Probleem 1
Definitie; wat is de biocriminologie?
Biocriminologie = een subdiscipline van de criminologie dat biologische en genetische factoren en
hun relatie tot crimineel gedrag onderzoekt.
Biopsychologie = de
wetenschappelijke
bestudering van de
biologische basis van het
Welke verschillende perspectieven/paradigma's uit de biologie en psychologie
worden er in de criminologie gebruikt om criminaliteit te verklaren?
Klassieke Criminologie / Classicisme
Mensen zijn rationele actoren; ze nemen beslissingen over acties op basis van kosten-batenanalyse.
Bestudeert de misdaad, niet de misdadiger
Beccaria (zo min mogelijk straf, zo veel mogelijk vrijheid) & Bentham (plezier-pijnprincipe):
- Het strafsysteem moet voorspelbaar zijn, proportioneel (zo min mogelijk), gereguleerd
Preventie van criminaliteit:
- Zekerheid (hoe waarschijnlijk het is dat straf zal plaatsvinden)
- Snelheid (hoe snel er gestraft wordt)
- Ernst (hoeveel 'pijn' er wordt toegebracht)
Kritiek:
- Niet iedereen handelt uit vrije wil
- Sociale ongelijkheid wordt genegeerd
- Gaat uit van de rationaliteit van mensen
Positivisme
Het wetenschappelijk denken legde nu meer nadruk op ideeën die beweerden dat menselijk gedrag
werd bepaald door factoren zoals biologie en fysiologie.
Begin van het determinisme + focus op de dader
,Missie: het creëren van een betere samenleving door de toepassing van wetenschappelijke principes.
Kritiek:
- Omstandigheden worden niet meegenomen
- Individuele verantwoordelijkheid wordt vermeden
- Criminelen en niet-criminelen worden van elkaar onderscheiden
Hoe heeft de biocriminologie zich ontwikkeld?
Baptiste Della Porte (1535): eerste studie gelaatstrekken.
Lavater (1741): fysionomie relatie tussen gelaatstrekken en gedrag.
Gall (1758-1828): frenologie = studie van de vorm van de schedel om criminaliteit te begrijpen.
Ferri (1856-1929): aandacht aan sociale en omgevingsfactoren om criminaliteit te verklaren.
Garofalo (1852-1934): belang van wetenschappelijke methodologie voor de studie van criminaliteit +
meer bezig met maatschappelijke belangen dat met individuele rechten.
Sheldon: keek naar 'lichaamstypes' of somatypes die in relatie zouden staan tot temperamenten.
Eugenetica: probeert het menselijk gedrag te verklaren door middel van genetica
Positieve eugenetica: beleidsvoorschriften -> pogingen om de genenpool te verbeteren door
het aanmoedigen van de genetisch goed bedeelden om zich vaker voort te planten
Negatieve eugenetica: vier manieren om de genenpool te verbeteren:
1. Permanente segregatie
2. Sterilisatie
3. Restrictief huwelijksbeleid
4. Restrictief immigratiebeleid
Tweelingstudies: als één-eiige tweelingen in gedrag op elkaar lijken, is dit bewijs voor genetische
invloed.
Onderzoeken -> meer gelijkheid bij één-eiige tweelingen dan bij twee-eiige tweelingen.
Adoptie: als geadopteerde kinderen op hun biologische ouders lijken in plaats van op hun
adoptieouders, dan is dit potentieel bewijs van een genetische invloed.
Biochemische factoren (impulsiviteit)
Centraal zenuwstelsel -> een aantal vroege onderzoeken bleken een verband te vinden tussen
abnormale hersenactiviteit en ernstige misdaden
, ADHD -> er is een significant verband tussen typische ADHD-metingen van gedragsproblemen en
aanstootgevende patronen.
Neurotransmitters:
Chemische stoffen die het mogelijk maken om elektrische impulsen in de hersenen door te geven en
de grondslag vormen voor de verwerking van informatie.
-> link met antisociaal gedrag
Hormonen -> testosteron: agressie
Voeding -> verschillende oorzaken van de relatie van voeding met criminaliteit; niet genetisch
bepaald
Conclusie:
Biologische factoren hebben vrijwel zeker een rol bij het vaststellen van crimineel gedrag
De omvang van deze rol is over het algemeen klein
Dergelijke effecten worden sterk gemedieerd door, of treden alleen op in interactie met,
bredere sociale of omgevingsfactoren
Welke implicaties en/of gevolgen heeft dit voor de rechtspraak?
BURUMA ‘over biologie,
technologie en Strafrecht’
1) Inzicht in het brein van
de dader staat niet inde
weg bij het ‘aansprakelijk’
stellen -> heeft geen
invloed! =
aansprakelijkheid van de
dader blijft vooralsnog!
BURUMA ‘over biologie,
technologie en Strafrecht’
Definitie; wat is de biocriminologie?
Biocriminologie = een subdiscipline van de criminologie dat biologische en genetische factoren en
hun relatie tot crimineel gedrag onderzoekt.
Biopsychologie = de
wetenschappelijke
bestudering van de
biologische basis van het
Welke verschillende perspectieven/paradigma's uit de biologie en psychologie
worden er in de criminologie gebruikt om criminaliteit te verklaren?
Klassieke Criminologie / Classicisme
Mensen zijn rationele actoren; ze nemen beslissingen over acties op basis van kosten-batenanalyse.
Bestudeert de misdaad, niet de misdadiger
Beccaria (zo min mogelijk straf, zo veel mogelijk vrijheid) & Bentham (plezier-pijnprincipe):
- Het strafsysteem moet voorspelbaar zijn, proportioneel (zo min mogelijk), gereguleerd
Preventie van criminaliteit:
- Zekerheid (hoe waarschijnlijk het is dat straf zal plaatsvinden)
- Snelheid (hoe snel er gestraft wordt)
- Ernst (hoeveel 'pijn' er wordt toegebracht)
Kritiek:
- Niet iedereen handelt uit vrije wil
- Sociale ongelijkheid wordt genegeerd
- Gaat uit van de rationaliteit van mensen
Positivisme
Het wetenschappelijk denken legde nu meer nadruk op ideeën die beweerden dat menselijk gedrag
werd bepaald door factoren zoals biologie en fysiologie.
Begin van het determinisme + focus op de dader
,Missie: het creëren van een betere samenleving door de toepassing van wetenschappelijke principes.
Kritiek:
- Omstandigheden worden niet meegenomen
- Individuele verantwoordelijkheid wordt vermeden
- Criminelen en niet-criminelen worden van elkaar onderscheiden
Hoe heeft de biocriminologie zich ontwikkeld?
Baptiste Della Porte (1535): eerste studie gelaatstrekken.
Lavater (1741): fysionomie relatie tussen gelaatstrekken en gedrag.
Gall (1758-1828): frenologie = studie van de vorm van de schedel om criminaliteit te begrijpen.
Ferri (1856-1929): aandacht aan sociale en omgevingsfactoren om criminaliteit te verklaren.
Garofalo (1852-1934): belang van wetenschappelijke methodologie voor de studie van criminaliteit +
meer bezig met maatschappelijke belangen dat met individuele rechten.
Sheldon: keek naar 'lichaamstypes' of somatypes die in relatie zouden staan tot temperamenten.
Eugenetica: probeert het menselijk gedrag te verklaren door middel van genetica
Positieve eugenetica: beleidsvoorschriften -> pogingen om de genenpool te verbeteren door
het aanmoedigen van de genetisch goed bedeelden om zich vaker voort te planten
Negatieve eugenetica: vier manieren om de genenpool te verbeteren:
1. Permanente segregatie
2. Sterilisatie
3. Restrictief huwelijksbeleid
4. Restrictief immigratiebeleid
Tweelingstudies: als één-eiige tweelingen in gedrag op elkaar lijken, is dit bewijs voor genetische
invloed.
Onderzoeken -> meer gelijkheid bij één-eiige tweelingen dan bij twee-eiige tweelingen.
Adoptie: als geadopteerde kinderen op hun biologische ouders lijken in plaats van op hun
adoptieouders, dan is dit potentieel bewijs van een genetische invloed.
Biochemische factoren (impulsiviteit)
Centraal zenuwstelsel -> een aantal vroege onderzoeken bleken een verband te vinden tussen
abnormale hersenactiviteit en ernstige misdaden
, ADHD -> er is een significant verband tussen typische ADHD-metingen van gedragsproblemen en
aanstootgevende patronen.
Neurotransmitters:
Chemische stoffen die het mogelijk maken om elektrische impulsen in de hersenen door te geven en
de grondslag vormen voor de verwerking van informatie.
-> link met antisociaal gedrag
Hormonen -> testosteron: agressie
Voeding -> verschillende oorzaken van de relatie van voeding met criminaliteit; niet genetisch
bepaald
Conclusie:
Biologische factoren hebben vrijwel zeker een rol bij het vaststellen van crimineel gedrag
De omvang van deze rol is over het algemeen klein
Dergelijke effecten worden sterk gemedieerd door, of treden alleen op in interactie met,
bredere sociale of omgevingsfactoren
Welke implicaties en/of gevolgen heeft dit voor de rechtspraak?
BURUMA ‘over biologie,
technologie en Strafrecht’
1) Inzicht in het brein van
de dader staat niet inde
weg bij het ‘aansprakelijk’
stellen -> heeft geen
invloed! =
aansprakelijkheid van de
dader blijft vooralsnog!
BURUMA ‘over biologie,
technologie en Strafrecht’