Blz 169!
Hoofdstuk 1
Gezondheid: een toestand van een compleet fysiek, mentaal en sociaal welbevinden, en niet
slechts de afwezigheid van ziekte of gebrek.
Het vermogen zich aan te passen en eigen regie te voeren in het licht van sociale, fysieke en
emotionele uitdagingen in het leven.
DSM-5-TR: Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
1.3 Medische benadering van psychische klachten
De klassieke medische benadering: symptomen zijn een uiting van een ziekte.
Comorbiditeit: het tegelijk voorkomen van verschillende ziektebeelden (2 of meer tegelijk).
Brugsymptomen: wanneer mensen 2 of meer diagnoses krijgen en sommige symptomen
voorkomen in de lijstjes van verschillende diagnoses.
Trans diagnostische factoren: overeenkomende kenmerken onder hulpvragers.
Medische benadering/ DSM-5-TR: psychische problemen is een hersenziekte. Stoornissen en
problemen staan centraal. Er is weinig oog voor het dagelijks leven, het netwerk en
levensverhaal van de cliënt. De diagnose staat centraal in het handelen.
Symptoomnetwerken: Ziekte staan niet centraal, symptomen van stoornissen werken op
elkaar in. Symptomen werken met elkaar samen en versterken elkaar. Ze vormen een op
zichzelf onderhoudend systeem/netwerk. Dit kan een verklaring geven voor comorbiditeit
(tegelijk voorkomen van verschillende ziektebeelden).
Trans diagnostische factoren: Veel hulpvragers ongeacht de diagnose hebben
overeenkomende kenmerken.
- Biologische factoren (gen).
- Psychologische kenmerken (coping, zelfbeeld).
- Gedragingen en symptomen (vermijdingsgedrag, verslaving, dwangmatig gedrag).
- Traumatische ervaringen in verleden (psychische kwetsbaarheid).
- Langdurige blootstelling aan stress
- Zelfde therapieën zijn werkzaam.
1.4 Het biopsychosociaal model (George L. Engel)
Verschillende kanten om problematiek te bekijken, waardoor je een verklaring kan vinden en
verschillende behandelingen kan aanbieden.
3 invalshoeken om een ziekte goed te behandelen en begrijpen:
- Biologisch (genen, hersenen).
- Psychologisch (coping, gedachten).
- Sociaal (werk, gezin, inkomen).
,1.5 De sociaalpsychiatrische benadering
Onderscheidt zich van de klinische, medisch georiënteerde psychiatrie. Vreemde
gedragingen zijn geen symptomen van ziekte, maar een reactie op levensgebeurtenissen.
- Hulpverlening richt zich op de cliënt.
- Tegengaan van marginalisering (ondergeschikt maken) en uitstoting.
- Flexibel aanbieden van hulp.
- Geestelijke gezondheidsproblemen plaatsen in een epidemiologisch perspectief.
- Hulp bieden bij praktische problemen.
1.6 Culture aspecten
Cultuur bepaalt wat afwijkend en ziek is.
Hoofdstuk 2: De herstelgerichte benadering in de hulpverlening
2.1 Definitie van herstel
Herstel is het persoonlijke proces waar bij iemand min of meer ontwrichtende
levenservaring zodanig naar boven komt, dat hij het leven weer vanuit eigen wensen en
mogelijkheden vorm kan geven, met of zonder blijvende gevolgen van die ervaring. Kijken
naar mogelijkheden van cliënt.
2.3 Herstel in fasen
1. Overweldigd zijn door aandoening:
Leven wordt bepaald door de aandoening. Belemmering alledaags functioneren.
2. Worstelen met de aandoening:
Schaamte. Angst voor herhaling. Draad wordt voorzichtig opgepakt.
3. Leven met de aandoening:
Vertrouwen groeit terug. Leren mogelijkheden en beperkingen kennen. Soms slechte
dagen horen erbij.
4. Leven voorbij de aandoening:
Raakt op de achtergrond. Leren vroegtijdige herkenning en voorzorgsmaatregelen.
Implementatie:
1. Vinden hoop
2. Herstellen positieve identiteit.
3. Vinden van het leven.
4. Maken eigen keuzes.
5. Verantwoordelijkheid nemen.
2.5.1 Vier aspecten herstel
1. Herstel van gezondheid of medisch herstel. Verbetering van symptomen.
2. Functieherstel alledaags leven.
3. Maatschappelijk herstel.
4. Persoonlijk herstel. Hervinden identiteit. Betekenis aan het leven hervinden.
, 2.6 Herstel ondersteunende hulpverlening
- Attitude hoop en optimisme (geloof).
- Aanwezig en onbevooroordeeld.
- Gebruikt professionele referentiekader terughoudend en bescheiden.
- Aansluiting bij cliënt.
- Stimuleren eigen kracht cliënt.
- Stimuleren ervaringsdeskundigheid cliënt.
- Gericht zijn op verlichten van lijden en vergroten regie en autonomie.
- Medeleven tonen
- Gemeenschappelijke taal gebruiken
- Achterhalen levensverhaal.
- (zelf)stigma bespreken.
- Ervaringsdeskundige inzetten.
- Samenwerking met naasten.
- Goede samenwerking disciplines.
2.7 Diversiteit
5 factoren die interculturele interactie bevorderen:
1. Culturele empathie: in kunnen leven andere cultuur.
2. Open mindset.
3. Sociaal initiatief nemen.
4. flexibiliteit.
5. Emotionele stabiliteit.
2.8 Stigmatisering
Stigmatisering: Individu of hele groep wordt geassocieerd met negatieve eigenschappen of
gedrag.
Komt voor: sociaal maatschappelijke functies (minder kans op een baan), woonwijk, media,
GGZ.
Stigma: Krachtige negatieve stempel op basis van gemeenschappelijke, afwijkende
kenmerken of gedragingen die angst of afkeer oproepen. Negatieve vooroordelen.
Zelfstigma: leidt tot angst, geen zelfvertrouwen, depressieve symptomen, slechte kwaliteit
van leven en vermijding professionele hulp.
Publiek stigma: bijvoorbeeld dat mensen met een verslaving te slap zijn om gewoon te
stoppen.
Structureel stigma: ongelijkheid cultuur, wet en regelgeving. Bijvoorbeeld weigering
verzekeraars.
Destigmatisering: schaamte weghalen bij cliënt, herstel ondersteunende zorg.