HEMATO-ONCOLOGIE: ONDERDEEL
PATHOLOGIE – PROF TOUSSEYN
INLEIDING
- Examen: totaal 40 MKV, waarvan ± 6 pathologie
o Enkel theorie kennen, hij vraagt geen histologische prentjes
o Je kan het examen perfect oplossen met de slides (handboek is uitgebreider)
- Hematologische kankers zijn NIET frequent, bv zeker niet tov borstkanker
o Maar in bepaalde leeftijdscategorieën bv kinderen en jongvolwassenen kan het wel
relatief frequent voorkomen
o Bepaalde hematologische kankers komen ook typisch voor bij ouderen
- Patholoog heeft een bepaalde hoeveelheid weefsel nodig om te kunnen onderzoeken à kwaliteit
vd biopsie moet goed genoeg zijn
o Het is steeds een afweging tussen zekerheidsdiagnose of voorzichtiger zijn en pt minder
belasten, maar dan bestaat het risico dat het een verkeerde diagnose is
LEERDOELEN
- Kennis van het arsenaal aan beschikbare technieken om tot een diagnose te komen, incl.
voor/nadelen, pitfalls en TATs
- Belang van het verschaffen van volledige en relevante klinische informatie aan de patholoog bij
vraag naar weefseldiagnose
- Begrijpen van de inhoud van een pathologie rapport, mbt classificatie van pathologieën,
prognosticering en gepersonaliseerde therapie
- Inzicht in de verscheidenheid van presentaties van hematologische aandoeningen (goedaardig
en maligne) zodat deze tijdig worden onderkend en doorgestuurd worden voor verdere
diagnostische oppuntstelling
- Kennis van de meest voorkomende hematologische ziektebeelden en hun karakteristieke
clinicopathologische en moleculair genetische kenmerken
1
,LES 1: ROL VAN DE HEMATOPATHOLOOG IN DE DIAGNOSTIEK VAN
HEMATOLOGISCHE AANDOENINGEN
= onderdeel van de pathologische ontleedkunde dat gericht is op de identificatie van ziekteprocessen
uitgaande van bloedcellen in
- Het bloed
- Het beenmerg
- De lymfoïde weefsels
ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN DE LYMFOÏDE WEEFSELS (HERHALING)
CENTRALE VERSUS PERIFERE LYMFOÏDE WEEFSELS
Primaire lymfoïde organen/weefsels: ofwel vorming of rijping tot functionaliteit
- Beenmerg:
o Stamcel à lymfoïde + myeloïde lijn
o Alles ontstaan hier à bv vaak biopsie vd heup
- Thymus:
o Vnl jonge immature T cellen hier aanwezig
o T cel ondergaat noodzakelijke stap tot maturatie
o Bv T cel lymfoom vaak in mediastinum
Secundaire lymfoïde organen/weefsels
- Milt
- MALT = mucosa-associated lymphoïd tissue
- Lymfeklieren:
o Hier kan lymfoom voorkomen à geeft zwelling vd
lymfeklier = nodale aantasting
o Lymfomen kunnen ook extranodaal voorkomen: buiten de lymfeklieren en op plaatsen
waar normaal geen lymfocyten aanwezig zijn
§ Bv in de hersen kan een lymfoom voorkomen (daar zijn normaal geen
lymfocyten), maar door chronische inflammatie worden wel lymfocyten
aangetrokken
§ Bv chronische onsteking vd maag à lymfocyten aangetrokken à lymfoom in de
maag
BEENMERG
- Splitsing in 2 precursoren:
o Lymfoïd: T-lymfocyten, B-lymfocyten, NK cellen
o Myeloïd: voorlopers van RBC, WBV en bloedplaatjes
2
,B-CEL DIFFERENTIATIE
- B cel produceert immunoglobulines, die bevinden zich op het oppervlak van de B cel
- Er gebeurt genherschikking (VDJ recombinatie) van 2 chromosomen
o Chromosoom 14 (Ig zware keten)
o Chromosoom 2 of 22 (Ig lichte keten)
à Hierdoor is elke B-cel verschillend (ander genetisch profiel)
- Lymfocyt die met Ig op oppervlak = functioneel
o Is in staat om 1 antigen (epitoop) te herkennen. Elke lymfocyt herkent een ander epitoop
o Op dit moment is de B cel matuur geworden en kan die het beenmerg verlaten.
o Naïve, mature B cel (naïef dwz heeft nog geen contact gehad)
- Lymfocyt gaat dan naar secundair lymfoid orgaan bv milt/MALT/lymfeklier à gaat zich nestelen in
een primaire follikel
o Primaire follikel = allemaal mature B lymfocyten die wacht tot een antigen (Ag) passeert
o Als antigen passeert à 2 opties:
§ Lymfocyt zal snel een plasmacel worden waardoor Ig van op de oppervlakte vd B
cel komt los à snelle maar aspecifieke reactie, igM = snelle piek
§ Omzetting naar secundaire follikel, antistof wordt herkend en gaat prolifereren
à zeer veel dochtercellen worden gevormd. Er gaan daan somatische
hypermutaties optreden à dwz de dochtercellen verschillen ook allemaal een
beetje van elkaar. Sommigen zullen het antigen beter herkennen, andere minder
goed (die laatste worden afgebroken door macrofagen, apoptose) à dit proces
neemt meer tijd maar is wel specifieker, igG = latere piek
3
, MALT
Kleine hoeveelheden lymfoid weefsel, aangetroffen in submucosale
membranen: georganiseerd vs diffuus
- GALT (= gut-associated lymphoid tissue): platen van Peyer in de darm
à georganiseerd
- BALT (= bronchus-associated lymphoid tissue): ring van Waldeyer à
georganiseerd
- SALT (= skin-associated lymphoid tissue)
Verworven MALT
- Elke plaats van chronische, langdurige inflammatie: lymfoïde
collecties ontwikkelen
- Bv speekselklier, schildklier, traanklier, maagwand …
! op al deze plaatsen kan een lymfoom ontstaan: MALT-lymfoom
CLUSTERS OF DIFFERENTIATION (CD MERKERS)
- Cel oppervlakte molecules
o CD merkers zijn eiwitten op de oppervlakje van WBC
o Er zijn zeer veel verschillende merkers. Sommige zijn heel
specifiek, andere zijn heel algemeen.
o receptor of ligand
o Induceert signaaltransductie of cel adhesie
- 1982 Intl workshop on Human Leukocyte Differentiation Antigens
o Initieel: classificatie van mAbs tegen epitopen op celoppervlak v
WBC: anti-CD antilichamen
o > 400
- Markers voor immuunfenotypering van cellen
o Combinaties: Th: CD3+, CD4+, CD8-
o Hi/bright, mid, low/dim: variabiliteit in expressie
§ Vb. macrofaag: lage CD4
o Vaak niet specifiek voor 1 type cel
§ CD3 is merker voor mature T cellen
o Kan wisselen doorheen het leven van een cel
§ Bv CD20 is slechts aanwezig op een B cel in een bepaalde periode à is nuttig
om te zien waar in het leven die B cel zit
- Aanwezigheid op oppervlak van lymfocyt helpt voor ontwikkeling van therapiën vóór cellen
kwaadaardig worden
o CD20 op normale en maligne B cel à target voor immunotherapie
o Monoklonale As tegen CD20 (rituximab): eigen IS valt tumorcellen aan
4
PATHOLOGIE – PROF TOUSSEYN
INLEIDING
- Examen: totaal 40 MKV, waarvan ± 6 pathologie
o Enkel theorie kennen, hij vraagt geen histologische prentjes
o Je kan het examen perfect oplossen met de slides (handboek is uitgebreider)
- Hematologische kankers zijn NIET frequent, bv zeker niet tov borstkanker
o Maar in bepaalde leeftijdscategorieën bv kinderen en jongvolwassenen kan het wel
relatief frequent voorkomen
o Bepaalde hematologische kankers komen ook typisch voor bij ouderen
- Patholoog heeft een bepaalde hoeveelheid weefsel nodig om te kunnen onderzoeken à kwaliteit
vd biopsie moet goed genoeg zijn
o Het is steeds een afweging tussen zekerheidsdiagnose of voorzichtiger zijn en pt minder
belasten, maar dan bestaat het risico dat het een verkeerde diagnose is
LEERDOELEN
- Kennis van het arsenaal aan beschikbare technieken om tot een diagnose te komen, incl.
voor/nadelen, pitfalls en TATs
- Belang van het verschaffen van volledige en relevante klinische informatie aan de patholoog bij
vraag naar weefseldiagnose
- Begrijpen van de inhoud van een pathologie rapport, mbt classificatie van pathologieën,
prognosticering en gepersonaliseerde therapie
- Inzicht in de verscheidenheid van presentaties van hematologische aandoeningen (goedaardig
en maligne) zodat deze tijdig worden onderkend en doorgestuurd worden voor verdere
diagnostische oppuntstelling
- Kennis van de meest voorkomende hematologische ziektebeelden en hun karakteristieke
clinicopathologische en moleculair genetische kenmerken
1
,LES 1: ROL VAN DE HEMATOPATHOLOOG IN DE DIAGNOSTIEK VAN
HEMATOLOGISCHE AANDOENINGEN
= onderdeel van de pathologische ontleedkunde dat gericht is op de identificatie van ziekteprocessen
uitgaande van bloedcellen in
- Het bloed
- Het beenmerg
- De lymfoïde weefsels
ANATOMIE EN FYSIOLOGIE VAN DE LYMFOÏDE WEEFSELS (HERHALING)
CENTRALE VERSUS PERIFERE LYMFOÏDE WEEFSELS
Primaire lymfoïde organen/weefsels: ofwel vorming of rijping tot functionaliteit
- Beenmerg:
o Stamcel à lymfoïde + myeloïde lijn
o Alles ontstaan hier à bv vaak biopsie vd heup
- Thymus:
o Vnl jonge immature T cellen hier aanwezig
o T cel ondergaat noodzakelijke stap tot maturatie
o Bv T cel lymfoom vaak in mediastinum
Secundaire lymfoïde organen/weefsels
- Milt
- MALT = mucosa-associated lymphoïd tissue
- Lymfeklieren:
o Hier kan lymfoom voorkomen à geeft zwelling vd
lymfeklier = nodale aantasting
o Lymfomen kunnen ook extranodaal voorkomen: buiten de lymfeklieren en op plaatsen
waar normaal geen lymfocyten aanwezig zijn
§ Bv in de hersen kan een lymfoom voorkomen (daar zijn normaal geen
lymfocyten), maar door chronische inflammatie worden wel lymfocyten
aangetrokken
§ Bv chronische onsteking vd maag à lymfocyten aangetrokken à lymfoom in de
maag
BEENMERG
- Splitsing in 2 precursoren:
o Lymfoïd: T-lymfocyten, B-lymfocyten, NK cellen
o Myeloïd: voorlopers van RBC, WBV en bloedplaatjes
2
,B-CEL DIFFERENTIATIE
- B cel produceert immunoglobulines, die bevinden zich op het oppervlak van de B cel
- Er gebeurt genherschikking (VDJ recombinatie) van 2 chromosomen
o Chromosoom 14 (Ig zware keten)
o Chromosoom 2 of 22 (Ig lichte keten)
à Hierdoor is elke B-cel verschillend (ander genetisch profiel)
- Lymfocyt die met Ig op oppervlak = functioneel
o Is in staat om 1 antigen (epitoop) te herkennen. Elke lymfocyt herkent een ander epitoop
o Op dit moment is de B cel matuur geworden en kan die het beenmerg verlaten.
o Naïve, mature B cel (naïef dwz heeft nog geen contact gehad)
- Lymfocyt gaat dan naar secundair lymfoid orgaan bv milt/MALT/lymfeklier à gaat zich nestelen in
een primaire follikel
o Primaire follikel = allemaal mature B lymfocyten die wacht tot een antigen (Ag) passeert
o Als antigen passeert à 2 opties:
§ Lymfocyt zal snel een plasmacel worden waardoor Ig van op de oppervlakte vd B
cel komt los à snelle maar aspecifieke reactie, igM = snelle piek
§ Omzetting naar secundaire follikel, antistof wordt herkend en gaat prolifereren
à zeer veel dochtercellen worden gevormd. Er gaan daan somatische
hypermutaties optreden à dwz de dochtercellen verschillen ook allemaal een
beetje van elkaar. Sommigen zullen het antigen beter herkennen, andere minder
goed (die laatste worden afgebroken door macrofagen, apoptose) à dit proces
neemt meer tijd maar is wel specifieker, igG = latere piek
3
, MALT
Kleine hoeveelheden lymfoid weefsel, aangetroffen in submucosale
membranen: georganiseerd vs diffuus
- GALT (= gut-associated lymphoid tissue): platen van Peyer in de darm
à georganiseerd
- BALT (= bronchus-associated lymphoid tissue): ring van Waldeyer à
georganiseerd
- SALT (= skin-associated lymphoid tissue)
Verworven MALT
- Elke plaats van chronische, langdurige inflammatie: lymfoïde
collecties ontwikkelen
- Bv speekselklier, schildklier, traanklier, maagwand …
! op al deze plaatsen kan een lymfoom ontstaan: MALT-lymfoom
CLUSTERS OF DIFFERENTIATION (CD MERKERS)
- Cel oppervlakte molecules
o CD merkers zijn eiwitten op de oppervlakje van WBC
o Er zijn zeer veel verschillende merkers. Sommige zijn heel
specifiek, andere zijn heel algemeen.
o receptor of ligand
o Induceert signaaltransductie of cel adhesie
- 1982 Intl workshop on Human Leukocyte Differentiation Antigens
o Initieel: classificatie van mAbs tegen epitopen op celoppervlak v
WBC: anti-CD antilichamen
o > 400
- Markers voor immuunfenotypering van cellen
o Combinaties: Th: CD3+, CD4+, CD8-
o Hi/bright, mid, low/dim: variabiliteit in expressie
§ Vb. macrofaag: lage CD4
o Vaak niet specifiek voor 1 type cel
§ CD3 is merker voor mature T cellen
o Kan wisselen doorheen het leven van een cel
§ Bv CD20 is slechts aanwezig op een B cel in een bepaalde periode à is nuttig
om te zien waar in het leven die B cel zit
- Aanwezigheid op oppervlak van lymfocyt helpt voor ontwikkeling van therapiën vóór cellen
kwaadaardig worden
o CD20 op normale en maligne B cel à target voor immunotherapie
o Monoklonale As tegen CD20 (rituximab): eigen IS valt tumorcellen aan
4