Deel R. Dernau
1. Soorten grasvelden
Grasveldkunde: verzamelnaam voor kortgemaaide soortenarme grasvegetaties (sier- en speelgazon,
recreatieve ligweide, sportterreinen, bermen,..).
Graslandkunde: ‘landbouw’ wetenschap die grazige begroeiingen economisch optimaliseerd
(weiland, hooiweiden en velden voor winning van gras als veevoeder). Ook extensieve graslanden en
bloemenweiden horen hierbij.
1.2. Indeling van de ‘groene ruimte’ volgels functie
- Decoratief groen (kijkgroen): siergazons bij kastelen, openbare gebouwen,
voortuinen,…
- Gebruiksgroen (de recreatieve gazons): sportvelden, speelpleinen, ligweides,…
- Ecologisch groen: natuurreservaten, bermen en dijken, bossen, bloemenweiden,
wildweiden,…
2. Algemeenheden bij gazon
Gazon is de bodembedekking bij uitstek om ruimte te creëren.
De gazonvorm moet overeenstemmen met de geest van de tuin, bv. landschappelijk: vloeiende lijn,
architecturaal: strakke lijn.
Bij het ontwerpen van een gazonvorm moet rekening gehouden worden met:
- De maaivorm of maaipatroon
- Zo weinig mogelijk grasboorden
- Gazon dat in de schaduw staat vormt mos
Bij kleine tuinen moet de vraag gesteld worden of gras voorzien moet worden, zonder gras of
eventueel met kunstgras kan het ook mooi zijn.
De verwachtingen van tuinbezitters is de laatste decennia sterk veranderd, bv. ontspanning,
uitbreiding van de leefruimte, speelplaats voor de kinderen, kleiner, multifunctioneel,…
3. Aanleg van een gazon
3.1. Voorstudie
Grondsoort:
- Kaartmateriaal opvragen bij BDB
- Staal laten nemen
- Zelf herkennen (vraagt enige ervaring)
➔ Nadelen van de extreme bodemtexturen temperen (zand en klei).
- Zand: organisch materiaal inbrengen (groencompost, terra cottem,
bodemverbeteraar en kleimineralen bv. bentoniet).
- Klei/zware leem: grovere fractie invoeren (lavazand, 0/8mm)
Voordelen van lavazand: Harde, maar poreuze korrel, rijk aan luchtporiën (totaal
poriënvolume TPV = 40 ml/100 ml)
Verbetert de lucht-waterhuishouding waardoor overtollig regenwater sneller afgevoerd wordt
en de stabiliteit van de toplaag verbetert
, Blijft meerdere jaren in de toplaag aanwezig
Voor een betere beworteling en betere plantengroei
Dossisen:
- Zware leemgronden/klei: 3-4 ton/m², 10-15 cm diep inwerken in de bodem en nadien
de bodem 30-40 cm omspitten
- Matige/zware leemgronden: 1-2 ton/m², bij gazon 10-15 cm en bij siertuin tot 35 cm
inwerken in de bodem.
Er moet ook rekening gehouden worden met 5 groeifactoren van alle planten:
- Water
- Lucht
- Licht
- Temperatuur
- Voeding
Door bijvoorbeeld de vochthuishouding, maaihoogte, zuurtegraad en de grond te
veranderen/beïnvloeden worden gewenste soorten bevoordeeld ten opzichte van de ongewenste
soorten.
Ideale pH is tussen de 5,5 en 7.
Voorbeeld bodemstalen:
Lage pH → bekalken
Koolstof en humus-gehalte is goed
Voeding is ook goed
Grondwaterstand:
Te nat → draineren (best in de zomer)
Te droog → verrijken met organisch materiaal, kleimineralen
1. Soorten grasvelden
Grasveldkunde: verzamelnaam voor kortgemaaide soortenarme grasvegetaties (sier- en speelgazon,
recreatieve ligweide, sportterreinen, bermen,..).
Graslandkunde: ‘landbouw’ wetenschap die grazige begroeiingen economisch optimaliseerd
(weiland, hooiweiden en velden voor winning van gras als veevoeder). Ook extensieve graslanden en
bloemenweiden horen hierbij.
1.2. Indeling van de ‘groene ruimte’ volgels functie
- Decoratief groen (kijkgroen): siergazons bij kastelen, openbare gebouwen,
voortuinen,…
- Gebruiksgroen (de recreatieve gazons): sportvelden, speelpleinen, ligweides,…
- Ecologisch groen: natuurreservaten, bermen en dijken, bossen, bloemenweiden,
wildweiden,…
2. Algemeenheden bij gazon
Gazon is de bodembedekking bij uitstek om ruimte te creëren.
De gazonvorm moet overeenstemmen met de geest van de tuin, bv. landschappelijk: vloeiende lijn,
architecturaal: strakke lijn.
Bij het ontwerpen van een gazonvorm moet rekening gehouden worden met:
- De maaivorm of maaipatroon
- Zo weinig mogelijk grasboorden
- Gazon dat in de schaduw staat vormt mos
Bij kleine tuinen moet de vraag gesteld worden of gras voorzien moet worden, zonder gras of
eventueel met kunstgras kan het ook mooi zijn.
De verwachtingen van tuinbezitters is de laatste decennia sterk veranderd, bv. ontspanning,
uitbreiding van de leefruimte, speelplaats voor de kinderen, kleiner, multifunctioneel,…
3. Aanleg van een gazon
3.1. Voorstudie
Grondsoort:
- Kaartmateriaal opvragen bij BDB
- Staal laten nemen
- Zelf herkennen (vraagt enige ervaring)
➔ Nadelen van de extreme bodemtexturen temperen (zand en klei).
- Zand: organisch materiaal inbrengen (groencompost, terra cottem,
bodemverbeteraar en kleimineralen bv. bentoniet).
- Klei/zware leem: grovere fractie invoeren (lavazand, 0/8mm)
Voordelen van lavazand: Harde, maar poreuze korrel, rijk aan luchtporiën (totaal
poriënvolume TPV = 40 ml/100 ml)
Verbetert de lucht-waterhuishouding waardoor overtollig regenwater sneller afgevoerd wordt
en de stabiliteit van de toplaag verbetert
, Blijft meerdere jaren in de toplaag aanwezig
Voor een betere beworteling en betere plantengroei
Dossisen:
- Zware leemgronden/klei: 3-4 ton/m², 10-15 cm diep inwerken in de bodem en nadien
de bodem 30-40 cm omspitten
- Matige/zware leemgronden: 1-2 ton/m², bij gazon 10-15 cm en bij siertuin tot 35 cm
inwerken in de bodem.
Er moet ook rekening gehouden worden met 5 groeifactoren van alle planten:
- Water
- Lucht
- Licht
- Temperatuur
- Voeding
Door bijvoorbeeld de vochthuishouding, maaihoogte, zuurtegraad en de grond te
veranderen/beïnvloeden worden gewenste soorten bevoordeeld ten opzichte van de ongewenste
soorten.
Ideale pH is tussen de 5,5 en 7.
Voorbeeld bodemstalen:
Lage pH → bekalken
Koolstof en humus-gehalte is goed
Voeding is ook goed
Grondwaterstand:
Te nat → draineren (best in de zomer)
Te droog → verrijken met organisch materiaal, kleimineralen