100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached 4.2 TrustPilot
logo-home
Summary

Samenvatting diabetes (endocrinologie) - Prof Mathieu

Rating
-
Sold
-
Pages
77
Uploaded on
05-05-2025
Written in
2024/2025

Deze samenvatting bevat zowel alle notities van tijdens de lessen als alle informatie uit het handboek, verwerkt tot 1 geheel.

Institution
Course











Whoops! We can’t load your doc right now. Try again or contact support.

Written for

Institution
Study
Course

Document information

Uploaded on
May 5, 2025
Number of pages
77
Written in
2024/2025
Type
Summary

Subjects

Content preview

DIABETES MELLITUS
DEFINITIE
Historisch en letterlijk (diabainèn) = overmatig verlies van suiker (glucose) in de urine.
Klinisch beeld dat ze herkenden als ‘iemand dat veel plaste’. Beschrijvingen dat het zoete
urine was.

Een betere definitie = een syndroom, gekenmerkt door een verhoging van het
glucosegehalte (glycemie) van het bloed (al dan niet geassocieerd met glucosurie) met
geassocieerde veranderingen in het metabolisme van eiwitten en vetten,
veroorzaakt door een relatief of absoluut tekort aan insuline of aan zijn cellulaire
werking.

INDELING
Syndroom = Meerdere vormen van diabetes met verschillende oorzaak, doch vooral
multipele gemeenschappelijke biochemische of klinische gevolgen.

Diabetes mellitus = duidelijk verhoogde glycemie, ongeacht de oorzaak.
DM: Ofwel heb je tekort aan insuline (absoluut) ofwel ben je weerstandig
aan de insuline (relatief). Lichaam zelf maakt onderscheid niet tussen 1 of 2
maar we noemen het wel allemaal diabetes omdat de verwikkelingen hetzelfde
zijn.
Gestoorde glycemie = mensen met een verhoogde glycemie maar onvoldoende om
van DM te spreken.

Gestoorde glucosetolerantie (IGT, impaired glucose tolerance) = storing in de waarde
na een orale glucosetolerantietest (OGTT). Deze groep pt staat kort bij de ontwikkeling
van diabetes en heeft reeds het typische diabetesrisicoprofiel op het ontwikkelen van
diabetesverwikkelingen.

- Verdubbeld risico op macroangiopathie (atheromatose)
- Sterk gestegen risico op microangiopathie

Impaired fasting glucose (IFG) = verhoogde nuchtere glycemie. Hun risicoprofiel is nog
onbekend maar wel anders dan bij de IGT: hun kans voor evolutie naar echte diabetes is
kleiner.

Diabetes insipidus = mensen plassen hier ook veel, urine loopt door maar ze hebben
ook veel dorst (insipidus), door probleem met vasopressine. Dit heeft niets te maken met
diabetes mellitus!

KLINISCHE VORMEN VAN DIABETES MELLITUS

Klinische vormen van (echte) diabetes mellitus worden ingedeeld volgens etiologie en/of
insulineresistentie of insulinedeficiëntie. 4 grote groepen.

1. Type 1 diabetes mellitus (3-4%)
 = immuungemedieerde bètacel destructie
 = (progressief) evoluerend naar absolute insulinedeficiëntie
 Insulineafhankelijk voor overleving
2. Type 2 diabetes mellitus (95%)


1

,  = variërend van hoofdzakelijk insulineresistentie met relatieve
insulindeficiëntie tot hoofdzakelijk deficiënte insulinesecretie met beperkte
insulineresistentie
 Meestal veralgemeende of tenminste viscerale obesitas
 Overleving is niet afhankelijk van insulinetoediening

3. Zwangerschapsdiabetes
 = diabetes gediagnosticeerd in de ZS (10%) na uitsluiting van andere
vormen van diabetes. Glycemie afwijking meestal vanaf 20 weken.
 Na bevalling verdwijnt de diabetes (al dan niet tijdelijk).
 Maternaal risico
i. Verhoogd risico op ZShypertensie
ii. 30-50% krijgt DM2 na de bevalling
 Foetaal risico:
i. Macrosomie
ii. Neonatale morbiditeit (long, lever,...)
 ZS diabetes is op zich niet geassocieerd met verhoogde perinatale
mortaliteit TENZIJ het om een niet gekende vooraf bestaande vorm van
diabetes gaat die pas in de ZS voor het eerst werd vastgesteld.
4. Andere specifieke vormen (“secundaire diabetes”)
- Ze tonen aan dat glucosehomeostase door zeer verscheidene
mechanismen kan worden verstoord.
a. Monogenetische oorzaken van diabetes
i. MODY (= maturity onset diabetes of the young; het is een
overkoepelende naam)
1. MODY 3: meest frequente vorm in West Europa. Autosomaal
dominant. Mutatie van HNF1 alfa gen.
2. MODY 5: mutatie HNF1 bèta. Er zijn ook bijkomende
afwijkingen van lever en nier (cysten)
3. MODY2: mutatie van glucokinase gen  glucoseniveau
waarop de bèta cel insulien secreteert is gereset.
4. Neonatale diabetes (zz): SUR1 mutatie (sulfonylurea
receptoren)
5. Wolfgram syndroom: WFS1 gen mutatie
ii. Mitochondriale DNA defecten (geassocieerd met doofheid en andere
stoornissen)
iii. Insulinereceptormutatie
iv. Lipoatrofische diabetes
b. Ziekte van exocriene pancreas
i. Pancreatitis; galstenen; alcoholische pancreatitis
ii. Pancreatectomie  absoluut tekort aan insuline
iii. Pancreascarcinoom  inslammatie  hyperglycemie
iv. Mucoviscidose of cystische fibrose; chrnoische aandoening
v. Hemochromatose = stapelziekte
vi. Fibrocalculeuse pancreatopathie (= vroegere tropische diabetes)
Je moet beeldvorming doen van de pancreas als de pt niet past binnen het
typische beeld van type 1 of 2 diabetes mellitus.
c. Endocriene afwijkingen: Acromegalie, Cushing syndroom, glucagonoma
d. Drug-induced: Glucocorticoïden, Diazoxide, Bèta blokkers,
Thiazidediuretica
e. Infectie: bv Congenitale rubella



2

, f. Specifieke immunologische afwijkingen: bv Anti-insuline (receptor)
antilichamen
g. Andere genetische syndromen
i. Down syndroom
ii. Turner syndroom
iii. Prader Willy syndroom
iv. Klinefelter syndroom

FYSIOLOGIE DIABETES MELLITUS

INSULINE IN CARBOHYDRAAT METABOLISME

Normale situatie

Insuline wordt gemaakt in pancreas < in de eilandjes van langerhans < bèta cellen.

 Door receptoren aan opp van de bèta cel die glucose herkennen
 Geholpen door
o Neurologische stimuli
o Hormonale stimuli
 Glucagon (van buurtcel, nl alfa cel)  minder insuline aanmaken.
 Incretines (bv GLP1; er zijn er tiental)  meer insuline aanmaken

Bèta cellen secreteren de insuline in het bloed  portaal systeem  Primaire doelorgaan
voor insuline = lever. First pass van insuline 95-98%.

Normaal: Lever  reserve van glucose aanleggen onder de vorm van glycogeen in
hepatocyten (stockage/glycogenese) + glycolyse stimuleren.

Bij diabetes mellitus

insuline valt weg of resistentie tegen insuline  signaal voor lichaam dat je aan het
vasten bent  glycogenolyse + gluconeogenese  glucose vrijzetten uit lever.

Insuline is een anabool hormoon.

INSULINE IN VETMETABOLISME

Normaal: GLUT4 stijgt verhoogt het glucose transport doorheen het celmembraan.

Vrij vetzuren stapelen het liefst in vetweefsel. Het stapelvetweefsel is het onderhuidse
vetweefsel, dat is nl de plaats waar vet bedoeld is om opgeslagen te worden.
Pathologische vetopslag is opslag in het hartweefsel, tussen darmen, etc.

Normale situatie

TG worden eerst afgebroken door lipasen (gestimuleerd door insuline) in de
bloedvatwand  FFA  Vetweefsel (lipase geïnhibeerd door insuline) neemt die FFA op
en worden opnieuw opgeslagen onder de vorm van TG.

Insuline remt ook carinitinepalmitoyltransferase-1 (CPT-1) zodat FFA niet in de
mitochondriën van de hepatocyten terecht komt. Hierdoor is er een bescherming tegen
overmatige vetverbranding

Bij diabetes mellitus (= vasten; insuline laag, glucagon hoog)



3

, Het lipase in het vetweefsel wordt gestimuleerd  Het opgeslagen TG zal nu
afgebroken worden (lipolyse) en de resulterende FFA komen in het bloed terecht.

Het lipase van de bloedvatwand wordt minder actief  minder opname van vetzuren.

FFA kunnen nu wel in de mitochondriën van hepatocyten terecht komen (FFA oxidatie)
 afbraak tot ketonen als energiebron.

- Type 1: geen insuline/absoluut wegvallen van insuline  lever produceert ketonen
(= lichaampjes waarvan sommigen zuur zijn, zoals bèta hydroxyboterzuur)  Het
lichaam wordt zuur, pH daalt, en daar kan het lichaam niet goed tegen 
diabetische ketoacidose.
 Type 2: rem op carnitinepalmitoyltransferase valt weg  FFA in mitochondrien van
lever terecht komen.

INSULINE IN PROTEÏNEN METABOLISME

Normale situatie

GLUT4 laat glucose transport doorheen celmembraan stijgen.

AA uptake. Eiwitmetabolisme wordt gestimuleerd door insuline. Insuline is een anabool
hormoon, alles wordt opgebouwd ( ketabool).

Bij diabetes mellitus

Proteiïne degradatie.

DIAGNOSE
DM is tot nu toe een metabole diagnose, waarbij symptomen en klinische tekens, met
bevestiging met labowaarden van verhoogde bloedsuikerspiegels, de clinicus leiden.

Meer en meer evolutie naar een meer etiologische diagnose waarbij de ziekte wordt
vastgesteld adhv biomerkers vooraleer er metabole afwijkingen zijn.

GLYCEMIEBEPALINGEN

Algemene vaststellingen:

 RBC hebben een lagere intracellulaire glucoseconcentratie + ze metaboliseren
glucose  15% lagere glucosewaarden bekomen tov plasmabepalingen
 Langdurig bewaren van het staal?  glycemie daalt door metabolisatie in de RBC
 Arteriële glycemie > veneuze glycemie. Reden: perifere weefsels nemen glucose
op (vooral na de maaltijd)  capillaire glycemie is ong 15% hoger dan de veneuze.

Diagnose van diabetes: veneus staal gebruiken!


WILLEKEURIGE EN NUCHTERE GLYCEMIE
- Een willekeurige glycemie > 200 mg/dl  hoge waarschijnlijkheid op diabetes
mellitus
o Stel er is een afwezigheid van diabetessymptomen  bepaling herhalen.

Bij symptomen: 1 bloedname is genoeg; (examen)



4
$24.81
Get access to the full document:

100% satisfaction guarantee
Immediately available after payment
Both online and in PDF
No strings attached


Also available in package deal

Get to know the seller

Seller avatar
Reputation scores are based on the amount of documents a seller has sold for a fee and the reviews they have received for those documents. There are three levels: Bronze, Silver and Gold. The better the reputation, the more your can rely on the quality of the sellers work.
lottestudent Katholieke Universiteit Leuven
Follow You need to be logged in order to follow users or courses
Sold
24
Member since
2 year
Number of followers
15
Documents
12
Last sold
6 months ago

0.0

0 reviews

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recently viewed by you

Why students choose Stuvia

Created by fellow students, verified by reviews

Quality you can trust: written by students who passed their tests and reviewed by others who've used these notes.

Didn't get what you expected? Choose another document

No worries! You can instantly pick a different document that better fits what you're looking for.

Pay as you like, start learning right away

No subscription, no commitments. Pay the way you're used to via credit card and download your PDF document instantly.

Student with book image

“Bought, downloaded, and aced it. It really can be that simple.”

Alisha Student

Frequently asked questions