overnemen
3 Conformeren aan een groepsnorm
Conformeren = aanpassing, de neiging om de eigen opinies, attitudes of gedragingen aan te passen
aan wat men als norm ervaart binnen de groep
= ik gedraag me volgens de normen van de groep (ook al wordt het niet gevraagd)
Bvb sekte: mensen brainwashen = leidde tot massa zelfmoord
Bvb in de les: stil zitten en luisteren naar de leerkracht
> in het Westen klinkt conformisme negatief = ‘jij doet gewoon mee met de groep, jij bent zwak”
Verschil Sherif: daarbij waren er nog geen groepsnormen aanwezig, ze zochten samen een
gemeenschappelijke , zij deden aan sociale normering
<-> conformisme: er is al een groep met groepsnormen aanwezig, het individu komt hierbij
3.1 Conformeren tegen beter weten in
Experiment lijnstukken van Asch
Studies of independence and conformity: a minortiy of one against a unanimous majority
= ik wil kunnen aantonen dat mensen een eigen mening hebben dat tegen in de groep gaat
<-> Sherif: men liet zich beïnvloeden door de groep omdat er sprake was van een ambigue situatie
=> experiment met een duidelijke situatie waarbij 1 antwoord mogelijk was zodat de onzekerheid
wordt uitgesloten
4