namen en begrippen:
a. Systematische theologie
Systematische theologie is de discipline binnen de theologie die het
geloofsdenken ordent en doordenkt in coherente concepten en doctrines.
Ze onderzoekt de interne samenhang van theologische begrippen en hoe
deze zich verhouden tot de Bijbel, traditie, cultuur en filosofie.
Systematische theologie omvat thema’s zoals de godsleer, triniteit,
christologie en eschatologie. Het heeft een funderende functie binnen de
theologie en reflecteert zowel kritisch als constructief op
geloofsuitspraken.
b. Anselmus van Canterbury
Anselmus van Canterbury (1033-1109) was een middeleeuwse theoloog en
filosoof, bekend om zijn ‘ontologisch argument’ voor het bestaan van God.
In zijn werk Proslogion stelt hij dat God “datgene is waarboven niets
groters gedacht kan worden” en dat dit conceptueel ook reëel moet
bestaan. Anselmus was ook een belangrijke figuur in de scholastiek en
benadrukte de rationele consistentie van het geloof. Zijn invloed is nog
steeds merkbaar in zowel de filosofie als de theologie.
c. Deïsme
Het deïsme is een religieuze en filosofische stroming die stelt dat God wel
de wereld heeft geschapen, maar daarna geen actieve rol meer speelt in
de schepping. Deïsten geloven in een goddelijke eerste oorzaak, maar
wijzen openbaring, mirakels en het idee van een persoonlijke God af. Dit
gedachtegoed werd populair tijdens de Verlichting en beïnvloedde denkers
zoals Voltaire en Thomas Paine.
d. Via negativa
De via negativa (ook wel apofatische theologie genoemd) is een
benadering van godsleer waarin men God vooral omschrijft door te zeggen
wat Hij niet is. Dit in tegenstelling tot kataphatische theologie, die
probeert God positief te beschrijven. Apofatische theologie vindt haar
oorsprong in de mystieke traditie en werd benadrukt door kerkvaders zoals
Pseudo-Dionysius en Meister Eckhart.
e. Filioque
Het filioque (“en van de Zoon”) verwijst naar een toevoeging aan de
geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel, waarin wordt gesteld dat de
Heilige Geest uitgaat van zowel de Vader als de Zoon. Deze toevoeging
leidde tot theologische en kerkelijke conflicten tussen de westerse (rooms-
, katholieke) en oosterse (orthodoxe) kerken, en droeg bij aan het Grote
Schisma van 1054.
2. Inleiding in de triniteitstheologie
De christelijke leer over de Drie-eenheid (Triniteit) stelt dat God bestaat als
één wezen in drie personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De
ontwikkeling van de triniteitstheologie was een complex proces, waarin
verschillende stromingen en concilies een rol speelden.
Immanente en economische Triniteit
De immanente Triniteit verwijst naar de innerlijke relatie binnen God zelf,
onafhankelijk van de schepping en openbaring. De economische Triniteit
betreft hoe God zich in de geschiedenis en in de economie van het heil
openbaart, met de Vader als schepper, de Zoon als verlosser en de Geest
als heiligmaker.
Modalisme
Het modalisme is een trinitarische ketterij die stelt dat Vader, Zoon en
Geest geen onderscheiden personen zijn, maar verschillende ‘modi’ of
verschijningsvormen van één en dezelfde God. Dit werd veroordeeld
omdat het de persoonlijke onderscheidenheid binnen de Triniteit ontkent.
Subordinationisme
Het subordinationisme houdt in dat de Zoon en de Geest ondergeschikt
zijn aan de Vader, wat impliceert dat zij niet volledig Goddelijk zouden zijn.
Dit werd bestreden door het Concilie van Nicea (325), dat de Zoon als
homoousios (van hetzelfde wezen als de Vader) definieerde.
Het Concilie van Nicea en homoousios
Tijdens het Concilie van Nicea werd het arianisme verworpen en werd de
term homoousios gebruikt om te bevestigen dat Christus volledig God is
en dezelfde goddelijke natuur deelt met de Vader.
Hypostasis en prosopon
De Griekse termen hypostasis en prosopon verwijzen naar respectievelijk
de ‘persoonlijke identiteit’ en het ‘aangezicht’ van de drie personen van de
Triniteit. De vroege kerk gebruikte deze termen om de drie-eenheid te
verklaren zonder het monotheïsme in gevaar te brengen.
Perichoresis
Perichoresis (wederzijdse inwoning) beschrijft de onderlinge relatie tussen
de drie goddelijke personen, waarbij zij volledig in elkaar aanwezig zijn