Gebruik van hout in open lucht
1. Inleiding
Vele houtsoorten bezitten natuurlijke eigenschappen, die hen zeer geschikt
maken ais constructiemateriaal door:
- De grote sterkte bij relatief gering eigen gewicht
- De gemakkelijke bewerkbaarheid
- Het fraaie en natuurlijke aspect
2. Wat is hout?
2.1. Delen van de boom
Zie plantkunde
2.2. Opbouw van de stam
- M: merg:
De mergkoker heeft een dwarsdoorsnede van slechts enkele
millimeter. Hij bestaat uit een zachte stof. De biologische functie van
de mergkoker blijft beperkt tot de eerstejaarstengel van het
onderdeel van de boom waarin hij voorkomt.
- K: kernhout:
De functie van het kernhout is een mechanisch weerstand biedend
geraamte te vormen. Het kernhout werkt niet meer mee aan de
groei van de boom (ook holle bomen blijven leven). Het verschil
tussen kernhout en spinthout is duidelijk door het verschil in kleur:
meestal heeft het kernhout een donkerder kleur.
- SP: spinthout (stijgende sapstroom):
Het meestal lichter gekleurde spinthout, heeft als functie: het water
en de voedende bestanddelen die door de wortels uit de grond
worden opgenomen, tot in de bladeren te transporteren.
- C: cambium (groeilaag):
Dit is het groeiweefsel. Het maakt de diktegroei van de boom
mogelijk.
, Het is in dit weefsel dat de nieuwe cellen ontstaan (bij ons van mei
tot augustus).
- B: bast (dalende sapstroom):
De bastlaag ontstaat uit de nieuwe cellen die uit het cambium
voorkomen. Het zijn dus de cellen die aan de buitenkant van de
cambiumlaag gelegen zijn. De bastlaag staat in voor de dalende
sapstroom.
- S: schors:
De buitenste laag van de boom, die gevormd is door afgestorven
delen van de bast. Daar de schorslaag de normale groei van de
boom niet kan volgen, ontstaat door barsten en scheuren een
poreuze laag die de boomsappen bij hoge temperaturen moet
verhinderen uit te drogen, dus over het algemeen een bescherming
vormt tegen temperatuur, vochtigheid en ook mechanische
invloeden.
Doorsnede van een boomstam:
2.3. Het levensproces
Door middel van zijn wortelgestel pompt de boom water en in dat water
opgeloste voedingsstoffen en mineralen uit de grond, dit gedurende het
groeiseizoen.
Het spinthout zorgt voor het opwaartse transport van water en
voedingsstoffen, langs de stam, de takken en de twijgen tot in de bladeren.
In de bladeren wordt het opgepompte materiaal, met behulp van de zonne-
energie en koolzuur uit de lucht omgezet in door de boom assimileerbare
voedingsstoffen (bladgroenverrichting of chlorofyl verrichting).
Bij dit scheikundig proces komt zuurstof als « afvalproduct » vrij.
De in de bladeren gevormde voedingsstoffen worden door de bast naar
beneden getransporteerd en maken het mogelijk dat in het cambium
nieuwe cellen ontstaan en de verdere groei van de boom mogelijk wordt.
2.4. Diktegroei van het hout
1. Inleiding
Vele houtsoorten bezitten natuurlijke eigenschappen, die hen zeer geschikt
maken ais constructiemateriaal door:
- De grote sterkte bij relatief gering eigen gewicht
- De gemakkelijke bewerkbaarheid
- Het fraaie en natuurlijke aspect
2. Wat is hout?
2.1. Delen van de boom
Zie plantkunde
2.2. Opbouw van de stam
- M: merg:
De mergkoker heeft een dwarsdoorsnede van slechts enkele
millimeter. Hij bestaat uit een zachte stof. De biologische functie van
de mergkoker blijft beperkt tot de eerstejaarstengel van het
onderdeel van de boom waarin hij voorkomt.
- K: kernhout:
De functie van het kernhout is een mechanisch weerstand biedend
geraamte te vormen. Het kernhout werkt niet meer mee aan de
groei van de boom (ook holle bomen blijven leven). Het verschil
tussen kernhout en spinthout is duidelijk door het verschil in kleur:
meestal heeft het kernhout een donkerder kleur.
- SP: spinthout (stijgende sapstroom):
Het meestal lichter gekleurde spinthout, heeft als functie: het water
en de voedende bestanddelen die door de wortels uit de grond
worden opgenomen, tot in de bladeren te transporteren.
- C: cambium (groeilaag):
Dit is het groeiweefsel. Het maakt de diktegroei van de boom
mogelijk.
, Het is in dit weefsel dat de nieuwe cellen ontstaan (bij ons van mei
tot augustus).
- B: bast (dalende sapstroom):
De bastlaag ontstaat uit de nieuwe cellen die uit het cambium
voorkomen. Het zijn dus de cellen die aan de buitenkant van de
cambiumlaag gelegen zijn. De bastlaag staat in voor de dalende
sapstroom.
- S: schors:
De buitenste laag van de boom, die gevormd is door afgestorven
delen van de bast. Daar de schorslaag de normale groei van de
boom niet kan volgen, ontstaat door barsten en scheuren een
poreuze laag die de boomsappen bij hoge temperaturen moet
verhinderen uit te drogen, dus over het algemeen een bescherming
vormt tegen temperatuur, vochtigheid en ook mechanische
invloeden.
Doorsnede van een boomstam:
2.3. Het levensproces
Door middel van zijn wortelgestel pompt de boom water en in dat water
opgeloste voedingsstoffen en mineralen uit de grond, dit gedurende het
groeiseizoen.
Het spinthout zorgt voor het opwaartse transport van water en
voedingsstoffen, langs de stam, de takken en de twijgen tot in de bladeren.
In de bladeren wordt het opgepompte materiaal, met behulp van de zonne-
energie en koolzuur uit de lucht omgezet in door de boom assimileerbare
voedingsstoffen (bladgroenverrichting of chlorofyl verrichting).
Bij dit scheikundig proces komt zuurstof als « afvalproduct » vrij.
De in de bladeren gevormde voedingsstoffen worden door de bast naar
beneden getransporteerd en maken het mogelijk dat in het cambium
nieuwe cellen ontstaan en de verdere groei van de boom mogelijk wordt.
2.4. Diktegroei van het hout